WALING DIJKSTRA NOG NIET VERGETEN: LEEUWARDEN 500 JAAR LEESWIJZER VOOR ALLE SCHOLIEREN IN DE STAD 1*1H«# Onze abonnee, de heer ing. J. Andringa te Uden stuurde ons een aardige herinnering aan het vijfhonderdjarig bestaan van Leeuwar den, gevierd in 1935: een leeswijzer met de wapens van Friesland en Leeuwarden en de afbeeldingen van enkele aardige punten in de stad. In het midden een tekst, die ons vertelt, dat de gemeente toen tweeënvijftigduizend zielen telde. De leeswijzer is uitgereikt aan „alle schoolkinderen van de stad onzer inwoning" en we mogen dan ook veronderstellen, dat er nog heel wat oudere lezers zijn, die het kaartje, net als de heer Andringa, goed hebben bewaard. Al eens eerder hebben wij in onze krant aandacht besteed aan het alleraardigste boekje met herinneringen, dat schaak vrienden van Philidor samenstel den na het overlijden van Waling Dijkstra, de grote man in de Friese schaakwereld in de laatste vijftig jaar. Vandaag nemen wij graag het verhaal over, dat Leen Scholl in dit boekje over de unieke figuur van Waling Dijk stra schreef. Het gebeurde in het begin van de vijftiger jaren dat onze club een uitnodiging kreeg voor het spe len van een vriendschappelijke wedstrijd tegen een team, samen gesteld uit de beste schakers van Dortmund. Met veel moeite luk te het om een flink aantal Phili- dorspelers bij elkaar te tromme len, die (hoe kan het anders) onder leiding van WALING der waarts togen om zich met de Dortmunders te meten. Het eco nomisch herstel van West- Duitsland, later het 'Wirtschafts- wunder' genoemd, was toen nog pas in zijn beginfase maar het bleek alras dat de Dortmunders niets onbeproefd hadden gelaten om ons een groots welkom te bereiden: een ontvangst ten stad- huize door het gemeentebestuur, excursies, bezoek aan een brou werij en noem maar op. Het hoogtepunt van ons bezoek was wel een speciaal voor ons georga niseerde feestavond die klonk als een klok en waaraan diverse plaatselijke artiesten hun mede werking verleenden. Aan het begin van die feestavond werd plotseling bekend gemaakt, dat niemand minder dan de 'Herr Oberbürgermeister' van deze in dustrie-metropool 'die verehrten hollandischen Gaste' zou toe spreken. Het werd een daveren de speech met zoveel compli menten in onze richting, dat wij het bijna benauwd kregen. De hoffelijkheid vereiste natuurlijk een reactie van onze kant. En dus beklom onze Waling als leider van het Philidorteam geheel on voorbereid het podium om zijn pücht te doen. Op dat ogenblik hielden wij de adem in, wetende dat het gebruik van de Duitse taal nu juist niet tot de sterkste punten van Waling behoorde Het was inderdaad een zonder ling mengelmoes van klanken dat over onze hoofden werd uitge stort, een taaltje dat even weinig gemeen had met Duits als het zogenaamde Stadfries met Diep vries. Maaro wonderer was toch niemand die smuik lach te of enig ander teken gaf geshoc keerd te zijn door de verkrach ting van een taalDe vlotte, luchtige manier waarop Waling, niet gehinderd door aarzeling of schroomvalligheid, zijn zegje deed, zijn complimentjes rond strooide, deed iedereen geboeid en geamuseerd luisteren. Hij kreeg een geestdriftig applaus en mijn Duitse buurlui verzekerden om strijd, dat ze direct al gezien hadden dat onze teamledier 'ein vomehmer Herr' (een beschaafd en edel mens) was. Waarom ik dit voorval naar vo ren haal? Omdat ik het zo type rend acht voor de indruk dié Waling op anderen maakte, type rend voor de uitstraling van zijn energieke persoonlijkheid, zijn hele manier van optreden, type rend voor de gave die hij had om vertrouwen en sympathie te wekken. Was het de bonhomie van deze ridderlijke, robuuste figuur, zijn durf en zelfvertrou wen (dat nooit in zelfgenoeg zaamheid ontaardde) waarmede hij iedereen voor zich innam? Was het zijn stijl van acteren, zijn stemgeluid, zijn gestes of intona ties, die dit effect teweegbrach ten, hoewel (bij het gegeven voorval) bijna niemand kon heb ben verstaan wat hij precies zei? Dit zijn vragen, die in de sfeqr van de psychologie liggen, in ieder geval had Waling iets (je ne sais quoi) wat wij allemaal mis sen, iets wat moeilijk onder woorden is te brengen, maar wat juist de geboren leider kenmerkt. Pas later, in verschillende func ties bij Philidor en bij de Friese Schaakbond, heb ik Waling nog beter leren kennen. Hij was de ziel van alles, de spil waarom heen alles draaide en bovendien de steun en toeverlaat van alle schakers, die dan ook graag met hem op stap gingen. Het was een plezier met zo'n man te mogen samenwerken. Vergaderingen onder voorzitterschap van Wa ling waren altijd een succes: zijn morele kredietwaardigheid was zo groot dat nooit iemand zich geroepen voelde hem te weer spreken. Waren er moeilijkheden, interne meningsverschillen, dan besprak je die met Waling. Niemand an ders kon op zo elegante manier moeilijke knopen doorhakken, beslissingen nemen die iedereen accepteerde, schakers uit de put helpen, tot nieuwe strijdlust in spireren. Hij was de gezagsdra ger bij uitnemendheid, niet om dat hij als zodanig benoemd was, maar gewoon van nature. Ik behoef hier niet alle initiatie ven te memoreren, die Waling op schaakorganisatorisch gebied ontplooide, alle plannen die hij ontwierp enmeestal ook ten- uitvoerlegde. Want tot het genre der zogenaamde 'luchtfietsers' behoorde hij niet. Wie anders dan hij zou bijvoorbeeld in staat zijn geweest de strijd om het kam pioenschap van Nederland tot een jaarlijks wederkerend evene ment te maken en dit toumooi naar Leeuwarden te halen? En nog herinner ik mij de grootste stunt, die in de vijftiger jaren werd opgevoerd, toen het o.m. aan zijn besluitvaardigheid, vast houdendheid en organisatorisch talent te danken was, dat het kandidatentournooi voor het we reldkampioenschap met deelne ming van alle schaakgroten der aardbol (o.a. Smyslov, Euwe, Geiler, de jonge Spassky enz.) ten dele in Friesland hoofdstad (jawel, in de Beurs!) kon plaats vinden. Allengs kreeg Leeuwarden een naam als schaakstad vooral dankzij Waling. Hij was welis waar teveel wereldburger om chauvinist te zijn (zoiets was hem volkomen vreemd), maar zijn verknochtheid aan Leeuwarden staat buiten twijfel. Het is opval lend, dat Walings streven er altijd op gericht is geweest om schaak evenementen naar zijn eigen stad te halen. Dit verklaart meteen waarom hij zoveel waarde hecht te aan het instandhouden (in de hoofdklasse) van Philidors eerste tiental, dat zijn trots en zijn glorie uitmaakte. Het was Waling die dit tiental heeft opgebouwd en met bezieling op de been heeft gehouden, waarbij hij voor finan ciële offers niet terugdeinsde. Het ziet er nu maar uit, dat wij met Walings verscheiden ook zijn roemruchte team zullen moeten afschrijven. Vanwege het treurige feit, dat er in dit tijdsbestek van economische ma laise geen financiële middelen te vinden zijn, die het aanblijven van enkele topspelers mogelijk maken. Waling en Waling alleen zorgde voor de houtvaste lijm, die dit unieke team bij elkaar kon houden. Met angst en beven is de moge lijkheid van Walings overlijden al eens eerder geopperd. Het begon al in 1965 toen hem (op weg naar het Hoogoventoernooi) een ernstig auto-ongeluk over kwam, dat hem een zware handi cap aan zijn been bezorgde, waardoor hij moeite kreeg met lopen. Dit moet voor een zo sportief ingestelde man zwaar te dragen zijn geweest. Maar hij droeg deze last met humor en gelatenheid, ik heb er hem nooit over horen klagen. Ook later heeft hij nog verschillende opera ties ondergaan, die gevolgd wer den door een glorieuze rentree in het strijdperk waarbij hij steeds verzekerde dat hij 'ijzersterk' was teruggekomen. Allengs kreeg hij de schijn van onver woestbaarheid en wij hoopten dat hij de leeftijd der zeer sterken wel zou halen. Het heeft niet zo mogen zijn. De trieste mare, dat de levensklok van Waling voor goed tot stilstand was gekomen, heeft onze harten vervuld met verbijstering en verslagenheid en vervolgens met weemoed en be rusting. Geconfronteerd met de harde realiteit van zijn dood, rest ons niet anders dan een respect vol en dankbaar gedenken van Walings leven en werk. Het is goed, dat dit in een speciaal aan hem gewijd memorandum kan gebeuren. Want de herinnering aan deze unieke schaakvriend mag niet vervagen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 13