Lezers klommen in de pen Vervolg van pag. 5 naar graan rook. En ik stond vol ontzag te kijken naar die grote stoommachine. Mijn broertje had een kleine met een spirituslichtje die zo mooi kon draaien, en van alles trekken. En die enorme ketel met een vuurmond, waar grote scheppen bij stonden en die hoge berg kolen. "Mien vaders fabriek" zeiden wij altijd. Ik kreeg wel eens een maiskolf, daar kon je de pitjes uithalen, waarop je dan heerlijk kon kau wen. Dat verhaal laatst over die gas- kousjes was ook zo echt. Wij haalden altijd een kousje in een doosje bij Hartkamp. Dan was 't nog aardig sterk. Moeder zette 't in de lamp, daarna hield ze er een lucifer bij, dan kreeg je een grote vlam. Dan was 't klaar voor gebruik. Maar ze waren niet zo sterk, als wij op de zolder wild speelden, riep moeder: "Stamp niet zo, anders gaat het gaskousje weer stuk". Naast Hartkamp op het Vliet had je Goedemoed, een sigarenwin kel. Daar moest ik zaterdags zes sigaren voor een dubbeltje halen voor vader. De sigaren kwamen met een pijpje er bij, in een zakje met een rebus. Naast Goedemoed was De Jong, die had kruidenierswaren en een kroeg. Dan Swart, wiens oudste zoon studeerde voor pastoor. In de vacantie liep hij in 't zwart, dat vonden we vreemd. Dan kwam de sigarenfabriek, die had een hoge muur waartegen we fijn konden kaatseballen. Op 't Vliet was altijd wat te doen. Op 't Zuidvliet, aan 't begin was een kroeg, daar liepen we hard voor bij. Daar kwamen soms dronken kerels uit en een stank, als de deur open ging! Dan kwam de pottebakkerij van Dorama. Daar konden we haast niet wegkomen. Dan zagen we hoe ze een homp klei op de schijf gooiden, en er vorm aan gaven, er soms heel handig gaatjes in sneden en oren aan maakten. We verdrongen ons voor dat raam om 't maar goed te zien. En dan de middelste brug, daar mochten we helpen om de brug weer plat te krijgen. Dan liepen we tegen de hoogte op, tot de brug weer vlak was. Aan de zuidkant van 't Vliet waren grote graanpakhuizen. Aan de noordkant liepen man nen met zakken graan al maar de trappen op en neer. De ene trap op, de volgende met de lege zak neer. Dan hoefden ze niet op elkaar te wachten. Die mannen hadden een jutezak op, zo gevouwen, dat het een muts werd die hen over de schou ders en rug viel. Ze hadden een gestreepte blauwe onderbroek aan, met bandjes onder de knie vast. De baas van de factorij, een invalide, zat aan de overkant op de grond te loeren, net boven 't glas van de deur, of de mannen wel hard werkten. Die niet al te hard werkte, werd de volgende dag niet weer aangenomen. Als 't ijs overal vertrouwd was, kon je fijn op 't Vliet je schaatsen onderbinden, en de hele stad door rijden. Alles leek heel an ders vanaf de gracht. En dan onder de Lange Pijp door. Daar was 't in het midden aardig don ker. Dat was heerlijk griezelig! Leeuwarden M. A. Stolte-Schuitema HOEDENWINKELS Toen 't Kleine Krantsje weer door de bus gleed was het snel de boel aan de kant en gauw even lezen. Het was weer goed te lezen, wat er geschreven werd over de hoedenzaak op de hoek van de Peperstraat. Ik heb daar zelf ook wel gekocht, want ik was echt een hoedengek. Als er ergens een mooi hoedje in de etalage stond, dan dacht ik, die is voor mij en dan maar sparen. Want ze waren niet goed koop. Telkens even zien of zo'n hoedje er nog stond en ja, dan kwam eindelijk de grote dag. Mijn moe der zei vaak: „die is veel te deftig," maar ik had het hoedje toch. Nu over de zaak op de Put. Die was op de hoek van de Sacra mentsstraat en het was de zaak van Feitsma. Daar werkten een paar meisjes, ook een dochter van kapper De Vries van de Nieuweburen en een dochter van Van Aken - zij trouwde later met de zoon van slager Van der Form. Zij had twee broers, de ene was klein, de ander erg groot en beiden waren ze musicus. Zij woonden naast mijn grootmoe der in de Poststraat. Een kennisje van mij, een doch ter van Heiner, werkte ook bij Feitsma. Zij heeft nog eens een hoed voor mij vermaakt, heel erg mooi, dat kon in die tijd nog. Dan was er ook nog een hoeden winkel op de Voorstreek tussen de Wortelhaven en de Sacra mentsstraat. Die zaak was van een Meyer. Daar waren twee dochters. Er was op de Nieuwestad ook nog een hoedenzaak en wel van de dames Thijms en ook nog een op de hoek van het Schavemek. Ook daar stond eens een hoed waaraan ik mijn hart had verlo ren. Ik werkte drie dagen in de week bij kapper Wildevuur aan de stille kant van de Nieuwestad en steeds ging ik even kijken, tot het zo ver was dat ik die hoed kon kopen. Wat was ik dan trots! Niet ver van de Doelesteeg waar ik geboren ben had Feitsma een snoepzaak naast ons, Feitsma is toen een hoedenzaak begonnen op de Nieuwestad. Mijn moeder kocht een hoed toen ze voor de tweede keer trouwde. Ik zie nog die hoge blauw.e hoededoos. Het was een hele hoge hoed, dat zal toen wel mode zijn geweest. Nu weet ik nog een hoedenzaak van vroeger, die was van een zuster van mijn eigen vader, De Kant op de Wirdumerdijk, waar later een bankgebouw kwam. Mijn tante was specialiste in ca- pothoedjes voor onder de oorij zers. Haar zuster heeft jarenlang in de winkel van 'Dove' Jelle Huisenga gestaan, antiek enzovoort. Zij trouwde met Hein Eerligh, die een garagebedrijf had. Tot slot: wij hebben veel vrien den gekregen door het fijne Krantsje en dat is voor ons oude mensen (ik ben zesenzeventig, mijn man negenenzeventig) een heel genot; wij hopen het dan ook nog lang te ontvangen. Naast de tuin van de pastorie lag ter linkerzijde een stuk grond, waarop door Huizinga, die op de hoek van de Schrans en de Heyermansstraat woonde, groente werd verbouwd. Ook snijbonen en die leverden door de gekruiste stokken waarlangs ze werden geleid, prachtige schuilplaatsen om omgezien weg te komen bij het verstoppertje spelen. RUITJETIKKEN Bij donkerkonjejeindetuinook goed verdekt opstellen bij het ruitjetikken. Een knoop, een kromme speld en wat naaigaren, alles uit moeders naaidoos, wer den zodanig aan elkaar en in de stopverf van het raam bevestigd, datje het eind van de lange draad maar hoefde aan te trekken om de knoop tegen het glas te laten tikken. Het duurde nooit lang of er kwam wel iemand buiten kij ken wie daar tegen het raam tikte. Zodra ze binnen waren begon het getik opnieuw voor de slachtoffers om er tureluurs van te worden. Naast de groentetuin stond een gebouw, dat vroeger het armhuis was geweest. Aan de achterkant woonde Lammert Faber, werk zaam bij gemeentewerken. Ook "bij hem gingen we een keer ruitjetikken, maar hij had zeker gauw door wat er aan de hand was, zodat we ternauwernood konden ontsnappen na onze vlucht door de groentetuin. Dat zal Huizinga de volgende dag wel niet zo leuk gevonden hebben. De ingang van het toen nog zo geheten armhuis was aan de straatkant. In het midden een brede gang met links een kamer, bewoond door een familie met veel kinderen. Zaterdags ging de hele schare in de tobbe en omdat er geen gordijnen voor de ramen hingen werd dat voor ons altijd een gratis filmvoorstelling. Aan de rechterkant van de gang waren twee grote kamers, waar van de grootste werd bewoond door Jaai en Gerke Kindermans. Ze waren uit Duitsland gekomen. Gerke werkte als arbeider bij boer Kingma. Om wat bij te verdienen verkochten ze o.a. los se sigaretten voor een cent per stuk. Dat gebeurde wel meer in die tijd. STOER KARWEI De familie Kindermans had vier kinderen, van wie Romkje bij mij in de klas zat. Op een paaszondag vroeg ze mij of ik een sigaret wou roken. Ik had weinig bedenktijd nodig om dat stoere karwei op te knappen. Op de terugweg naar huis begon ik me niet zo erg lekker te voelen en thuis bleek men al aan de broodmaaltijd te zitten - met als paasattractie twee eieren de man. Dat was iets, waarop je je al dagen van tevoren kon verheu gen, want een ei kreeg je anders alleen bij ziekte om weer aan te sterken. Mijn moeder had al gauw in de gaten, dat er iets mis was, want ik werd zo bleek als een doek en desge vraagd kwam eindelijk het hoge woord er uit: 'Romkje hat mij sigaret joun". Ik rhad het nog niet gezegd, ik rende de kamer uit om in de stal over te geven. Nog jaren later werd ik door mijn broers met Pasen met dit voorval geplaagd. Naast het armhuis stond de bak kerij van Elgersma, bij wie we soms "kustekoek" mochten ha len. Vooral rond de Sinterklaas was het een gezellige drukte in die winkel. Dan werden er in het dagelijks woonkamertje mooie tafels met taai, speculaas en mar sepein opgesteld. In grote man den, aan een juk door vrouwen gedragen, werden al deze heer lijkheden later uitgevent, 's Mor gens kon je dan wel eens een speculaasje, een suikerbeestje of een taai-mannetje in de kous bij de schoorsteen vinden. Bakker Elgersma had twee kwaaie herdershonden, die hij op .zomeravonden aan het africhten was. Naast de bakkerij woonde de familie Oosterveld en later Roel Faber. Vervolgens kwam Nanne Bulthuis, timmerman en boten bouwer naar ik meen. Later be woonde Hamersma het huis. De oudste zoon Abe was be vriend met Rients Schootstra van de vishandel in de Schrans. Ger- lof Hamersma had later een meu belzaak in de Heyermansstraat. Op de hoek van een brede steeg stond vervolgens het "spultsje" van Sinnema, met aan de over kant de groenteboer Jan Tabak. Een van de dochters, Wip, lag eens ernstig ziek met hersen vliesontsteking. Er werd toen zand op de straat gestrooid, op dat ze geen last zouden hebben van het verkeerslawaai, voorna melijk van karren en wagens. DE THEEBUS Aan het eind van de steeg stond een klein huisje, waar maar een enkel raam in zat. Het stond bekend als de Theebus. Louw en Ynkje Faber hebben er ook in gewoond voor ze het huis naast schilder en leedaanzegger Laver- man betrokken. Het laatste huis voor de brug was van Pieter Dam. Om de hoek woonde diens vader. Ze hadden een timmer- en aannemingsbe drijf en ze stonden bekend als goede vaklieden. Nu nog de andere kant van de straat, beginnend bij de brug. Daar stond de kruidenierswinkel van Oudendag met de jongste zoon Bertus als de belangrijkste hulp. Hij bracht op een transport fiets met een grote mand de boodschappen rond. Vervolgens het huis van Deken ga en daarnaast dat van melk boer Keestra. Die was getrouwd met een zuster van mijn vader en ze waren voor mij oom Ype en tante Sjouk. Tante tapte 's mor gens de melk uit tot en met het Schooldijkje. Aan het tijdstip, waarop ze weer thuiskwam, kon worden afgeleid of er wat bijzonders in het dorp was voorgevallen. Dat werd dan bij de verschillende klanten be sproken en nam natuurlijk nogal wat tijd. OPGEWEKTE MAN Oom Ype was een opgewekte man, die in de Huizumerlaan, in de Schrans en zelfs tot bij het Zaailand de melk uitventte. Hij stond 's morgens om vijf uur op, kreeg de melk bij onze boerderij om ongeveer zes uur en ging dan op pad. 's Middags om twee uur was hij terug om dan tegen half zes de avondmelk op te halen en dan deze weer uit te venten tot ruim negen uur 's avonds. Het waren dus korte nachten, maar dat beïnvloedde nooit 's mans humeur. Als warme maaltijd at hij dag in dag uit rijst, poststro of andere melkkost in verband met zijn maag. Zijn liefhebberijen waren (Vervolg op pag. 15) Hoorn Mevr. F. de Kant-Weber waar Gerke Kindermans als arbeider werkte. A

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 7