DE ALGEMENE FRIESCHE HET VERHAAL VAN DE MINNE BIEBELDIEF Dit is het tweede van de drie verhalen, die werden aangetroffen in nagelaten papieren van onze onlangs overleden medewerker Bart van der Weerdt en die hij voor 't Kleine Krantsje had bestemd. An et einde van de ouwe grind weg, in de contreien van Lek- kum, stonnen drie huuskes. Alle drie waren vanetzelfde model en ze stonnen op een rijke en ze stonnen er al jaren. Alle drie waren eigendom van de meensen die er in woonden. Et waren ouwe meensen - be jaarden - zogezeid. Drie vrouwen en een man. De huuskes waren geskeiden deur hagen. Ze hadden voor een tuuntsje waar rozen en floksen en goud- sjebloemen en afrikanen in ston nen. Achter huus hadden ze een lapke grond en wat groente en eerpels te verbouwen. En wie woonden in die huuskes, wat waren dat voor meensen, die daar an de ouwe grindweg hun levensdagen sleten. Wel, om te beginnen bij et voor ste huuske, daar woonde de ou we Japkema. Japkema was weduwnaar. Hij was vroeger beurtskipper weest. Jarenlang had ie met zien skip op en neer varen tussen Leeuwad- den en Groningen en van alles- en-nog-wat vervaard. Zoas alle rechtskapen skippers droeg Japkema een donkerblau we skipperstrui. Die droeg ie altied. Zeumers en winters. Al was et zo hiet dat de mosken en protters - bij wieze van spre ken dood van et dak vielen, Japkema had zien handgebrei- dene blauwe skipperstrui an. Je konnen em er in uuttekene. Hij droeg van jongsafan oek een donkere lakense broek met een klep van voren, een broek met een presenteerbladsje, zoas grappemakers zo'n broek noem den. Van die nijmoderige broeken met gulpen must Japkema niks hewwe. In et achterste huuske woonde de weduwe Jansma. Heur man was gardenier en op een dag lag ie dood tussen de eerbeien. En in et middelste huuske woon den de gezusters Stellema, Siene en Anne. Twee ongetrouwde vrouwen. Siene, de oudste van de twee, had in heur jonge jaren wel verkering had maar dat was op een drama uutlopen. De verkering met een boerezeun - een goeie, oppassende jonge - duurde vier jaar. Toen ze twee jaar verkering hadden en an trouwen begonnen te denken, toen openbaarde zich bij die jonge man de gevreesde volksziekte van die tied, t.b.c. Et wudde een lijdensweg die eindigde in een tentsje naast et huus van vader en moeke. Daama had Siene nooit meer verkering had. Heur zuster Anne, die twee jaar jonger was, was bij de geboorte wat misdeeld op de wereld ko men. Et linker heupgewricht was niet zo et weze must. Ze liep mank. As volwassene wist ze der wel met te leven, wist ze et te an- vaarden, maar as kien? Veul, ja heel veul tranen waren in stilte vergoten omdat ze niet was as de andere meiskes. En zo waren de jaren voorbij gaan en nou waren Ze allebei oud. Maar één keer was er wat ge beurd dat ze niet vergete kon nen, wat hun altied bij blieve zu. Et was dan ook wat weest om nooit te vergeten. Sinds jaar en dag pronkte op et kasje in de kamer een grote statenbiebel. De statenbiebel van oom Nam men. Een biebel met een gouden slot. Een erfstuk. Hoe was die kostbare biebel daar terecht komen? Op een dag - zo'n veertig jaar geleden-wudde bij hun tuus een pakket bezorgd dat uut Amerika kwam. Der was een papier bij dat vader tekene must. Daama wudde et pakket met de nodige spanning uutpakt. Et was een ouwe statenbiebel met een gouden slot. Vedder was er nog een envelop bij en daar zaten tien biljetten van honderd dollar in en een brief in de Engelse taal. Wat een verrassing. Omdat ze niet leze konnen wat in die brief ston ging Siene met de brief naar dominee. Dominee vertaalde de brief en skreef alles in et Nederlands over en zo wisten ze wat er in ston. En in de brief ston, dat de heer Nammen Stellema in Grand Ra pids, Michigan State, U.S.A. was overleden en dat de statenbiebel bestemd was voor zien broer in Nederland en dat daar oek du- zend dollar, in biljetten van hon derd dollar, bij stuurd wudde must. Och, och, wat waren ze toen blied weest. Die oom Nammen. Jaren leden was oom Nammen naar Amerika emigreerd. Dat deden toen veul meensen. Eerst hoorden vader en moeke niks van em. Van veel schrijfwerk in het Bur- maniahuis daarvan getuigt de ze foto, die omstreeks 1921, dus wel zestig jaar geleden, genomen is op de grote bovenzaal aan de Nieuwestad nummer 9. De 'Algemeene Friesche' had dit gebouw in 1914 betrokken en groeide in de daarop volgende jaren uit tot een levensverzeke ring-maatschappij van landelijk formaat. De overname van por tefeuilles van kleine maatschap pijen droeg daartoe bij en een groeiend agentenkorps zorgde voor vele nieuwe posten. Zo kwam er dus veel werk los en wie een goede hand van schrijven had, werd volgens mevr. Velink- Terpstra, die daar toen werk zaam was en nu in Aldlanstate een welverdiende rust geniet, snel bevorderd naar de schrijfka mer! We zien hier de schrijfploeg druk bezig met het uitschrijven van polissen, terwijl we op de achtergrond de boekhoudafde- ling en de afdeling kas werkzaam zien. Helemaal rechts bij het raam, dat uitzag op~ een grote tuin," welke doorliep tot het plein rond de Oldehove, de goederenlift, waar in het materiaal werd aange voerd vanuit de boven- achterkamer: de voorraadschuur van de heer J. v. d. Mast. Van het grote aantal werkzame dames waren de meesten in de oorlogsjaren (1914-'18) aange nomen toen de jongemannen on der de wapenen waren. Na de oorlog verminderde het aantal dames snel! Bij huwelijk volgde ontslag en vervanging door man nelijke krachten. Zo waren er rond 1930 nog maar drie dames in functie, waarbij volledigheids halve dient te worden vermeld dat de vooruitziende directie (het devies luidde immers 'Ziet ver der!') reeds toen voor vrouwen de pensioenleeftijd stelde op 60 jaar! Overigens zorgde Amor voor snelle afvloeiing, want vele dames vonden er een partner voor het leven! Wie het nu allemaal zijn of wa ren? Mevr. Velink (nu 83) wist zich bijna alle namen te herinne ren. Hier volgen ze: kijkt U mee? Aan de voorste tafel: D. Zwama, achter hem C. Wiersma, tegen over hem in witte blouse Jo de Vries (later mevr. Jacobs), Jel Zandstra, Jet Ras (later mevr. Wiersma) en Tine Bijker. Achter Jo de Vries Griet Terpstra (later mevr. Velink), achter haar boek houder Van Tiel (met snor) en helemaal rechts een jong ventje: C. J. de Jongh (die meer dan 50 jaar in het bedrijf werkzaam zal zijn en geridderd met pensioen zal gaan!), achter hem de chef Joh. Vinken. Achteraan bij het raam: heren Anema, Asselman, Allard, Kei- kes, Molenaar, Ten Cate, Ekkel- boom, kassier Reinbergen en achter hem zijn hulp Van Beuse- kom met als enige dame daartus sen: Jellie Brouwer. Dat er na het dagelijkse werk ook gesport werd, toont de foto van de korfbalclub uit dezelfde tijd. Waar? Zou het op de vroegere Wilhelminabaan zijn? Is er nog iemand die weet waar en tegen wie werd gespeeld? Mevr. Leys- ma-Bakker noemde vlot de na men van de spelers: t.w. staande Ekkelboom, Jo Arnold (later mevr. Ablij), Jacobs, Feddes, Jet Ras (later mevr. Wiersma), C. Greben, (zittend) Froukje Koops (later mevr. Kalma), Koster, Tine Bijker, A. v. d. Veen, vooraan Lucy Stienstra en Jaaike Keizer (later mevr. Stienstra). Leeuwarden H.T. ten Have Toen, na een jaar, ja hoor, daar kreeg vader een brief van em. Waarde broeder, en dat het em goed ging in et land van droom en wensen. Vader had toen brief an zien broer Nammen terugskreven maar of hij die ooit ontvangen had wisten ze niet, want ze had den daama, in al die jaren, nooit meer wat van em hoord. En toen, jaren later, kwam dat pakket uut Amerika met de brief, dat oom Nammen overleden was en et geld en de kostbare staten biebel. Sindsdien wudde nou uut die biebel iedere dag deur vader voorlezen. Op een dag reed een onguur stel met een krode, waarop een ske- resliep ston, de ouwe grindweg op. Et waren een lange, broodmage re kerel met onguur, ongeskoren gremietig gezicht en een slodde rig wiefin een oud vies jak en een rok waar de rafels bijhingen. Et rooie haar wudde deur een paar kammen bij mekaar hou den. Niet bepaald een vertrouwen wekkend stel meensen. Bij et eerste huuske hielden ze stil. Et huuske van Japkema. Met langbienige passen stapte de kerel op et huuske af terwiel et Vervolg op pag. 6)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1983 | | pagina 5