Friesland Bank Uw eigen bank Lezers klommen in de pen FIRMA TREU Hierbij stuur ik u een foto van de Firma Treu uit de Weerd. Die moet in de twintiger jaren zijn gemaakt. De middelste dame is mijn tante, mevrouw Anna Hö- gemann-Jorna, die in december '82 is overleden. Zij werkte bij Treu als dienstmeisje. De andere dames behoorden vermoedelijk tot het winkel- of atelierperso- neel. Mijn tante is in 1933 mee naar Amsterdam verhuisd en zij heeft wel dertig jaar bij Treu gewerkt. Ook mijn vrouw, I. Spijkerman- Högemann, heeft bij Treu (Sik- kens) in de Peperstraat gewerkt en wel als modiste van 1947 tot 1952. In 1952 is de zaak Treu verkocht aan een Schellens uit Eindhoven. Die heeft de zaak niet lang ge had, want in 1953 is er een textielhuis in gevestigd. De dames Sikkens zijn in 1980, overleden. Lelystad VERLIEFD T. T. Spijkerman Er belt iemand op en bekent na vijftig jaar, dat hij verliefd op me is geweest. Oh, harteklop! En heus ik herinner het mij. Eerste klas lagere school. Mien moeke roept: "Sarie, se sitte weer op het hekje" (hij zat daar met een vriendje onder de lantaarnpaal tegenover ons huis). Ik durfde niet te kijken. Schuld gevoel als ik niet en ook als ik wèl zou kijken. In stilte was ik ver liefd op een andere jongen. Toch verschool ik me achter de clivia, tussen de gebroekte vitrages. Ach, zo zou het nadien nog vaker gaan, verliefd op de'verkeerde, óf op de vriend of op de broer, totdat de ware Jozef komt en ze nog lang én gelukkig leven Maar 's avonds vertelde mien moeke ut teugen mien vader: "Die jonges sitte hier de .hele middag op ut hekje, om önse Sari" Mien vader teugen mien moeke: "Begint dat gedonder nou al? je mutte mar goed op hur passé". Maar dan keek ie tevens olijk om het hoekje van sien krant en knipoogde naar mij. Het een en ander bracht me nogal in verwarring. Enkele jaren later knipoogde hij nooit meer naar me en keek ook niet meer zo olijk. Hij werd een van de gedesillusioneerden uit de crisisjaren voor 1940. En dat bracht mij in totale ver warring en velen met mij denk ik. Lochem Sara Boetes-Nicolai WIE VAN DE DRIE? Om nogal voor de hand liggende redenen heb ik de verschillende afleveringen Huizumer herinne ringen met meer dan gewone belangstelling gevolgd. Ik ben een geboren en getogen Huizu mer, dat wil zeggen geboren in Huizum-Dorp, dus "oer de brè- ge" maar getogen in een nieuw bouwwijk op ca. tien minuten gaans van het dorp. Die toenmalige nieuwbouwwijk is intussen ook al weer een af- braakwijk geworden, zo heb ik een paar jaar geleden ontdekt. De meeste situaties die de auteur beschrijft kan ik mij heel goed herinneren en op enkele plaatsen zelfs aanvullen. Van dë personen die hij beschrijft heb ik de mees ten goed gekend, met name alle neringdoenden. Na iedere aflevering vroeg ik mij af wie deze auteur toch wel zou kunnen zijn, met de bijna vaste overtuiging dat ik hem persoon lijk zou moeten kennen. Met zijn wat merkwaardige initialen kwam ik geen stap verder. Ik heb geprobeerd hem in zijn tijd te plaatsen en ben tot de conclusie gekomen dat de periode die hij beschrijft ongeveer moet liggen tussen 1923 en 1936. Zelf ben ik van 1922. Als mijn veronderstelling juist is, moet de auteur reeds hoog be jaard zijn, tenminste zeventig, maar waarschijnlijk dichter bij de tachtig jaar. Ik bewonder de au teur om verschillende redenen. Als je al die situaties en mensen zo gedetailleerd en zo subtiel kunt beschrijven, moet je in de eerste plaats over een buitenge woon goed geheugen beschik ken. Je kunt er tenslotte niet even een encyclopedie of een ander naslagwerk voor raadple gen. In de tweede plaats bewonder ik de manier waarop hij de mensen van zijn tijd beschrijft. Ieder mens heeft nu eenmaal zijn eigen specifieke 'kenmerken' en enke len houden er een bepaalde bij naam aan over, soms een beetje kwetsend. Ze zijn de auteur met zekerheid bekend maar hij heeft er nooit gebruik van gemaakt. Hij heeft al die mensen op een bijna eerbiedwaardige manier zichzelf laten zijn, wat ik in hoge mate respecteer. In de derde plaats is hij een voortreffelijk verteller en naar mijn bescheiden mening een uit stekend auteur, dikwijls heb ik gedacht van professie. Intussen was ik nog niets opge schoten met het ontsluieren van zijn (ware) naam. 't Kleine Krantsje no. 426 bracht plotseling de ontknoping, nou ja bijna dan. Mevrouw K. A. Wie- ringa-Dijkstra noemde zijn naam voluit: Albert Zuiderveld. Alle afleveringen heb ik nog eens doorgelezen en mijn herinne ringsmechanisme begon op volle toeren te draaien. Uit die vele herinneringen hier slechts één voorbeeld. Als jongetje van on geveer tien jaar was ik in de boerderij van Zuiderveld voor het eerst in mijn leven getuige van een bevalling, dat wil zeggen een koe moest kalven. Toen het kalf er uit was zei boer Zuiderveld "een boltsje". Ik wist heeft het boerenbedrijf overge nomen. De andere twee hadden daar geen belangstelling voor en gingen een andere weg. Van één weet ik met zekerheid dat hij in het onderwijs is gegaan, wat nummer drie is geworden is me volkomen onbekend. Geen van de drie broers Z. ken ik bij hun voornaam, zodoende weet ik nog steeds niet 'wie van de drie' de auteur van de negen afleveringen Huizumer herinneringen is. Na tuurlijk is het nu een koud kunst je om daar achter te komen, maar het lijkt me leuker dat nog eens via de lezeressen of lezers te vernemen, dus via 't Kleine Krantsje. Dit uiteraard op voor waarde dat de heer AZ daar geen bezwaar tegen heeft. Ik denk dat ik namens vele oud- Huizumers spreek als ik de heer AZ hartelijk dank zeg voor zijn voortreffelijke serie beschrijvin gen en de wens daar aan toevoeg dat zijn pen nog lang niet opge droogd zal zijn. Arnhem STADSFRIES Leewadden HOEDENZAKEN best wat hij bedoelde, maar ik heb nooit begrepen hoe hij dat met die bloederige bedoening zo vlug zag. In de tweede aflevering beschrijft de auteur dat hun gezin uit vijf personen bestond, heit, moeke en drie jongens. Eén van hen Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen J. Abelsma Ik he ut mar raar vonnen, dat er tot nu toe gien stukje meer in't Kleine Krantsje staan het over ut Stadsfries, waarvoor meensen in't spier komme mutte. No ja, ik bin oek laks, ik had mie oek opgeve mutten. Een soos van ouwe Leewadders liekt mie wel leuk. Of wat andes doen, les geve in goed gebruuk van onze taal. Bovenmeester Lange Jacob (Vel- lenga) en ondermeester Kleine Paulus de Boskabouter (Jopie ten Brug) en wij as overjarige no zems inne banken. Ik su mie naar lache, mar as ut deurgaat, mannen, skrief mie dan oek mar op! A. Algra en de Weerd was een ijsbaan gelijk. De meubels, die uit het huis zijn gehaald werden, gleden naar de overkant; ze werden opgeslagen in het loterij kantoor op de hoek van de Bagijnestraat. Zijn er nog ouderen onder de lezers, die zich dit kunnen herin neren? Leeuwarden Mevr. S. F. Ter Horst- Oppenhuizen SCHUTTERIJ In een vorig Kleine Krantsje heb ik een vraag gesteld aangaande de Schutterij. Iemand zei, dat de Schutterij in 1907 uit onze stad verdween. Maar zelf zijn we omstreeks 1924, 1925 achter soldatenmu- ziek aangelopen, dat de stad uit ging. Als schoolkinderen van elf, twaalf jaar zijn we toen tot het Tolhuis meegelopen. Graag zou ik hierover duidelijk heid willen hebben. Leeuwarden Jac. Bakker Om nog even terug te komen op de berichtgeving over de hoe denzaken in Leeuwarden: wijlen mijn schoenmoeder, mevrouw H. ter Horst-Knol, was modiste bij de dames Treu. Later toen hij haar man door een ongeluk op de weg was overle den, heeft zij een hoedenzaak gehad in de Weerd. Dat moet omstreeks 1920 zijn geweest. Er is in die tijd in het pand brand geweest. Het was toen bar winter De muziekdie u zeventien, achttien jaar na het opheffen van de Schutterij hebt ge hoord kan geen Schutterij- muziek zijn geweest. Maar ook na 1907 marcheerden er wel militairen met muziek voorop door de stad. Het moet dus een militair muziek corps zijn geweest, dat kans zag zo lang uw aandacht vast te houden. Red. 't KI. Kr. Militaire muziek ook na het opheffen van de schutterij

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1983 | | pagina 4