BEWEGINGSVRIJHEID IS AM .ES
e\> vooA/.
"Ik mag verrekte graag vissen,
maar eierzoeken - man, daar
lééf ik voor, daar neem ik ge
woon snipperdagen voor op. We
hebben een klein ploegje, eerst
drie, later vier man en nou is 't al
een jaar of twaalf vaste prik:
overnachten bij Iesicht op de
Hooidammen en dan drie dagen
het veld in, altijd in 't zelfde
gebied tussen Eemewoude en
Grouw.
Kwart over zes uit de veren,
lunchpakketje mee, kwartiertje
varen met de boot en dan staan
we al in de wei. Alles wat we
vinden nemen we mee, maar
daar gaat het niet om - waar het
om gaat is, dat je buiten bent, in
de natuur. Trouwens, de laatste
keer hadden we in al die drie
dagen maar twaalf eieren, dus
dat is niet dik. Twaalf kievitseie
ren en twee van de wulp, maar
die mag je niet rapen, dus die
namen we ook niet mee; je moet
je wat aan de regels houden.
OP Z'N BOEREFLUITJES
Vroeger, toen we nog op z'n
boerefluitjes zochten, raapten
we wel eens vijf en twintig of
veertig totaal, maar nu we het
wat serieuzer doen mag je al blij
zijn met een stuk of vijf per dag.
Dat klinkt kras, maar weet je
wat het is? Het wordt te druk op
't water en in 't veld.
Beroepszoekers konden vroeger
nog wel eens een beste daghuur
verdienen, maar nu? Er komen
meer mensen dan er kieviten
zijn. Is 't toch es even rustig, dan
komt er zo'n rondvaartboot aan.
Aan de wal en bats, er springen
een man of tien uit en alle vogels
gaan omhoog. En tijd om weer
tot rust te komen krijgen ze niet.
MOARNS IER
Maar daarom zijn er natuurlijk
toch nog wel eieren op z'n tijd. In
Roordahuizum-Idaard is een
eierzoekersclub, Moams Ier, die
bestaat al een vijf en dertig,
veertig jaar. Die knapen rapënr
wel een honderd of honderdvijf
tig eieren ineen jaar, maar vraag
ook niet waar ze heen vliegen
met mekaar. Naar Dokkum, Ap
pelscha, Gaasterland, weet ik
veel. Daar zijn jonge kerels bij,
maar ook opa's, die haast niet
meer om de hekken heen kunnen
komen. Krebentige ouwe kerel
tjes, die geholpen moeten wor
den om van het ene in het andere
land te komen. Maar eierzoeken
kunnen ze nog wel, dat garan
deer ik je.
Het lollige van die ploeg is, dat
de mannen hun eigen eieren
moeten kopen, 's Avonds wor
den ze bij opbod verkocht; de
opbrengst komt in de kas en die
zal dan wel aan het een of
andere mooie feestje worden be
steed. Ik heb wel eens meege
maakt, dat ze voor vijf of zes
eieren een tientje op tafel sme
ten.
Dat doen wij natuurlijk niet. We
hebben wel eens een twintig of
dertig eieren verkocht, maar dan
krijg je er vijftig of zestig centen
voor per stuk, nou ja, wat moet
je daar nou mee. Wij eten ze
gewoon op, een minuut of tien
koken in koud water en dan op
een stukje roggebrood, een deli
catesse hoor!
VRACHTEN EIEREN
Maar de tijd, dat je nog met
vrachten eieren thuis kon komen
is voorbij. Bonte eieren mag je so
wie so al niet meer rapen en voor
de kievitseieren is, als 't puntje
bij 't paaltje komt, de concurren
tie te groot. Dat wil zeggen hier.
Maar buiten Friesland, och jon
gen, om je vingers af te likken.
Een zwager van mij zocht met
zijn zoon vier dagen bij Gouda
en Wassenaar. En wat vinden ze
daar? Driehonderd eieren me
neer! Daar wordt praktisch niet
gezocht. Ja, er loopt misschien
eens een oud mannetje langs de
greppel en als die een raapt vindt
hij het mooi en gaat hij naar huis.
Maar zoeken, zoeken, zoals wij
dat doen - vergeet het maar.
Ik heb hetzelfde gehad, toen ik
voor zaken in Lobith was. Daar
zag ik een zee van vogels en dan
weet je het wel. Even in 't knap
pe pakje het veld in. Ik deed er
vier, vijf stappen en had een
broed, tien meter verder lagen er
drie, toen nog eens vier, nog eens
drie en een paar keer twee, nou,
binnen een uur had ik de zakken
vol, een dikke vijftig eieren.
Maar ja, die boeren daar zien je
liever niet dan wel in hun land.
Die hebben er een goeie hekel
aan. Officieel moet je natuurlijk
permissie hebben, maar hier
wordt alles door de vingers ge
zien en daar niet. Ik ben wel eens
vriendelijk verzocht het land uit
te gaan. Hoeveel heb je al gevon
den, vroeg die boer. Ik zeg nog
niks, maar dat ik al een stuk of
tien onder de pet had, zag die
man niet eens, daar zijn 't Hol
landers voor.
BEKEURING.
In 't oosten van 't land heb ik 's
morgens om kwart over zeven al
eens de politie op m'n dak gehad.
Bekeuring, vijftien gulden boete.
Maar hier in Friesland? Nog
nooit voor een cent last gehad
met welke boer dan ook. Alleen:
je moet je weten te gedragen in
't land. We zijn dan wel vlotte
jongens misschien, maar respect
voor andermans eigendom, let
op!
Ook zijn we allemaal wel lief
hebbers van een borreltje of een
glaasje bier, maar zolang we
zoeken drinken we niet. Als je
daar 's morgens voor de koffie al
mee begint en je hebt 's middags
nog een loop voor de boeg, dan
wil het je wel eens behoorlijk in
de schoenen zakken, dan word je
knap loom.
Maar ja, om een uur of vier, half
vier wordt er toch wel een glaas-
Vervolg op pag. 8
Het was op de voor mij nog altijd
zeer gedenkwaardige twintigste
februari van het jaar 1928, dat ik
in Assen als korporaal-seiner
telegrafist, duidelijk met de "ba-
naneschillen" op de linkermouw
de hoofdpoort van de Wilhelmi-
nakazerne uitschreed - wat een
mijlpaal, dat afzwaaien!
Als ik er nu zelfs nog aan denk:
vrij van wachtkloppen in het
donker Asser bos, waar ik eens,
als kersvers recruut, de houding
aannam, toen de Bataljonscom
mandant, de Grootmajoor Van
de Brandhof te paard 's nachts de
wacht inspecteerde en Sal de
Jong, sidderend van angst niet
beter wist te doen dan met beide
handen te salueren, een idioot
gebaar, dat tot in de officierscan-
tine een daverend gelach tot ge
volg had.
Maar S. de J. heeft zich nadien
wel heel aardig gerehabiliteerd,
want de hele compagnie kwam
bij S. de J. voor het schrijven van
"verzoekschriften". Ik vroeg
daar niks voor, ik deed het con
amore, maar de pakjes Pirate
sloeg ik toch niet af.
Ik was toen dus ook vrij van het
"anslaan", zoals dat toen nog in
plat Leeuwarders heette, voor de
eerste de beste vaandrig, de eer
ste de beste capitulant-sergeant,
de eerste de beste mooie meid,
die de hoofdpoort binnenging
voor het een of andere wissewas
je. Die ongelimiteerde bewe
gingsvrijheid: nooit meer avond
appels, nooit meer onverwacht
inspecties!
Eén gebeurtenis uit de tijd voor
kennismaking met die intieme afgesloten coupeetjes, waarin je
de dames nog voor het uitzoeken had
dat afzwaaien vergeet ik nooit
weer. Dat was toen een jonge
meid in een "hoge graad van
graviditeit" voor het front van de
troep de verwekker van haar
kind moest aanwijzen. Ik vergeet
nooit weer, hoe dat kind, verge
zeld van de bataljonscomman
dant, alsof het gewoon een 31
augustusparade betrof, de troep
afschreed, de mannen allemaal in
de houding en jawel hoor, de
jongedame, om het nu maar
huiselijk te zeggen, wees glashel
der de verwekker aan, die onder
een waarlijk homerisch geschater
van de troep natuurlijk direct
werd ingerekend.
En toen: op reis!
Mijn oom in Den Haag, een ge
vestigd zakenman, bezorgde mij
een interessante baan als verte
genwoordiger bij een Haagse fir
ma. in kappersbenodigdheden.
Het was toen, dat ik voor het
eerst aanwezig mocht zijn bij een
schoonheidswedstrijd voor da
mes in het befaamde hotel Des
Indes, comfortabel domicilie en
bittertafel-adres voor heren par
lementsleden. Ik zie ze nog heup
wiegend voor mij, die dames,
laag gedecolletteerd, hooggehakt
en verwaand, alsof ze waren
geaccrediteerd bij het Engelse
Hof.
Toen ook de kennismaking met
dat onvergetelijke vervoermid
del de trein, de stoomtrein wel te
verstaan, met die intieme afge
sloten coupeetjes, waarin je de
dames nog voor het uitzoeken
had - daarbij met een uitgestre
ken ponem een houding aanne
mend, alsof je speciaal iemand
zocht.
Mijn eerste kennismaking gold
de onvergetelijke hoofdcontro
leur de heer Breevoort, "de Kei
zer" zoals het N.S. personeel
hem overal noemde.
ONGESTOORD REIZEN
Veertien jaar lang, tot 12 augus
tus 1942, heb ik ongestoord kun
nen reizen. Maar toen werd het
wel anders. Toen was het ook wel
radicaal afgelopen. Maar goed,
ook die voor ons zo verschrikke
lijke tijd ging voorbij en wanneer
ik nu weer in de trein zit geniet ik
als vanouds met volle teugen van
het Hollandse landschap, dat dan
langs mij heenglijdt.
Ik geniet met volle teugen van
het gezicht op de kerktorentjes,
op grazende schapen en koeien,
op de middagzon boven de bos
sen van de Veluwe, maar voor
alles en boven alles van mijn
bewegingsvrijheid, een bewe
gingsvrijheid die wij in die oorlog
bijna drie onvoorstelbare jaren
lang hebben moeten missen.
De Nederlands joodse schrijver
Leo Vroman heeft ergens in een
gedichtenbundel geschreven
"Liever heimwee dan Holland",
welnu, ik zeg "Liever Holland,
dan heimwee
Amsterdam
Sal de Jong