"DE BLAUWE REIGER" PADVINDERIJ KWART EEUW GELEDEN VERDWEEN Uut alles doet blieken dat de gouden bruiloft fan Marten en frouw geweldig weest is. Ut één na ut andere wurdt nog es op- haald. De uutbeelding fan beken de feguren, mooie fersjes üut een hele ouwe doas en gaan soa mar deur. En an't end de dikke strop fan de gemeente, deur Minne heel mooi angeven. En soa klas- jeneerden se weer een best end weg: Tabe Ruutsje, Lange Mar ten, Sjouke Sukerslak, Wiebe Poatsje, Minne Mager Fokke Vutman ende Liwwadder Ammérikaan Rintsje de Ruter. Rintsje de Ruter: Ik bin bang dat we ander weer krije. Mien linker- poat gaat weer steken. Daar hew ik es een wasmesine op kregen en later an oppereerd. Fokke Vutman: De hele seumer is soa feranderlijk as de pest. Wij' saten de eerste weken fan juni op Kreta. Dan belde ik wel es hier heen. Eerst nog regen en nog es regen en fieftien graden en een week later allemaal son en ses en twintig graden! Sjouke Sukerslak: Waar leit dat Kreta? Och heden, bij Grieken land in 'e see. Lekker warm. Dat sal wel. En der waren nog meer Liwwadders, begriep ik? Fokke: Ja seker. Wat jongelui, en wat ouwere echtparen sak mar sêgge. Oek een sekere De Jong. Die kon Marten nog fan froeger. Ik trof em guster nog. Toen hew ik hun ut één en ander over jim feest ferteld. Wiebe Poatsje: En daar wastou drekt niet over uutpraat, denk ik soa. Jonge, jonge, Marten, wat hew ik mij die avund fernuverd. Ik had in gien tieden soa lacht. Minne Mager: Soa gong ut ons oek. Mien frouw sei eerst: ik kan daar niet één, en wat mut ik daar en al soa meer. Mar och here, jonge, toen we nachts weer tuus waren hét se nog wel een uur nanokkerd. Lange Marten: Ik hew nog niet anders hoord. Eikeneen was hartstikke tefreden. En dan soa feul meensen. En mooie kedos. Niet dat ut daarom gaat. Tabe Ruutsje: Och nee, mar ut is mooi metnommen. Ik sat bij een swager fan Marten, hoe hiet ie oek al weer. O ja, Skelte. Een hele mooie spreker, ja, soms bot genoeg. Rintsje: Wat se op ut teneel deden, was al soa leuk. Rade wie ut was, ik bedoel, wat se foorstel- denl Son kerel met een skuttel- doek om 'e kop, en wat ruugte om 't kin. Die arrebier hé? Tabe: Hoe sei Skelte dat oek al weer? O ja, Asser Jarrefat. En dan die foetballer met die kroe- me poaten. Hanegem. Oek een dikke duite dief sei Skelte. En wat was der meer? Fokke: Tetsje uut Engeland. Toen skrokken ommers een heel soat meensen want se deed de jurk omhoog, en trok een broek uut. Mar daar sat nog één onder. En die trok se oek uut. Minne: En daar sat weer één onder. Dat is een frouw met wel fier broeken an!En loof mar dat het een knaap is. Mar Fokke hét geliek. We dochten, wat salie we nou beleve? De sex-tent fan Mar ten. Hahaha. Wiebe: Wat wij soa mooi fonnen, dat was die akicordion met al die ouwe fersjes fan fieftig jaar of daaromtrent leden. Dat ene fien ik altied soa mooi. Over ut meisje fan de sangfereniging. Dat niet meer fan mij houdt, nu ik niet meer sing. Marten: Ja, en Skelte en de andere broers en susters fan de frouw wille altied hore fan de bruggewachter: Bijt er es op je tanden, spuw er es in je handen, en draai aan de slinger, aan de slinger van de brug. Sjouke: Ja, das oek onder uut 'e ouwe doas. En de kleine man fan Lewie Davidson. As je dat weer hore, is der nog niet feul feran- derd. De kleine man is nog altied de pineut. Dat hadden se oek op ut teneel, loof ik. Hoe gong dat oek al weer? Marten: Was dat niet met die man in dat mooie pak. Een edel man uut froeger tieden. Met dat bord op 'e buuk. Ik ben de Graaf van den Haag. Hier inleveren a.u.b. Dag sloeg op die menister hé? Dat hestou seker met altied fut en dalijks deur, wel Rintsje? Rintsje: Nee, dat mutte se mie uutlêgge. En ik sat eerst naast een frouw, en die waar wat doof, te meensen staf. Dan vroeg ik wel es: wat houdt dat in? En dan brulde se: wat sêgge jou? En dan achter ons weer een stem: stilte! En dan sij weer: wat roept die kerel? Er is nu aan beide zijden van de Voorstreek geen enkele sigaren zaak meer. Dat is wel eens anders geweest: er was een tijd, dat er in heel Leeuwarden nergens zoveel sigarenzaken waren als hier. We denken aan de bekende Frans Veenstra, alias Pinkie, die zowel aan de ene als aan de andere kant van de Voorstreek zaken heeft gehad, aan de nauwelijks minder populaire Melle Scheepstra van de zaak met de naam 'De drie kistjes' bij hotel de Doelen, aan Keegstra, helemaal aan het eind van de Voorstreek en aan diens concurrent Dirk Memerda, die twee panden verder zat. Dan was er ook nog een sigaren zaak bij de Amelandspijp en dat was De Blauwe Reiger van D. van der Moolen, een winkel, die nu precies vijf en twintig jaar geleden verdween; het was in de zomer van '58, dat de toen al een en tachtig jaar oude eigenaar, de heer D. van der Moolen, de deuren van zijn zaak voorgoed sloot. Veel Lêeuwarders zullen zich deze markante stadgenoot nog wel herinneren, net als zijn prachtige ouderwetse zaak, die bewaard gebleven, nu een mu seumstuk had kunnen zijn. De heer Van der Moolen kwam in 1896 als boekhouder in dienst van de firma Taconis op deze zelfde plaats; in 1925 begon hij voor zich zelf als sigarenwinke lier. Hij noemde zijn zaak De Blauwe Reiger naar een van de (vele) opgezette vogels, die in de winkel waren tentoongesteld, allemaal slachtoffers van zijn vroegere werkgever Simon Taco nis, die graag met zijn geweer de natuur inging. Later werden de meeste opgezet te ornamenten weggeruimd, maar de blauwe reiger mocht blijven staan en vormde nog ja ren een aparte trekpleister in het bedrijf. Met De Blauwe Reiger van de heer Van der Moolen verdween een van de oudste zaken uit het centrum van Leeuwarden; wat er voor in de plaats kwam was de zelfbedieningszaak van Fred van der Werff, die hier nu dus ook alweer een kwarteeuw zit - waar blijft de tijd. Minne: En dan an't end ut elftal fan Cambuur. Te meensen, dat beelden se uut. En wat ston der oek al weer op hun spandoek? Soa ongefeer: Cambuur niet in de ere-divisie, dit bruidspaar wel!!! Fokke: Marten en ik hewwe nog even an partner-ruil deen. Dat was met de pollenaise. Ik de bruid op 'e rug, en hij Sientje. Met naar Zandvoort, en de Bostella, en we gaan nog niet naar huis. Ik hew ut langer fol- houden as Marten. Tabe: Dat skilt oek wel fieftig pon, Marten sien wiefke en de folslanke Sientje. Foor ieder jaar een pon. En we switten oek met mekaar as andragers. Wat was ut warm niet? Wat seistou Rintsje? Rmtsje: Dat ouwe wiefke sei oek een keer: ut is hier best fan innimmen! Dat kost die Lange al Emmakade, mei 1983 een paar senten, mar niet soafeul as de gemeente sitte laat in die ferwarmingsbeweging. Dat su op Kamsterburen weze. Sjouke: Ho, ho, dat mut Cam- mingaburen weze. De huzen daar ferwarme met warmte, dat se hale uut ons stinkerij, onze smeriges, ja just, ut huusfuil. Dat wurdt ferbrand daar achter Greunshiem. Nou binne der min der huzen bouwd loof ik, nou ken ut niet uut en Minne: Dat ken Rintsje soa niet bijfietse. Dat fertelle we nog wel es. Ik weet niet hoe se dat in 't Engels sêgge, mar se late de gemeente in elk gefal een best poepke ruke. Niet stadsferwar- ming, mar stadsferarming. Son- der de W fan Wiebe. Duur grap- ke dizze keer!!! Vlga (Vervolg van pag. 6) de fotograaf André Lorié op de Voorstreek. Zij bewerkte ver schillende families, om te begin nen de familie Panbakker. Dhr. Panbakker genoot als musicus en koordirigent een grote bekend heid; dochter Anneke en zoon Jan sloten zich snel aan. Er stond een jeugdgroep, welpen ge naamd, voor jongens onder de veertien jaar. Deze kwam onder leiding te staan van een onder wijzer van de Hofschool de heer Wilkeshuis, een vermaard schrij ver van jongensboeken. Ook werd een padvindstergroep opgericht, door de meisjes Lorié, Emmy en Wiesje tezamen met Anneke Panbakker. Jongere meisjes verenigden zich in een kaboutergroep. In de behoefte aan een volwassen leider werd voorzien door de komst van de gymnastiekleraar Hiemstra, die de titel hopman verwierf. Het werd nuttig gevonden in het waterrijke Friesland een water- padvindersgroep op te richten, de oorspronkelijke groep kreeg voor de wintermaanden, dankzij zoon Sipke, de beschikking over een zolder achter de banketbak kerij Bakker aan de Nieuwestad; de waterpadvinders vonden on derdak in een loods in een nieuw- bouw-straat achter de Span jaardslaan. Op 20 april 1927 werd de eerste propaganda-avond in Zalen Schaaf gehouden; in de middag van diezelfde dag werd in de tuin van Zalen Schaaf de hierbij ge plaatste groepsfoto gemaakt. De enige die ik na de oorlog nog eens heb ontmoet is de op de derde rij van boven uiterst rechts staande Hugo Vlieg. Destijds heette hij Hugo van Hylckema Vlieg; hij woonde in het pand "Bouw God- vertrouw" aan de Groninger straatweg; zijn vader was direc teur van gemeentewerken. Diens broer Tinco staat uiterst rechts op de eerste rij; een verbazend knappe jongen, die het gymna sium met het grootste gemak door liep. Hugo, toen luitenant ter zee, ont moette ik enkele weken na af loop van de oorlog op een bijeenkomst van officieren van de Nederlandse strijdkrachten in Den Haag. Bij die gelegenheid vertelde hij mij dat hij het eerste deel van zijn achternaam had afgeschaft en dat Tinco als pro fessor verbonden was aan een Amerikaanse universiteit; dit verbaasde mij niets. Op de hier boven bedoelde propaganda- avond werd een door de heer Wilkeshuis geschreven toneel stuk opgevoerd, waaraan door bijna alle leden van de groep werd deelgenomen. De regie lag in handen van de heer, gezeten aan de andere kant van hopman Hiemstra, wiens naam ik kwijt ben. De dartele, vrolijke, vol streken zittende Bertus Mink, meest links op de onderste rij, schijnt een serieuze antiquair ge worden te zijn. En niemand zal in het naast hem liggende jongetje, Maupi Troostwijk, de tegen woordige voorzitter van de afde ling Rechtspraak van de Raad van State herkennen. Barend Turksma, vol levens- en ondernemingslust, een jarenlang trouwe vriend, werd inde oorlog door de Duitsers vermoord. An ne Bunt, een niet minder goede vriend, de middelste van drie zonen Bunt van de bekende uit spanning Zwartewegsend, sneu velde bij de verdediging van Ie penburg. Zijn er nog "uitspan ningen" in Friesland met de daar bij behorende doorreed? Het groepje pioniers werd ouder; nadat zij achttien jaar waren geworden verenigden enkelen zich in een voortrekkersstam. In de jaren 1930 en 1931 vertrok ken de meesten öf in militaire dienst, öf om in "Holland" te gaan studeren öf te trachten een carrière op te bouwen. Onlangs hoorde ik dat er nog steeds een padvindersbeweging bestaat in Leeuwarden; het zou een goede daad zijn, als een hommage aan de man die dit alles begon, een troep de naam te geven "Eerke Landeweer- troep". Blaricum Mr. P. Miedema

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1983 | | pagina 9