UIT DE TIJD VAN DE TREKHONDEN Kennisgegeven door de bakkersgezel Terpstra, wonende in de Schoolstraat dat zoo nu en dan wanneer het mooi weer is nabij de molen aldaar iemand rondloopt met zijn manne lijkheid uit de broek en allerschandelijkste dingen uitvoert ten aanschouwe van de kinderen, die aldaar spelen. Het signalement van dezen man komt geheel overeen met den stucadoor Marrens, wonende nabij de Vischmarkt, die tot dergelijke handelingen wel in staat is. Zal streng op gelet worden. G. Winkelman, Directeur der Friesche Broodfabriek, geeft kennis, fat eenige jongens in het plantsoen bij de verschwa- tervijver aldaar hebben geloopen en zijn zwanen hebben verjaagd en ook een eend doodgeslagen hebben. Zal door Hoog onderzocht worden. Marijke Kleiterp, oud vijftig jaren, huishoudster bij Schaap op de Oude Veemarkt, klaagt dat zekere Jan de Wilde gisteren haar en Schaap heeft uitgescholden. Kennisgegeven vanwege eenige officieren, dat het paard, dat nabij de Kazerne voor de gemeente aan het werk is, door zijn geleider wordt mishandeld. De pol.dr. Kruit, onmiddellijk daarheen gezonden, zich op een afstand posteerende, bemerkte niets meer van dierenmishandeling. Pol. dr. Jaasma rapporteert, dat de Amsterdamsche Stoom bootkapitein De Haan een eind van het touw van de overhaal van Bouma aan de Willemskade aan zijn schroef heeft meegenomen. Politiedienaar Eekhof rapporteert, dat een zoontje van Stuurhaan, wonende aan het Schavemek, onder de wagen is geraakt van E. Kuik, voerman op Sint Anna en wel doordat dit kind voor de wagen wilde heenloopen op het oogenblik dat deze voor een lijkstoet moest uitwijken. De paarden zijn over het kind heengeloopen, zonder het evenwel te raken en werd nog intijds onder de wagen weggenomen op het oogenblik, dat het achterwiel op het punt was het kind te overrijden. Jarig van der Kooy, winkelier wonende Noordvliet, klaagt, dat hij uitgescholen is door Roelfsema, onderwijzer in het Tuchthuis. De heer Vermaes, wonende Van Swietenstraat, klaagt, dat hij lastig gevallen wordt door brieven en telegrammen van een wegens oneerlijkheid ontslagen opzichter H. de Haan, die te Amsterdam woont, doch zich heden brutaal aan het kantoor heeft vervoegd. Pol. dr. Hoog is daarheen gezon den, om die De Haan op te sporen, welke echter met de Harlinger trein is vertrokken. Door pol. dr. Gorter aan de wacht gebracht Jan Prins, oud 52 jaren, slager wonende te Birdaard, die met een mand bedorven vleesch op de Noorderweg liep te venten. Het vleesch, dat stonk, is naar het aschland gebracht en tegen Prins is Proces Verbaal opgemaakt. Vrouw Friso, wonende Pijpbakkersteeg, klaagt over de straatjeugd, die aldaar de bleek stukloopt en allerlei baldadigheden pleegt. Pol. dr. Heeriga is daarheen gezon den om de belhamels affaire te nemen. Gisteren is Antje van der Veen, oud 30 jaren, geboren te Dronrijp, naaister wonende ten huize van de Weduwe Louwenaar in de Amelandsstraat, die reeds lang als clandestiene prostitueé verdacht was, geneeskundig onder zocht en in hevige graad lijdende aan siphilitische ziekte bevonden, zoodat zij in het Stadsziekenhuis is opgenomen. Door P. Bemdes, wonende in de Grote Hoogstraat, aan de wacht gebracht een pet, die hij een jongen, die schandaal bij hem in de winkel had gemaakt, had ontnomen. De politiedienaar Koopal rapporteert, dat er een oploop van volk is geweest op de Nieuwekade voor het huis van Strijkstra, alwaar Abele Posthuma, die daar in de kost is, in beschonken toestand de boel stuksloeg. Toen Posthuma buiten kwam wilde Koopal hem arresteeren om naar de wacht te brengen, doch mogt daarin niet slagen, daar eenige buurvrouwen hem weder ontzetten, bij welke gelegenheid zijn boezeroen is gescheurd. Proces verbaal wordt opge maakt. (1882) De Heer Collot d'Escurie, wonende in de Bagijnestraat, klaagt, dat een jongen zijne hond met een steen heeft geworpen. Deze jongen, Benjam Veld, wonende Wolve- steeg, is aan het bureau ontboden en gereprimandeerd. Tientallen jaren geleden, toen er nog meer hondekarren dan au to's waren, kon het gebeuren, dat de bestuurders van deze nu ge heel verdwenen voertuigen na bepaalde overtredingen voor de rechter kwamen. In een krant van 1934 vonden we een verslag van een zitting van de Kantonrechter, die in drie achtereenvolgende zaken met overtredingen van hondekar- houders te maken kreeg. NIET IN EVENWICHT Een zekere Tj. J. B. reed met zijn hondekar op een avond door Comjum, toen hij aan zijn voer tuig geen verlichting voerde. Ook ontbrak een nummerbewijs en voorts lag zijn wagen door de lading niet in evenwicht: toen hij door de politie tot staan werd gebracht, werd de trekhond ge woon omhooggetild. De eis was twee en drie gulden boete, maar de verdachte zou geen goed koopman zijn ge weest, wanneer hij niet had ge tracht er iets af te krijgen. Dat lukte hem dan ook: vonnis tweemaal twee gulden - één gulden bespaard. De koopman S. B. uit Franeker bleek evenmin een nummerbe wijs té bezitten, maar bovendien maakte hij gebruik van een afge keurde hond. Dat laatste beviel de Ambtenaar van het Openbaar Ministerie al helemaal niet en de kantonrech ter evenmin. Acht gulden boete of acht dagen. De derde zaak betrof een meneer L. van der Z., ook al uit Franeker. Hij had ook geen nummerbord en zijn hond was niet gekeurd. IN DE LEER "De hond was nog in de leer" verdedigde deze verdachte zich. En de keuring was aangevraagd. Dat zou op zaterdag gebeuren. En juist op donderdag hield de politie hem aan. "Je reed dus met een niet gekeur de hond" reageerde de Ambte naar droog. "Ja, maar twee dagen later is hij goedgekeurd" zei de verdachte. En daar wou de Kantonrechter dan wel rekening mee houden. Eis zes gulden, vonnis vier gul den boete.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1984 | | pagina 11