STIEKEM SLUKJE HALEN
VOOR 'T OUDERE PERSONEEL
DEKSELS.'
WAT HEEFT DIE VAN
ERP EEN PANNEN I
Ponnen
Winkel
Hoe hebben we in vroeger jaren
als Huizumer kinderen gespeeld
en wat speelden we precies?
Voor en soms ook na schooltijd,
in het speelkwartier en tijdens de
middagpauze was de omgeving
van de school de geëigende
plaats voor verschillende spelac
tiviteiten, die doorgaans werden
bepaald door het weer, door het
seizoen en door de beschikbare
tijd.
Vaak begon een spel onverwacht
en kwam het als 't ware zo uit de
lucht vallen. Op zekere dag ver
scheen er een kind met een tol,
een hoepel of knikkers en in een
mum van tijd werd er alom ge
told, gehoepeld of geknikkerd.
Het voetballen op de straat voor
de school was niet toegestaan in
verband met de overlast voor de
omwonenden .Toch werd het wel
gedaan, maar dan na schooltijd.
Wel was 't uitkijken voor "plie-
sie" Sybrandy en later vooral
voor "rooie" Oolders. Die was
verre van populair, omdat hij ons
van verre van achter een boom
stond te beloeren - konden we
niet gauw genoeg uit de voeten
komen en moesten we de bal
inleveren, dan sneed hij die
doodgemoedereerd midden
door. De agent Van Wijk was in
dat opzicht de goedigheid zelve.
Van het bokspringen kenden we
drie vormen. Het "haasje-over"
werd eigenlijk alleen gedaan,
wanneer een groep jongens er
gens heen onderweg was, bij
voorbeeld naar de stad. Het bok
springen van trottoir- tot trottoir
band werd wel aangeduid met de
kreet "aban". Eén van de jon
gens stond dan voorovergebogen
tegen de rand van het trottoir. De
andere jongens moesten zeggen:
"abantjé". Hierna ging de bok
een stap van het trottoir af staan
en het springen begon opnieuw.
Wie vanaf het trottoir in één
sprong over de bok kwam, bleef
"aban" zeggen, wie een tussen
stap nodig had zei "pesé". Met
twee tussenpasjes zei je "pesuur"
en met drie tussenstappen "pe-
saan". Het was nu de kunst om
met zo weinig mogelijk tussen
stappen over de bok op het trot
toir aan de overkant te komen.
Wie fouten maakte was de klos:
hij werd de nieuwe bok.
Een derde en opwindender varia
tie van het bokspringen was het
bekende "lepel-schaar of hak
mes". Hierbij stond de bok gebo
gen met de handen tegen de
muur van de school. De andere
jongens sprongen beurtelings op
z'n rug, maakten met hun hand
een bepaald gebaar en vroegen
dan: "lepel, schaar of hakmes" -
ook wel "lepel, schaar of hak-
kio". Als de bok goed raadde
welk voorwerp was aangeduid,
dan moest de jongen, die net
gesprongen had zich achter de
bok aansluiten - er vormde zich
zo een hele rij.
Voor de overblijvers werd het
steeds moeilijker bij het springen
zo dicht mogelijk bij de bok te
komen. Wie viel was ook af en de
kans om te vallen werd steeds
groter - immers, de jongen op
wiens rugje terecht kwam
mocht "schudden" en
zo proberen de
springer op de
grond te krijgen.
Het was
en wie
herinnert
zich dat
niet! - een
stevig spelletje,
maar het gekke was,
dat er nooit ongelukken
mee gebeurden.
Het knikkeren was een van de
weinige bezigheden, waarbij je
met geld omging net als bij het
streepgooien en het verhandelen
van postzegels. De prijs van
veertien kalken knikkers was een
cent. Ze werden bewaard in een
door moeder gemaakt "pong",
die je met een lus om je hals kon
hangen.
De zogenaamde "goeie" knik
kers en ook de glazen knikkers
waren duurder. Maar won je die,
dan kon je ze door ze te verko
pen in geld omzetten en dat
schiep de mogelijkheid een
snoepwinkel binnen te stappen
om daar heerlijke zaken aan te
schaffen als toffees voor een
cent, of veterdrop of nougatblok-
ken voor een stuiver. Dat waren
dan lekkernijen, die je anders
misschien - alleen bij feestelijke
gelegenheden kreeg.
Je kon knikkeren met "een kuil
tje", je kon gaan "pompen", of
knikkeren "op een rij". Zelf deed
ik zelden of nooit met het kuil
tjeknikkeren mee. Pompen met
knikkers gebeurde met maar één
tegenstander. Het was een aparte
kunst en een beetje riskant, om
dat het er niet altijd eerlijk toe
ging. Eigenlijk was het gewoon
een gokspelletje.
Afgesproken werd met hoeveel
knikkers van elk er zou worden
gepompt. Het totaal, soms wel
zestig knikkers, nam je tussen je
beide handen. Je moest dit ge
heel dan in een opstaande pomp
mikken. De jongen, die pompte
won, wanneer er een oneven
aantal knikkers buiten de klomp
viel. Bij veel "ingezette" knik
kers kon je in één keer blut zijn
en dat was natuurlijk niet best.
Er waren sluwe spelers (ook
speelsters, jawel!) die door bij
voorbeeld een of drie knikkers
ongemerkt achter een duim vast
te houden, altijd een oneven
aantal buiten de klomp konden
bereiken om daarmee het spel te
winnen.
Het spel, dat voor mij favoriet
was, was "knikkeren op een rij".
Hierbij werd afgesproken hoe
veel ieder op een rij "opzette".
Vervolgens gooide je je "koegel"
een eind weg. Hoever mocht je
zelf bepalen. Wie het verst had
gegooid, mocht het eerst in de
richting van de rij knikkers wer
pen en soms bedroeg de afstand
wel een veertig of vijftig meter.
Aan het begin van de rij lag een
koegel. Raakte je nu met je eigen
koegel een knikker, dan kon je
alle knikkers oprapen van dat
punt af tot het eind van de rij.
Wanner je, wat trouwens zelden
gebeurde, de knikker naast de
voorste koegel raakte, werd je de
trotse bezitter van de hele rij
Had je wat succes met dat spel
dan kon het aantal knikkers in de
pong oplopen tot vele honder
den. Omgerekend in geld tegen
de net al genoemde koers van
veertien voor een cent, beteken
de dat een waarde van ruim
veertig cent en jongens, dat was
wel wat!
Het "bakketskieten" had in
zoverre met knikkeren te maken,
dat ook hier het van tevoren
afgesproken tarief het aantal
knikkers aangaf, dat de ver
liezer moest geven, wanneer zijn
bakkert was geraakt. Je kon dit
spel ook spelen rond een putdek
sel in de straat.
De bakkerts waren, als ik het
goed onthouden heb, van kalk
zandsteen gemaakt. Op een dag
kwam daar verandering in. Jon
gens hadden namelijk loden ko
gels ontdekt onder de stalen pla
ten van de electrische masten, die
in onze jongenstijd in de landerij
en werden geplaatst. Ze namen
ze prompt mee en van dat mo
ment af werd de loden bakkert
gemeengoed, al was het alleen
maar om je gewone bakkert niet
stuk te laten knallen door heel
hard gooiende tegenstanders.
Drachten iï-
Graag wil ik even inhaken op het
artikel 'Leeuwarder bedrijvig
heid in vroeger jaren' in een
eerder verschenen Kleine
Krantsje. Ik ga dan nog wat
verder terug en begin over de
kruidenierszaken van die tijd.
In mijn jeugd werkte ik van 1904
tot 1916 bij de firma Plet, een
meubelzaak op de Nieuwestad,
waar nu de firma Beeling een
antiekzaak heeft.
Als krullenjongen moest ik vaak
voor het personeel boodschap
pen doen, zoals een pakje tabak
halen voor drie en een halve cent
of een stuiver bij een kruideniers
winkel op de hoek van de
Nieuwestad en de Nieuwesteeg,
ik meen, dat die van een Bonger
was.
STIEKEM
De mannen rookten toen nog
onder het werk, nu mag dat niet
meer. Ook moest ik vaak 'een
slukje' halen bij de zaak van
Feenstra in de Nieuwesteeg, ook
een kruidenier, die tevens een
slijterij had.
Van mijn kant gebeurde dat dan
stiekem, het flesje in de zak en
een pakje tabak in de hand; dat
was dan meest op maandagmor
gen of donderdagavond.
Verder weet ik nog een paar
kruidenierswinkels op het Vliet,
waar ik geboren en getogen ben,
namelijk de winkel van Zwart,
hoek Zuidvliet-Grachtswal en
verderop aan het Noordvliet te
genover Pietersburen de winkel
van Hartkamp. Dat was op de
hoek van de Noordvlietstraat. Er
naast waren nog twee winkeltjes,
waarvan het tweede ook een
slijterij had.
Dan had ik nog een goeie kennis,
die een klein winkeltje had aan
de Achter de Hoven, ik meen op
de hoek van de Willem Lode-
wijkstraat. Zij heette Radsma en
U ZOEKT 'N DYNAMISCHE
ENÉRGIÊKE PERSOONE'JK-
HtlP MIER IS IE.—'. j
haar man werkte bij de tabaks-
handel van Taconis aan de Voor
streek.
Verder weet ik me nog een paar
groente- en fruitwinkels te herin
neren. Om te beginnen Kever
kamp op de hoek van het Naauw
en de Wirdumerdijk, Tjepkema
Droevendal en Stiemstra hoek
Ossekop en Oosterstraat.
Bij de laatste twee kochten we
vaak voor een cent plakkerige
appels en we kregen dan dikwijls
een pet vol, ook vaak met sinaas
appels, vooral bij Tjepkema.
Wat we in die tijd ook vaak
kochten waren koekjekrumels
voor een stüver, soms met 'ver
ongelukte' gebakjes er bij.
Andere winkels, die ik nog weet
waren sigarenzaken, te beginnen
met Ebbens aan de Wirdumer
dijk tegenover het Waagplein,
die ook kaarten verkocht, wan
neer er een circus in Leeuwarden
was. Aan het Vliet was het win
keltje van Top, waar ik meestal
mijn sigaren haalde, acht voor
een duppie. Dit winkeltje was
tegenover Koopmans Meelfa
briek.
VERY GOOD
Dan kocht ik vaak sigaren van
een halve stuiver, merk 'Very
good indeed' bij de Brol in een
zaak, waar ik de naam niet meer
van weet, maar er is nu weer een
sigarenwinkel op die plaats.
Franeker
S. Hoekstra
Bij de Brol stonden in vroeger
jaren twee sigarenzaken
naast elkaar aan de Kelders,
in het laatst geëxploiteerd
door respectievelijk de heren
Zwama en Steenbergen. De
zaak van Steenbergen, de
van ouds bekende firma
Schierbeek, is een paar jaar
geleden verdwenen als laat
ste van de twee. Er is nu dus
geen enkele sigarenzaak
meer bij de Brol, tenzij we de
nog steeds bestaande oeroude
firma Stoffels in het Naauw
eveneens beschouwen als
staande bij de Brol.
Red 't KL Kr.
patfznhinlPa" een deksel
dfehif hebben altijd de pan
die bi/ upast. Alle kollektiesvan
BmalViï a'S BK' F^ZSsJgg.
erna/co, Lagostma. Snelkook
panner>. koekepannen en ha pi es
pannen en fluitketels, u man ze
allemaal uitproberen in onze
demonstratiekeuken. En kent u
VaZnEmn"Ce\Panne me'een Pan
van P aal"erweer een hele
En nog 1001 a*»"
Keokenarl^elen