ZELDZAME
ONTMOETING
IN CANADA
HEET JE MOEDER JETJE?"
Als voor ons, Huizumer jongens,
het tolseizoen was aangebroken
kon ik, achter in het huis, in een
kist tollen in verschillende maten
vinden. Ik denk, dat er wel zo'n
twintig waren. Vermoedelijk in
de loop der jaren door mijn
broers bijeengegaard.
Er waren twee modellen tollen,
beide te gebruiken met een touw
tje, of, zo mogelijk met een klap-
koordje, dat wel duurder was. Bij
de peervormige tol werd er een
lus om het houten hoedje gelegd,
waarna het touw stevig naar be
neden werd getrokken, om het
pennetje geslagen en vervolgens
zo hoog mogelijk om de tol ge
wikkeld. Daarna moest het uit
einde van het touw en de tol zelf
op een bepaalde manier worden
vastgebonden. Dan was het grote
moment aangebroken: met een
juiste beweging van de arm werd
de tol aan het draaien gebracht,
of niet natuurlijk. De jongens
deden dat meestal bovenhands,
de meisjes onderhands.
Je kon met elkaar hele afstanden
afleggen door een uitgedraaide
tol steeds weer een eind verder te
gooien. Ook kon je het spel
spelen rond het putdeksel in de
straat. De jongen van wie de tol
niet of op de kop ging draaien,
moest zijn exemplaar op het dek
sel leggen. Hij kon pas weer
meedoen, wanneer een ander er
in slaagde de stilliggende tol met
een welgemikte worp buiten de
rand van het deksel te "kloven".
Het andere model tol werd ge
bruikt met een touwtje, dat aan
het boveneind van een stok was
vastgebonden. Sommigen kleur
den de bovenkant van de tol
waardoor er bij het cirkelen een
apart effect ontstond.
Ook bij dit spel was een bepaalde
slag met stok en touwtje nodig
om de tol voortdurend draaiend
te houden. De een kon dat van
zelfsprekend veel beter dan de
ander altijd waren er wel
"meesters in de kunst."
Een behendigheidsspel was ook
het hoepelen. Bij ons thuis ston
den in de kelder, naast de winter
aardappelen en andere zaken,
wel tien ijzeren hoepels in ver
schillende formaten van klein tot
groot. Waarschijnlijk weer in een
reeks van jaren bijeengegaard.
Dit spel deed je met behulp van
een korte stok, maar ook wel met
een kachelhaakje. En dan maar
proberen de hoepel zo lang mo
gelijk gaande te houden.
Dan het tikkertje spelen!
Wij spraken van "krejansje", als
een afgetelde moest proberen
een van de andere kinderen te
tikken. Lukte dit, dan was het
slachtoffer "af" en moest het dan
zelf maar proberen.
Een andere vorm van tikkertje
spelen was het spel, waarvan ik
de naam ben vergeten: twee kin
deren, met eikaars handen vast,
moesten een derde
"beflappen". De beste
■tactiek daarbij was
de "tegenstander'J
in een hoek
te drijven.
Tikken
deed
ook
voor bij
een tweetal
spelletjes, waarbij
gezongen, zoals
'Schipper, mag ik
overvaren, ja of nee -
Moet ik dan ook een cent beta
len, ja of nee? De aangesproken
schipper gaf dan antwoord. Bij
nee kon je naar de overkant van
de straat lopen, bij ja moest je
proberen aan de greep van de
schipper te ontkomen.
Nog een vraag- en antwoordspel
werd alleen gespeeld als het don
ker was. Dan hoorde je de vol
gende gezongen dialoog tussen
de schapen en de herder: "Her
der, herder, laat je schaapjes
gaan" "Dat kan ik niet" -
"Waarom niet? - "Om de boze,
boze wolf niet" en dan zongen de
schapen: "De boze wolf zit ge
vangen, tussen twee ijzeren stan
gen, tussen zon en maan, herder,
herder laat je schapen gaan."
Daarop vloog de hele kudde naar
de andere kant en de plotseling
tevoorschijn komende wolf
moest proberen een van de scha
pen te vangen.
Bij het verstoppertje-spelen, el
ders ook wel "diefje met verlos"
of "schuilevinkje" genoemd,
hadden we twee vormen met als
voornaamste verschillen, dat het
ene spel ("verstoppertje") over
dag gebeurde en je bij de paal
niet kon worden afgetikt.
Het andere spel voltrok zich in
donker bij een verlichte lantaarn
paal en zij die "gezien" werden
moesten bij de lantaarnpaal een
rij vormen - ze hoefden niet te
worden getikt. Maar ze konden
alleen tegelijk bevrijd worden en
mochten zich opnieuw verstop
pen, wanneer het laatste kind in
de rij ongezien werd afgetikt.
De lantaarnpaal, die wij altijd
gebruikten, stond bij het hek van
de tuin rond de pastorie. Er
waren in die omgeving ideale
plaatsen om je te verstoppen en
niet minder aantrekkelijke we
gen om te vluchten. Zoals door
het Pasveer, achter bij slager
Visser langs en via enkele obsta
kels naar het kerkepad.
Koos je de weg door het straatje
waar oude Trientje woonde, dan
liep je kans van haar een tik met
de stok te krijgen, wat niet zo
onbegrijpelijk was, want het
moet voor haar, rustig thuiszit
tend, geen lolletje zijn geweest
wanneer er plotseling weer zo'n
groep kinderen met heel veel
geschreeuw en klompenlawaai
langs haar ramen denderde.
"Verbeieren" speelde zich dus in
donker af bij de verlichte paal.
Een enkele keer werd het gaslicht
uitgetrokken, waardoor het stik
donker werd. Ook werd het de
zoeker moeilijk gemaakt door
bijvoorbeeld van jas of pet te
verwisselen.. Vrijwel onzicht
baar werd je ook door je te
verstoppen in de pastorietuin of
in de groentetuin van Huizinga er
vlak naast.
De meest succesvolle manier om
als laatst overgeblevene niet ge
zien te worden, was een uitvin
ding van mijn oudere broer: hij
ging plat tegen het schuinoplo-
pende dak van ons huis liggen en
hij werd inderdaad niet ge
vonden.
Bij de zandhopen op het opslag-
terrein kwamen we soms bij el
kaar voor wat "landveroveren"
heette. Een in het zand geteken
de rechthoek stelde een stuk land
voor. Twee jongens gingen dat
land veroveren. Dat gebeurde
met een open zakmes, dat je zo
moest laten neerkomen, dat het
met de punt bleef steken in het
zand. Van dat punt af trok je met
het mes een rechte lijn naar de
kanten.
Wie het eerst mocht gooien, wat
door loten werd bepaald, nam
het grootste stuk. De ander
wierp dan het mes op buurmans
land. Het spel eindigde, wanneer
je met de klomp niet meer kon
staan in het stuk overgebleven
land.
Vervolg op pag. 9)
Landsjekappe: wordt het nu nog wel gedaan
Bij gebrek aan ijs in Friesland
gingen de marathon- en toerrij
ders dit jaar hun "alternatieve
Elfstedentocht" in Ottawa, Ca
nada, rijden. De laatste echte
tocht is nu eenëntwintig jaar ge
leden gehouden en rijders onder
de vijfentwintig zullen er dus
geen herinnering meer aan heb
ben. Maar toch, het grote ideaal
van allen blijft een echte tocht
langs onze elf steden, en die zal
er vast ook nog wel eens komen,
alle twijfels ten spijt!
Over die tocht in Ottawa hoef ik
niets te vertellen; daar is genoeg
over bericht in de media. Zelf
heb ik meegedaan aan de korte
afstand, ditmaal veertig kilome
ter. Het was voor mij de vijfde
maal, dat ik meeging, maar deze
keer was het toch een bijzondere
reis door allerlei belevenissen er
omheen. Daar wilde ik iets over
vertellen.
GEZELLIG SCHAATSEN
Midden door Ottawa loopt een
breed kanaal, het Rideaukanaal,
bijna acht kilometer lang, waar
op je erg gezellig kunt schaatsen,
bijna zo gezellig als achter de
Prinsentuin, waar we toch ook
zulke leuke herinneringen aan
hebben. Nóg hoor ik de roep van
de jongetjes: "gezondheidsste-
ken, om j e nek te brekenonder
hun arm hadden ze een blikken
trommeltje, waarin de steken,
door Moeke gemaakt. Prijs: een
of twee cent per stuk.
Op dat kanaal nu had ik een
leuke ontmoeting. Een jonge
vrouw met een fototoestel kwam
achter mij aan en zei: "Are you
Dutch?". Ik antwoordde: "Yes".
Ik dacht: ze ziet het aan mijn
Friese doorlopers. Zij ging on
middellijk door in het Neder
lands: "Ja, ik zag de schaatsen.
Mijn moeder komt namelijk uit
Nederland, uit Leeuwarden".
"Ik ook", zei ik, iets verrast,
"hoe heet Uw moeder dan?"
"Dwinger", zei ze, waarop ik
direct reageerde met: "Dan heet
ze zeker Jetje?" En ja hoor, dat
was zo.
Het gezellige schaatsen achter
de Prinsentuin: nóg leuker dan in
Canada.
Nu, zestig jaar later, zag ik op
eens weer het beeld voor me van
Jetje Dwinger, een lief, knap
meisje, dochtertje van de beken
de fotograaf, op de Ooster-
grachtswal, in het Kleine Krants-
je van 21 januari nog gememo
reerd door tante Johanna Weyel-
Dwinger uit Amersfoort. Wij
woonden vroeger op het Noord-
vliet 11, waar riu de Baptistenge
meente gehuisvest is. Jetje kwam
vaak bij mij spelen. En ik herin
nerde me, hoe zij eens in de hal,
op de zwart-witte marmeren te
gels een "gat in haar hoofd" viel,
aan welke val ik misschien wel
schuldig geweest ben! Want ik
was een wildebras!
Vaak speelde Carolientje Ellens
ook mee; haar ouders hadden
een melkzaak op de Grachtswal,
enkele huizen van de Dwingers
af. Misschien weet zij nog meer af
van Jetje, wat leuk zou zijn voor
dochter Elly, die alles wil weten
over de jeugd van haar moeder
en over haar grootouders, die zij
nooit gekend heeft.
Zoals bekend heeft de familie
Dwinger de oorlog niet over
leefd, behalve de twee dochters
en Jetjes, in 1940 geboren, doch
tertje Elly, die ik dus nu zag.
GEEMIGREERD
Jetje zelf is, na de onderduiktijd,
geëmigreerd en woont met haar
man ook in Canada, in Rich
mond. Elly is met een Ier ge
trouwd, een alleraardigste man;
we hebben een gezellige avond
doorgebracht in hun gastvrije
huis en allerlei informatie gege
ven over die vroegere tijd en
haar familie. Het nut van het
Kleine Krantsje in de wijde we
reld is maar weer eens bewezen!
Leeuwarden
S. T. Wiemer-Scheepstra
TOEJUICHING VANNE
MENIGTE SLAAT ALTIED
OP HET RISSELTAAT,
NOOIT OPPE MOEITE
DIE'T ER VOOR DEEN IS
AT DE OMSTANDIGHE
DEN SICH NIET NAAR ON-
SE WIL SKIKKE, MUTTE
WIJ ONS SKIKKE NAAR DE
OMSTANDIGHEDEN
HET VERLEDEN IS OEK
EEN SPIEGEL, MAR DE
ENIGE SPIEGEL, WAARIN
ZELFS DE GROOTSTE IJ
DELHEID SICH NIET
GRAAG BEK1
WAT DE GEEST UUT-
ZAAID HET, TROTSEERT
HET GEWELD VAN DE TIE-
DEN