DE TREKHONDEN VAN WELEER VERDWENEN ROMANTIEK LETTERKUNDIG GENIE LI NG E RIE FOUNDATION voor al uw foundation, nachtkleding en badmode. EIG. S. BRON NAAUW 12 - LEEUWARDEN TEL. 058-136728 Naar aanleiding van het artikel in 't Kleine Krantsje nummer 452 met als opschrift ,Uit de tijd van de trekhonden' wil ik, als een en zeventigjarige nog gaarne de vol gende herinneringen ophalen. We leven in een tijd van gemoto riseerd verkeer en vervoer maar vóór de oorlog was dat uiteraard geheel anders. Er waren toen nog vele kleine handelaren en nering doenden die hun waren langs de deuren aan de man brachten en dat vaak deden op een bakfiets of met een kar. Iemand die het een beetje kon doen maakte gebruik van een klein paard (kedde) maar de min der financieel draagkrachtigen spanden een hond of honden voor de kar. Dat ging echter niet zonder meer, want er bestond al sedert 1910 een Trekhondenwet en een Trekhondenbesluit waar in allerlei eisen aan honden, kar en bespanning werden gesteld. ZITVERGUNNING De honden moesten worden ge keurd, men werd ingeschreven in een gemeentelijk register en kreeg een nummerbewijs. Er was ook de mogelijkheid een zitver- gunning op de kar te krijgen. Ik was destijds ambtenaar ter secretarie van de voormalige ge meente Baarderadeel en heb bij die hondenkeuring wel assisten tie moeten verlenen. De keuring geschiedde door de veearts en moest elk jaar opnieuw plaats vinden. Behalve door handela ren werd er in Baarderadeel ook door de dorpsreinigers gebruik gemaakt van de trekhond. Zo werd as en vuilnis in de verschil lende dorpen opgehaald per kar. Dat kon toen nog, want hoewel we vrijwel geen as meer hebben, is de hoeveelheid huisvuil ook al door de verpakte levensmidde len, aanmerkelijk toegenomen. De as en ook de inhoud van de tonnen-closets waren er toen niet op het platteland - werd in elk dorp naar een schuit gebracht en vandaar naar de dwinger. Eens per jaar werd die geleegd, d.w.z. Het was op een zondag even over twaalf uur, dat we bij ons thuis in Huizum pas begonnen waren te eten. De winter was ingevallen en de sloten waren dichtgevro ren, maar het ijs was nog niet sterk genoeg om te kunnen schaatsen. Plotseling hoorden we vanuit de richting van de Wirdumervaart, achter ons huis, de kreet: „Help! Help" Iedereen vloog naar bui ten, ook bij buurman Visser. En ja hoor, wat we vreesden was gebeurd: een overmoedige schaatser was door het ijs gezakt. Het bleek een jongen te zijn, die wanhopig tussen de ijsschotsen lag te spartelen. Hij was wel vlak bij de schuin oplopende wal van 't kerkhof, maar niet dicht ge noeg om er bij op te kunnen klauteren. Bij de Vissers probeer den ze de drenkeling de 'kloet' van hun schouw toe te steken, maar de afstand was te groot en de ijsvloer was te dun om er plat op te gaan liggen. Vader maakte daarop onze schouw los, het ijs werd rondom stukgeslagen en zo werd het slachtoffer bereikt en binnen boord gehesen. Intussen was ge bleken, dat het Keimpe Dijkstra was van de Tijnjedijk, die halver wege de huizen tegenover de bleek van Wasserij Dam woon de. 's Avonds kwam vader Dijk stra, tijdens het melken, de stal in om te bedanken voor de redding. Op een andere zondagmorgen waren we wat aan het spelen in de Huizumerlaan, in afwachting van de komst van dominee Ho ving - we zouden naar zondags school gaan, die gehouden werd in de bewaarschool, halverwege deze straat. In de verte konden we dominee zien aankomen. Hij was niet al leen, maar, na afloop van de kerkdienst, altijd ifl gezelschap van de kerkdiakenen. Allen wa ren in het donker gekleed en droegen een hoge hoed. Zo schreden ze al redenerend voort tot ze de bewaarschool hadden bereikt. VERSTANDSVERBIJSTERING Meestal bleven ze nog even op de weg staan praten voor de zon dagsschool een aanvang nam. Maar op deze dag kwam uit een van de huizen een vrouw in gestrekte pas en met een bezem omhooggeheven op het groepje babbelende notabelen af met de kennelijke bedoeling dominee met de bezem te bewerken. Zover echter kwam het niet. Ze kon worden tegengehouden en werd weer in huis gebracht. Later werd vastgesteld, dat de vrouw in een vlaag van verstandsverbij stering had gehandeld. Als kind ervaar je zo'n gebeurtenis als iets onbegrijpelijks. Onze aandacht bij de tekstverklaring van domi nee en de animo bij de zangles van Juf Boersma waren deze zondag dan ook maar heel ge ring. Het zal omstreeks 1922 zijn ge weest, dat de mensen zeiden in hun leven nog nooit zo'n hitte te hebben meegemaakt. En toen kwam er plotseling ook nog het bericht van een komende hitte golf! Nadat we al een poosje in de klas zaten kwam meester Koiter de lokalen langs om op ernstige toor^ te zeggen, dat er een ittegolf un aantocht was, dat we aanstonds de school moesten verlaten en dat we naar huis konden gaan. 'Maar, waarschuwde hij met klem, we zouden vooral in de schaduw moeten blijven. Nou dat was het dan. We gingen naar huis en vertelden daar ons verhaal. Daarbij kreeg ik het idee, dat de ouders ook niet begrepen, wat dit allemaal in hield, want veel mannen en vrou wen bleven immers gewoon werken in de barre zon, terwijl wij als kinderen de schaduw moesten opzoeken. Nu dat deden we dan ook braaf, in afwachting van een hittegolf, waarvan wij dachten, dat je die kon zien aankomen. Het gevaar was ons zo duidelijk kenbaar gemaakt, dat wanneer iemand van ons groepje zich even in de richting van het zonlicht bewoog, er direct werd geroepen: „Pas op, de hittegolf komt!" Hoe het verder is gegaan? Ik weet het niet meer. Er gebeurden in ieder geval geen ongelukken en het leven ging eigenlijk ge woon door. En. een hittegolf hebben we nooit gezien. Tijdens mijn lagere schooljaren waren mijn ouders vijf en twintig jaar getrouwd. Al een tijd werd er over gepraat hoe en waar het feest gevierd zou worden. Be dacht werd daarvoor de stalruim- te te benutten. Dat kon omdat het in de meimaand was en de koeien dus buiten liepen. Na veel wikken en wegen werd het plan toch verworpen en toen ontstond het idee de bruiloft te houden in het café Ceres, halverwege de Huizumerlaan en later omge doopt in Tivoli. Later bleek die keus een vondst te zijn geweest. Er hoefde nu immers niet getimmerd te wor den voor zitplaatsen en een to neel, terwijl het gebruik van con sumpties en de bediening gere geld konden worden en er na afloop geen opruimwerkzaam- heden behoefden te worden ge daan. Buiten medeweten van mijn ou ders werd er alom door kinderen, neven, nichten, buren en kennis sen gerepeteerd voor wat we nu een bonte avond zouden noe men. Er kwam ook een ceremo niemeester, naar ik me meen te herinneren was dat neef Piet van Asperen. Zelf moest ik een lied zingen, waarvan enkele regels luidden: „Kijk je 's avonds even naar de sterren - Die daar schitt- 'ren aan 't firmament." Ik meen dat Kees Pruis er de maker van was. Ook kreeg ik nog een rol in een voordracht, waarvan het mooiste was, dat ik mocht blijven tot het eind van een, in mijn ogen, prachtig feest. Een zaal vol bloe men en planten, waaronder veel in die tijd zo populaire horten sia's, die later een plaatsje kregen in de tuin. Mensen in plezierige stemming en op het toneel een afwisseling van zang, muziek, voordracht en allerlei andere activiteiten, zoals de welbekende 'Schnitzel-bank'. Zelf maakte ik nog een angstig moment door in de net genoem de voordracht. Mijn aandeel daarin bestond alleen maar uit het zitten in een kinderwagen, die ik natuurlijk al lang was ontgroeid. Maar een kleiner kind was waarschijnlijk niet voorhan den. En zo zat ik dan rechtop, met mijn hoofd tegen de kap van de wagen. Onder het zingen van een lied door de groep werd ik het toneel rondgereden door neef Piet de Vries, die voor deze gelegenheid als vrouw was verkleed. Of het kwam, dat neef zo in zijn rol opging, of door onervarenheid in het besturen van een kinderwa gen, is onbekend gebleven, maar op een gegeven ogenblik kwam hij angstig dicht bij de rand van het toneel. Dat kon alleen worden geconsta teerd door de mensen, die voor aan zaten én door mezelf vanuit mijn hoge positie. Maar de be stuurder was zich hiervan niet bewust en karde maar voort. En dat nu heeft me waarschijnlijk behoed voor een duikeling van ruim een meter naar de vloer van de zaal. Drachten TL de inhoud werd ten verkoop aangeboden aan de meest bie dende. Van de opbrengst ontvin gen de dorpsreinigers, die toen officieel werden aangeduid met verzamelaars der faecaliën', vijftien procent. Behalve door de dorpsreinigers werden de trekhonden gebruikt door kleine neringdoenden, ven ters, lompenhandelaars en groentehandelaars. Ik herinner me uit die tijd dat in Weidum en Mantgum elke week de groente handelaar Huizinga kwam, die in de Schrans woonde. Het was een ,wat lange, magere man en hij had ook een zitje op de kar. In Leeuwarden waren o. m. be kend de heer J. Mulder die des tijds in de Elias Vonckstraat woonde, de heer G. Hommema uit de Buygerstraat in Huizum, die zijn hond Max voor de melk- kar had, de aardappelhandelaar W. Wieling die indertijd in de Roekstraat woonde en die het langst nog een trekhond bezat, de heer K. Mollema en Van der Net met zijn hond Bobbie. In de jaren zestig waren er maar weinig trekhonden meer. Vol gens de nieuwe Wet op de Die renbescherming mocht met in gangvan 1 januari 1962 niemand meer een hond als trekdier ge bruiken. In Leeuwarden werd al m. b. t. de vergunningen het uitsterfsysteem toegepast. In 1952 waren er nog 110 vergun- Dorpsreiniger G. Hoekstra uit Jorwerd in Mantgum in actie met zijn hondenkar. ningen, in 1955 zes en twintig en een jaar later nog vijftien. ALLEMAAL VERDWENEN Zo verdween met het paard - ik zie nog de wagens van Van Gend en Loos met paardetractie door de stad rijden alsmede het boe- venwagentje' met een paard er voor - ook de trekhond uit het straatbeeld en verdween er weer een stukje van de vroegere romantiek. Mantgum W. Goinga Zouden er nog wel analfabeten zijn in deze tijd? Misschien wel, maar zeker minder, dan in vroe ger jaren. Eens heeft er een anal fabeet voor de Kantonrechter in, Leeuwarden terechtgestaan, waarbij hij handig van zijn tekort dacht gebruik te maken. Hij had zich op de fiets op een weg begeven, die verboden was voor alle verkeer. Daarvoor werd hij bekeurd, waarna hij terecht moest staan. De kantonrechter vroeg hem of het waar was wat er in de dag vaarding stond, namelijk, dat hij gereden had op een voor het verkeer afgesloten weg. „Ja meneer", gaf hij volmondig toe, „dat heb ik wel gedaan, maar ik wist niet dat het niet mocht, want ik kan immers niet lezen of schrijven". Daarop antwoordde de Ambte naar van het Openbaar Ministe rie dat hij de kunst van het lezen helemaal niet machtig hoefde te zijn: „door prentjes wordt de zaak volkomen duidelijk aan ie dereen, die er naar kijkt en als je een goed weggebruiker bent, moet je nu eenmaal goed uitkij ken". Daarna werd er drie gulden of drie dagen hechtenis tegen deze verdachte geëist, maar de kan tonrechter had blijkbaar toch wel wat begrip voor de bezwaren van de analfabeet; hij maakte er één ronde (vooroorlogse) gulden van. De volgende dag kwam het hele verhaal in de krant te staan. „Geen letterkundig genie" stond er boven het verslag. jy loeg e't J voer er ook over de Oostergracht een pontje en het zijn alleen de alleroudsten onder ons, die dit pontveer nog hebben gekend. Het pontje verdween hier name lijk, toen er in 1902 een voetbrug werd gebouwd tegenover de Nieuwe Oosterstraat. Het pontje was het oudste in Leeuwarden; het was in 1849 ingesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1984 | | pagina 5