SCHEERJONGEN IN LEEUWARDEN
HONDERD JAAR TERUG
"HET BLOED STROOMDE OVER Z'N GEZICHT"
STADSNIEUWS
VAN VROEGER
Dit is de heer], H. Geas uit de Baljeestraat in Leeuwarden, terwijl hij
met vaardige hand bezig is met het scheren van een klant. Kapper
Geas, nu al jaren dood, kon lange tijd de oudste barbier van
Nederland worden genoemd. Hij was een tijdgenoot van de schrijver
van dit verhaal; zijn ervaringen als aankomende scheerjongen zul
len vrijwel gelijk zijn geweest aan die, welke er in dit artikel naar
voren komen.
r
In de jaren vijftig heeft een
oud-stadgenoot herinnerin
gen op schrift gesteld aan de
jaren van zijn jeugd, toen hij
als jonge jongen te werk werd
gesteld in kapperszaken in
Leeuwarden. Zijn verhalen
geven ons een interessante
kijk op het leven in de nog
kleine stad in de zeventiger
jaren van de vorige eeuw.
Zoveel jaar na zijn overlijden
laten we hem in enkele afle
veringen in 't Kleine Krantsje
nog graag aan het woord.
et was in 1885
toen mijn moeder
besloot om mij bar
bier te laten wor
den. Ik was"nauwe-
lijks tien jaar oud,
toen ik in de leer kwam bij een
baas op de Keizersgracht te
Leeuwarden. Mijn loon zou
twintig cent per week zijn met de
mogelijkheid tot opslag als ik
mijn best deed.
Mijn baas liet mij eerst enige
weken inzepen. Dit geschiedde
toentertijd met de hand, want
kwasten e.d. bestonden er niet of
waren veel te duur in aanschaf.
Men kan wel begrijpen, dat mijn
handen, waar nog maar weinig
eelt op zat, ervan te lijden had
den, op die stugge harde baar
den.
Ook moest ik bij mijn baas de
boel schoon houden, alles voor
hetzelfde loon, maar na een
maand werken kreeg ik dan toch
mijn opslag en vol. trots "ging ik
dan ook de zaterdag om twaalf
uur 's avonds weg met 25 cent in
mijn zak.
DRIE CENT
Omdat ik nu al enigszins mijn
handen kon roeren in het bar
biersvak, besloot mijn baas mij te
leren scheren. Het scheren kostte
de klant toen drie cent en haar
knippen vijf cent. Toen beston
den er nog geen tondeuses of
electrische knip- of scheerappa-
raten.
Ik moest om het vak van scheer
der te leren een oude hoge zijden
langharige hoed kopen. Zo'n
oude ruige hoed kon men toen
kopen bij de Fa. Van Cleef op
de Nieuwe Buren voor vijftien
cent.
Deze hoed moest ik dus van mijn
eigen geld aanschaffen en van
mijn patroon kreeg ik toen een
scheermes. Hij toonde mij hoe ik
dit apparaat moest vasthouden.
Toen ik daar de slag van te
pakken had, beval hij mij de oude
gedeukte hoed in te zepen en
netjes zonder scheur of snede af
te scheren. Behoudens een heel
klein sneetje bracht ik het er
nogal goed af en bovendien kon
er uit de hoed gelukkig geen
bloed stromen, dat mij eventueel
zenuwachtig kon maken.
Enige dagen na dit aanschouwe
lijk onderwijs moest mijn baas
een dag weg om pensioen te
halen. Hij was namelijk een ge-
pensionneerde koloniaal, die ge
vochten had in Atjeh en Lombok.
Hij was in de strijd van Lombok
een oog kwijtgeraakt en door dit
ongeluk ontving hij ongeveer ze
ven gulden in de week pensioen.
Nu was deze baas een liefhebber
van een glaasje, waarvan hij er
om de moed erin te houden -
rijkelijk veel dronk, vooral op
een dag als hij zijn pensioen kon
halen.
NOODLOT.
Ik kon er dus op rekenen, dat hij
die dag niet meer boven water
zou komen en ik stond dan ook
alleen in de zaak, als kind van
nog geen twaalf jaar. Het noodlot
wilde, dat onze groenteman, die
elke morgen aan de deur kwam
om groenten en aardappelen af te
leveren, zich die middag moest
laten scheren.
Hij vroeg of de baas er niet was
en op mijn ontkennend antwoord
vroeg hij mij of ik dan misschien
kon scheren. Ik bevestigde dit
met een heftig geknik en hij nam
toen maar plaats op de stoel.
Nu was, gelukkig voor mij, het
interieur van de kapperswinkel
niet zo schitterend als tegen
woordig met al die spiegels e.d.,
want hier hing helemaal geen
spiegel. Ik zeepte de groenteman
eerst grondig in en legde, zoals
toen de gewoonte was, een stukje
krantenpapier op zijn schouder
om zijn baard en de zeep erop af
te strijken.
Het servetje, dat hij voor had,
was helder wit en vol goede
moed pakte ik het scheermes en
begon het aan te zetten op de
scheerriem. Dit begin was niet
moeilijk, hoewel ik op een gege
ven ogenblik het mes niet vlug
genoeg draaide op het leer en
daar dus een flinke snee in kwam
te zitten.
Nu zette ik het mes op de huid
van de groenteman, die, niets
vermoedend, met zijn hoofd
achterover mij mijn gang liet
gaan. Ik begon bij het oor en,
jammer, daar ging het mes niet
langs de huid maar er in, waar
door er nogal wat bloed te voor
schijn kwam. Maar vooruit'
dacht ik en ging verder. De wang
ging prachtig, maar bij' de kaak
kreeg hij weer een jaap met het
mes. Ik legde er gauw een stukje
krant op om het bloeden wat
tegen te gaan. Nu kwam ik bij
zijn kin, waarvan de behandeling
volgens mij wel lukken zou,
doch, mis poes, er ging helaas een
klein stukje af en het bloed
stroomde over het witte servet.
De groenteman, die in het begin
niets in de gaten had en ook niets
kon zien, omdat er, zoals ik al
gezegd heb, geen spiegels in de
zaak hingen, begon nu echter
toch wel een lelijk gezicht te
trekken en er werd mij even
hardgrondig medegedeeld, waar
het precies op stond. Ik kon nu
echter niet meer ophouden en
moest dus met het scheren voort
gang maken. Onder de neus ver
liep de veldslag prachtig, doch bij
de mondhoek gebeurde het. Het
mes schoot uit en een hevige
bloedstroom toonde een flinke
snee van bijna een centimeter
lang, die zijn mond nog groter
deed lijken, dan hij al was.
Hij begon te razen en te tieren en
mij uit te schelden voor alles wat
maar lelijk was en zocht een
spiegeltje, dat om de hoek van
een doorgang hing. Toen hij hier
in gekeken had, schrok hij zo
vreselijk, dat hij, zonder verder
nog iets te zeggen, de deur uit
rende en naar het ziekenhuis ging
om zich te laten verbinden.
Vandaar is hij naar een betere
barbier gegaan om zich verder te
laten afscheren.
Ik was natuurlijk doodsbenauwd,
dat mijn baas hiervan op de
hoogte zou komen en ik zag dan
ook met angst en beven de avond
tegemoet.
Aangezien de baas echter die dag
zoveel kroegjes bezocht had, dat
hij weer de strijdlust in zich
voelde opkomen, was hij aan het
vechten geslagen. Het werd zo
erg, dat de politie eraan te pas
moest komen. Hem werd gelast
mee te gaan, doch daar dacht
mijn baas niet aan. Hij begon te
schoppen en te slaan en te scher
men met zijn wandelstok. Alles
was echter tevergeefs en hij werd
overweldigd. Netjes werd hij
door de agenten op een handkar
gelegd en naar het Hofplein ge
bracht, waar het politiebureau
stond. Die nacht moest hij in de
cel zijn roes verder uitslapen en
zijn vrouw werd hiervan op de
hoogte gebracht.
POLITIEBUREAU
Zoals u wel zult begrijpen was ik
eigenlijk na het voorval met de
groenteman aan één kant wel
blij, dat mijn geachte patroon op
het politiebureau moest blijven,
want, zo redeneerde ik, mis
schien was de volgende dag alles
al bij de groenteman genezen en
kon hij niet meer aan mijn pa
troon bewijzen, dat ik iets ver
keerds had gedaan.
De volgende dag echter kwam hij
weer met zijn groentekar voor
onze deur en hij zag er vreselijk
uit. Vier pleisters op zijn gezicht
en hij kon haast niet praten met
zijn te grote mond.
Op hetzelfde moment kwam
mijn patroon thuis, die nu uitge
slapen was. Hij bekeek de groen
teman. ,,Zo", zei hij, „wat zie jij
eruit. Zeker ook gevochten hè?"
„Nee", antwoordde onze ge
wonde groenteman, „dat heeft
die knappe knecht van je gedaan.
Die aap beweerde, dat-ie scheren
kon, maar ik mag van geluk
spreken, dat ik het er nog levend
afgebracht heb".
Het hele relaas werd nog eens
uitvoerig aan mijn patroon ver
teld, die aan het slot mij een
schop onder mijn zitvlak gaf,
zodat ik op straat kwam te staan,
zonder werk, maar een ervaring
rijker. Oh, goede oude tijd!
Het pand no. 26 in de Elizabeth-
straat, alhier, is onlangs verkocht
en nu laat de nieuwe eigenaar
eenige vertimmering aanbrengen
in het benedenhuis.
Het bovenhuis is bewoond door
den heer W. F. L. Maassen. Toen
deze hedenochtend tegen 12 uur
thuis was gekomen, zou hij,
zooals hij meermalen deed, wat
broodkruimels op het dak van de
bijkeuken beneden neerleggen.
Hij opende daartoe de deur op
den overloop zijner woning en
liet zich, daar het trapje reeds
was weggenomen, op het dakje
glijden, met het gevolg, dat hij
door de vermolmde planken op
den steenen vloer beneden te
recht kwam. De werklieden
brachten hem naar boven. Juf
frouw Maassen, die in dien tijd
naar den groenteboer was, vond
haar man kreunend op het ledi
kant liggen. Dokter Rosenberg,
die den getroffene onderzocht
kon voorloopig geen ernstige
kneuzing vinden, doch zou een
nader onderzoek instellen.
(1931)
In Heerenveen is het hotel Jorissen tegenover Crack State eens zeer bekend geweest. Het hotel is er nu al
lang niet meer en dat zal, vrezen we, ook wel gelden voor deze bijzondere pereboom, die bij het hotel in de
tuin heeft gestaan. De boom, hier met wat jongelui, maar anders voorzien van jutteperen, was al ouder
dan tweehonderd jaar toen in 1912 deze foto werd gemaakt. Al in de vorige eeuw werd er een ijzeren
band omheen gelegd, waarschijnlijk om de wat brozer wordende armen van het oudje bij elkaar te
houden. Ondanks die hoge ouderdom bracht de boom nog elk jaar een rijke oogst aan vruchten voort.