HET NIEUWE GAS DE KONINGIN OP BEZOEK EN EEN NIEUW SOORT GAS ALS IK AAN LEEUWARDEN DENK TACHTIG JAAR GELEDEN: In het jaar 1905 was onze stad prachtig versierd en 's avonds mooi verlicht. De Prins Hendrik straat en de St. Jacobsstraat wa ren uitzonderlijk mooi, maar ook vele gebouwen waren in feesttooi, zoals het stadhuis, de Beurs, de Waag, de Hogere Bur gerschool en zelfs de hotels. De koningin is hier toen namelijk drie dagen geweest in Fries cos- tuum. POTJE VOOR POTJE Tegenwoordig draait men de schakelaar om en alles is ver licht, maar toen moest de feest verlichting potje voor potje wor den aangestoken, zelfs op het koepeltje van het Stadhuis. Men kan begrijpen, dat dit voor de werklieden, die hiermee waren belast, een heel karwei was om al die lichtjes aan het branden te krijgen. Bovendien moesten al die potjes 's morgens weer ge vuld worden. Het was gevaarlijk werk ook, want er konden ge makkelijk ongelukken ontstaan. Het gebeurde op een avond, dat een werkman, die meehielp de Klanderij te verlichten, door het Bengaals vuur zelf in brand raakte. De man liep snel naar de gracht en sprong er bij de Beurs- brug in. Helaas is hij aan de brandwonden overleden. Ik had nog nooit zoveel mensen bij elkaar gezien als in die dagen. De stad was, om zo te zeggen, tjokvol. Men had uit voorzorg houten hekken langs het water van het Naauw laten zetten, om dat men voor ongelukken vrees de. Het hek, zou na het feest, weer worden weggehaald, maar de bewoners van het Naauw, de Kelders, de Voorstreek en de Nieuwestad verzochten de ge meenteraad het te laten staan. Dit verzoek werd ingewilligd. En daar zat wat goeds in, want de Leeuwarders van die dagen hadden soms vreemde streken. (Misschien is dat nog wel het geval). Er is eens een sjouwer man over het Naauw gespron gen, niet :met een polsstok, maar zo-maar, met een aanloopje. Omdat de straat niet breed ge noeg was om dit aanloopje te nemen, verzocht hij een winke lier in diens winkel te mogen starten. Dit werd toegestaan; de waaghals kwam er heelhuids over, maar hij had zich ook te pletter kunnen vallen. Het was natuurlijk weer een wedden schap, waarschijnlijk om een fles Van stof met gas en water maakt men thans 't nieuwe gas, wat ieder mooi zou vinden als 't zoo beroerd niet was. Het stinkt naar vuile eieren, en je kous danst op en neer. En aan je gascomfoortje moet 'n extra pijpje meer. En wordt het 's avonds donker, geen nood er komt wel licht, Want weldra krijg de wand'laar, een melkboer in't gezicht. Een straal van vonken schittert U tegen op het pad, En zo verlicht men gratis, onze oude Friese stad. Toen kwam uit 's Gravenhage, de Koninginne hier, Dat gaf de Jacobsstraters, een allergrootst plezier. Ze bouwden erebogen, en huizen in de lucht, En toen men 't zou verlichten, begon voor haar de klucht. En voor de Naauw-bewoners, verrees een statig hek, Heel netjes langs het water, al staat het ook wat gek Het lijkt de schapenmarkt wel, zo midden in de stad Maar menig dronken Doris, die steun aan f hekje had. jandoedel, want dat was in die dagen veelal de gewoonte. In de St. Jacobsstraat had men op een stoep de Nieuwetoren, die vroeger in de Klokstraat stond, nagebootst van latten en papier. Het was op de stoep, waar later de drogisterij en foto zaak van de heer Plantinga was toen was daar Miedema's Bed denmagazijn. De toren was erg mooi opgebouwd en zou 's avonds worden verlicht. Maar men had er blijkbaar niet opge rekend dat latten en papier brandbaar waren en electriciteit was nog niet in de mode. De verlichting ging dus niet door. De stad was toen nog niet lang geleden van een nieuw soort gas voorzien (watergas). Daar werd een spotliedje op gemaakt, dat men algemeen hoorde zingen. Het geval in de St. Jacobsstraat en het Naauw werd daarbij aan gehaald. Aldus P. v. d. Brug in het maand blad „De Leeuwarder Gemeen schap" van juli 1952. Hierbij de tekst van het 'feestlied van 1905. Het tweede couplet zal wel betekenen dat de ijzeren wielbanden van zo'n melkboer- kar vonken sloeg uit het plavei sel. Niet te tellen zijn de foto's in onze verzamelingen van het Naauw met hekjes om de gracht. Maar erg zeldzaam zijn foto's van het Naauw, die de situatie weergeven min voor 1905 - het grachtje zonder hekjes. Heel vroeger sprongen waaghalzen wel eens over de gracPtTheen. Als ik aan Leeuwarden denk, komt mij vaak voor de geest dat prachtige gedicht, dat Jan Prins zong voor zijn geboortestad Rot terdam. Hij geeft daarin het beeld van die stad: "waartegen zich ons leven te kent de stad waar men is kind ge weest. Het is of vanuit deze haven iets over heel de wereld drijft, waardoor, waar u het lot mag voeren, ge toch binnen haar omtrek- blijft". Wie na bijna een halve eeuw nog eens terugkeert in Leeuwarden en de oude zo vertrouwde plek jes zoekt, vindt zelden wat hij zich uit zijn jeugd herinnert. Na tuurlijk, de Oldehove staat er nog, even weerbarstig, even scheef als tevoren. Maar nieuwe bouwwerken in zijn omgeving ontnemen toch iets aan de oude eenzame grandeur, zoals hij vroeger daar stond aan de rand van de stad, hoekig en gehou wen als een echte stan-fries. De Nieuwestad heeft alleen nog de oude naam bewaard. Nauwe lijks durf ik het te zeggen, maar ik vond daar toch ook een zeke re ontluistering van het beeld, dat je meedroeg uit de tijd dat je daar wonen mocht. ANDERE MENSEN Nu wonen daar andere mensen, ik weet het wel. De moloch van het verkeer stelt zijn onafwijsba re eisen. Maar dat de Nieuwe stad, eens dè hoofdader van Leeuwarden was gedegradeerd tot een voor auto's doodlopend slop, vond ik een blamage voor wat eens was één van de grote verkeerswegen van onze oude stad. De Waag heeft gelukkig nog steeds iets van haar oude glorie al worden er geen vaten boter meer gewogen. Maar met in de omgeving al die nieuwe gevels van moderne za ken gaat er toch iets verloren, iets van het oude patina, dat zich in de loop van de eeuwen hecht aan oude kostbare gebouwen. Maar dan moeten die niet ver nield worden als op de stille kant van de Nieuwestad dat huis in de buurt van het vroegere politie bureau, waar de monumentale gevel voor altijd geschonden werd door gemoderniseerde eta- lage's. Daarboven heeft men de oude gevel weer in oude glorie hersteld. Maar het kwaad was al geschied. Dergelijke aanslagen op het zo kostbare verleden zijn bijna nooit meer terug te draai en. Als ik dat zie, zou ik. willen - zeggen: "caveant consules", laat de magistraat, laat Leeuwarden op z'n hoede zijn. Monumenten zorg doet wat zij kan. Dat heb ik gezien in de Grote Kerkstraat. Daar staat nog altijd "Het Pand" als een sprekend bewijs van wat monumentenzorg vermag. Maar ook deze zorg schijnt niet altijd te kunnen verhinderen dat de modeme tijd met zijn nieuwe decors het oude maar al te vaak reduceert in eigenheid en gran deur. EVEN MOOI Nog bleef de schennende hand van de mens af van het bolwerk achter de Prinsentuin. Vestdijk's koperen tuin ligt er nog altijd even mooi bij. In onze dagen werden daar vanuit een ronde "muziektent" cncerten gegeven. Die waren er ook op de Nieuwe stad op de "Lange Pijp" tegen over de Herensociëteit. Nog zie ik de wagen aankomen met de lessenaars en de stoelen voor de muzikanten: voor ons het voor spel van het concert. Op diezelfde plek hield een zo mer lang - het moet in de twinti ger jaren zijn geweest - een Hongaarse violist met vier doch ters ons in de ban van zijn vir tuositeit en de warmte van hun vioolspel. Dat behoorde bij de bekoring van het oude Leeuwar den. Gelukkig zijn er nog de plekjes, die niets verloren, die misschien juist in de modeme tijd wonnen aan aantrekkingskracht. Het Pier Pander-tempeltje staat nog steeds op zijn goedgekozen plaats. De schoonheid van zijn beelden is nog even ongerept als in de tijd toen de kunstenaar ze aan zijn geboortestad vermaak te. De musea kregen een nog duidelijker profiel. Zij zijn de schatbewaarders van wat Leeu warden, wat Friesland eens aan kunst heeft voortgebracht. Het Princessehof, het Fries Mu seum zullen in de toekomst ook buitenlandse touristen trekken en zo internationale faam win nen. Of de Friezen zelf ook daar hun hart aan zullen ophalen? Hoe het daar nu mee staat, waag ik niet te zeggen. Maar een stille hoop koester ik wel. Want het Fries "zelfgevoel" zal op den duur de ogen steeds meer ope nen voor Frieslands verleden en voor alles wat daarmee samen hangt. In de stad zelf zijn wel gebleven de "doorkijkjes" met hun heel eigen perspectief. De Kelders en de Voorstreek met de toren van de Bonifatiuskerk. Het stedelijk Vervolg op pag. 9)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1985 | | pagina 8