DAAR KOMEN
DE SCHUTTERS
PROGRAMMA VAN
KAPITEIN NERO
KAPITEIN NERO
Vlijmscherpe Sabelladder
2 meter lang Spijkerbed
UIT DE DOOS MET SNIEPSNAREN
bijgenaamd de „Doodsverachter"
"Kareltsje futNou, die salie se wel gauw terugbrenge, de hele
buurt kan hem ommes".
"Nee, dat is 't hem just, ze herkenne hem niet, want ik had hem
krek wossen".
In de geschiedenis van onze
krijgsmacht neemt de Schutterij
een eervolle plaats in. Maar in de
dichtkunst leidde dit niet altijd
tot lofzangen, zoals omstreeks
de eeuwwisseling de populaire
liedjesdichter en -zanger Koos
Speenhof bewees, toen hij zijn
beroemd geworden ode aan de
Rotterdamse schutterij als volgt
begon:
Daar komen de Schutters, daar
komen ze an,
die mannetjesputters van Rotter
dam.
Wat hebben ze branie, wat heb
ben ze lef,
dat komt van de jajem en 't
plichtsbesef.
Ook de Leeuwarder Schutterij,
opgeheven in 1907, heeft een
dichterspen in beweging ge
bracht. De auteur maakte zelf
deel uit van dit roemruchte
weerbaarheidscorps, dat niet al
leen orde en rust moest helpen
bewaren, maar ook hand- en
spandiensten bij de brandbestrij
ding diende te verlenen. Ze
moesten dus vertrouwd zijn met
het gebruik van twee soorten
'spuiten': geweer en vlammen-
dover.
We laten hier het heldendicht
van deze wakkere schutter,
wiens naam onbekend is geble
ven, volgen.
Vrienden, ik moet u aandacht
vragen,
Ik ben nog maar weinig dagen
Ingedeeld als schuttersman
En voor vijfjaar bij die pan.
In de Doelestraat bij de heren
Moest ik komen confereren.
En het eind van 't liedje was
Dat ik met een koppel en een tas
Bij Neerlands krijgsmacht stond
Om het dierbaar plekje grond
te helpen, ook wanneer er brand
of ander onheil kwam in 't land.
Want met zo'n spuit, nietwaar
Maakt men een groot misbaar.
Zoo uitgedost strijd ik met ferme
hand
Voor Vorst en Vaderland.
In de manege aangekomen
Op een rijtje plaatsgenomen
Sprak onze luitenant:
Schutters, houdt nu je verstand
Jullie komt hier exerceren
Wil nu steeds bedaard zijn, leren
hoe een schutter tweede klas
moet marcheren in de pas.
En toen klonk het één, twee drie
Net als bij de infanterie.
Wij stapten deftig in het zand
En kregen toch op 't laatst het
land
Maar eind'lijk klonk een stem
Wij hoorden toen met klem:
Kom schutters, rust nu allemaal
Bij Schaap of in een andere zaal.
Toen zijn wij gegaan
en dronken daar een spaan.
(Schaap was de caféhouder van
Blauwhuis, bij de Kiepeloop)
Hoogtepunt van het schuttersbe-
staan was natuurlijk de maaltijd.
De lof daarvan werd als volgt
bezongen.
Soep is gaar, soep is gaar
Schep ze op en eet ze maar
Is ze dan niet naar je zin
Gooi ze dan de ton maar in
Dan is het goed voor Nutte
Kunnen de koeien ervan flutten.
(Nutte de Boer had een koemel-
kerij aan het Zuidvliet en haalde
etensresten op om daar het vee
mee te voeren.)
Als de Schutterij uitrukte, dan
reed een kapitein te paard voor
op. Een van deze commandan
ten zat blijkbaar niet zo vast in
het zadel. Hij werd door onze
dichter goed voor schut gezet,
zoals uit de volgende regelen
valt te vernemen.
Naar men zegt een van de hogen
Ik voor mij wil het niet geloven
Krijgt een houten paard op stal
Van de stad voor niemendal.
Moet hij de troep dan begeleiden
Zal hij er bovenop gaan rijden
En vier schutters heel gedwee
Schuiven er achter, twee aan
twee.
Niet alleen deze dichtregels to
nen aan dat de Schutterij onder
werp was van spot en hoon, ove
rigens met een goedaardig
karakter. Kennen we nog niet
altijd de uitdrukking "een
vreemde schutter"?
VAN
die de geheime gave der oude Oostersche Fakirs bezit
zal U laten zien als volgthet werken op zijn
Het werken in een
met een {iruk van 300 pond, waar 8 verschillend^
tvoerd,
Zomaar een greep in onze grote
Doos met Sniepsnaren had van
daag tot resultaat, dat er een
herinnering naar boven kwam
aan een van de merkwaardigste
en meestbesproken stadgenoten
van de laatste halve eeuw: de
onvergetelijke artist-van-de-
straat Douwe Bijlsma, alias De
Boeiekoning, ook wel Kapitein
Nero genoemd en zelfs wel aan
geduid met de fraaie naam De
Doodsverachter.
Het zal alweer een kleine vijftien
jaar geleden zijn, dat Douwe
Bijlsma overleed, maar welke
Leeuwarder van boven de vijf en
twintig, dertig jaar, zou zich van
deze wel heel bijzondere figuur
helemaal niets meer herinneren?
Douwe Bijlsma was een stadge
noot, die bij wijze van spreken
door iedereen werd gekend en
die zich, letterlijk werkend tot de
dag van zijn dood, als artist
verzekerd wist van de warme
belangstelling van het publiek -
zodra de Boeiekoning ergens op
straat z'n kleedje ontvouwde om
het "Geachte publiek" iets van
zijn kunnen te laten zien, stroom
den de mensen toe en bleven ze
wachten tot het hem eindelijk,
eindelijk, eindelijk beliefde aan
de gang te gaan.
Vrijwel altijd moesten de kijkers
eerst tot het offeren van nóg wat
meer penningen worden aange
spoord en Douwe Bijlsma was
bepaald wel in staat duidelijk te
maken, dat hij graag werd aange
zien voor een volwaardig artist:
"Mense, denk niet, dat we voor
die paar kwartjes kunne werke -
de voorstelling kan pas beginne,
wanneer er voldoende op het
kleed is gegooid!"
Wat het volk dan uiteindelijk
kreeg te zien, blijkt uit wat er nu
uit de Doos met Sniepsnaren te
voorschijn kwam: een reclame
folder met het programma van
"Kapitein Nero", bijgenaamd
"De Doodsverachter", die be
weerde, dat hij de "geheime ga
ve" der Oosterse fakirs bezat.
"Kapitein Nero" zal u laten zien
als volgt: het werken op zijn
Vlijmscherpe Sabelladder en het
wérken in een tweemeter lang
Spijkerbed met een druk van 800
pond, waar acht verschillende
toeren in worden uitgevoerd.
"De spijkers", zo garandeerde
Douwe, "gaan een halve centi
meter in het vlees, doch geen
bloed".
Ook noemde Douwe Bijlsma zich
"de eenigste" fakir, die in staat is
met een druk van driehonderd
pond te werken in een bed van
Sabels en zijn optreden als Slan
genacrobaat en Vlammenslikker
kwalificeerde hij als onovertrof
fen.
Douwe Bijlsma werd natuurlijk
niet ten onrechte "De Boeieko
ning" genoemd en zijn virtuoos
optreden met geboeide handen
wordt dan ook in de folder geme
moreerd: "Het werken in de
originele Politie Transport en
Handboeien - ook bracht hij de
Franse guillotine naar voren
"waar mede de misdadigers wor
den onthoofd".
Veelbelovend was verder de aan
kondiging van "het werken in de
Verdwijningskist". En tenslotte
beval Douwe zich in de gunst van
de mensen aan als goochelaar.
Kortom: hij beschikte over een
uitgebreid en veelzijdig repertoi-
We mogen veronderstellen, dat
Douwe Bijlsma het strooibiljet
huis aan huis liet verspreiden in
bepaalde wijken van de stad en
ook in dorpen misschien. Dat
kunnen we althans opmaken uit
de tekst, waarmee hij zijn recla
me besluit: "Kapitein Nero
hoopt ten Uwent met eenige
Artisten een voorstelling te ge
ven. Hoogachtend, Kapitein Ne
ro, de Friesche Fakir. Zegt het
voort! Zegt het voort!"
Het was niet uitsluitend op straat, dat Kapitein Nero optrad. Hier zien we hem aan de slag in een van de
Leeuwardercafé's.