BROEDENDE OOIEVAARS EEN
HELE SENSATIE IN DE TUIN
LEOVARDIA
tA
Een van onze abonnees is ge
boren in Oudega in Smallin-
gerland, waar haar vader
veertig jaar predikant is ge
weest. In de tuin van de pas
torie stond een ooievaars
nest. Hoe het predikanten
gezin met de ooievaars leef
de heeft onze abonnee nu
vóórhaar kleinkinderen op
schrift gesteld. Ook voor de
lezers van 't Kleine Krantsje
is haar relaas zeer interes
sant. Vandaag daarom op
deze plaats ook aandacht
voor de ooievaar.
vJ
Op de top van een bruine beuk
was een wagenwiel aangebracht.
Daarop lag een hoge wir-war
van takken: het ooievaarsnest.
Tegenover ons woonde de wa
genmaker. Toen na een winter
storm het wiel er scheef bij hins
maakte hij de lange gevaarlijke
reis naar boven, om het weer
stevig vast te zetten, want ieder
in het dorp was de ooievaars
welgezind.
De ooievaar is een lange-af-
stand-trekvogel. Ze gaan langs
twee vliegroutes naar het Zui
den, één over de Bospores en
één over de Straat van Gibraltar.
Ze overwinteren in groepen in
Egypte. In de broedtijd leven ze
solitair (in paren), iets dat ws. in
de reservaten moeilijk te realise
ren is.
De komst van de eerste ooie
vaars was iets waar we met span
ning naar uitkeken, meestal in de
eerste helft van april. Altijd
kwam er eerst één alleen, waar
schijnlijk het mannetje. Met gro
te kringen vloog hij om het nest
voor hij landde. Dan stond hij op
het nest, een prachtige grote vo
gel, wit-zwart met een slanke
hals en een lange rode snavel.
We zagen hem bezig met het
rangschikken van takken en we
zagen hem in het weiland staan,
altijd bij een sloot. Hij leek dan
heel groot. Ooievaars leven van
kikkers en andere kleine water
dieren. Die waren er toen volop,
in helder doorzichtig slootwater.
Daarna keken we uit naar de
komst van het vrouwtje, altijd
een week of tien dagen later. Wij
meenden dat ooievaars mono
gaam waren en dat hetzelfde
paar ook altijd op hetzelfde nest
terugkwam maar zeker weten
we dat niet.
GROTE VREUGDE
Vreugde bij ons allemaal, wan
neer we haar in grote kringen om
het nest zagen zweven en ook
vreugde bij de ooievaars zelf. Ze
uitten dat, door tegenover elkaar
staande op het nest langdurend
en luid te klepperen, waarbij ze
telkens de lange hals achterover
gooiden, zodat de snavel de rug
bijna raakte. Ooievaars maken
geen geluid als reigers, ze klep
peren alleen. Dat hoorden we de
hele zomer, want altijd als een
van de twee op voedsel uit ge
weest was en weer landde op het
nest werd er druk geklepperd.
De eerste tijd werd besteed aan
het in orde maken van het nest.
We zagen ze takken aandragen
en ze waren lang en zorgvuldig
bezig om alles goed te rangschik
ken. In deze periode kreeg je
meestal een paar vechtpartijen.
Vreemde ooievaars, kennelijk
op zoek naar nestruimte, vlogen
in grote kringen om het nest, be
geleid door opgewonden geklep
per van ons paartje. Meestal wa
ren het één of twee, maar het
zijn er ook wel eens zes geweest.
Soms werden de landingspoging
en gedaan, waarbij het nest met
snavels en vieugelgeklep verde
digd werd, maar ik heb het nooit
meegemaakt dat onze vogels
verdreven werden.
Het paren gebeurde op het nest
en dan kwamen na enige tijd de
eieren. Je zag voortdurend de
kop van de broedende vogel bo
ven de nestrand uitsteken. Of ze
elkaar bij het broeden afwissel
den weet ik niet, wel dat er door
één steeds heen en weer gevlo
gen werd, altijd met hetzelfde
landingsceremonieel: eerst grote
kringen om het nest, dan landen
en klapperen.
Volgens het vogelboek broeden
ze dertig dagen. Het uitkomen
van de eieren was een groot mo
ment. We zagen lege doppen on
der de boom en we ontdekten
dat de beide grote vogels nu de
hele dag bezig waren met foura-
geren. We zagen ook hoe ze het
meegebrachte en doorgeslikte
voedsel al kokhalzend in het nest
deponeerden. We keken met
spanning uit naar het moment
dat een paar kleine kopjes zicht
baar zouden worden boven de
rand van het nest. Meestal waren
het er drie, soms maar twee.
Wat had ik met ze te doen als het
regende en stormde. Ze leken
dan zo weerloos op het hoge
open nest.
Eens is het gebeurd dat een klein
ooievaartje onder het nest op de
grond viel. Misschien eruit ge
gooid, omdat het niet gezond
was? Het leefde niet meer. Ik
vond het en ik haalde mijn pop-
pewagen met een mooi opge
maakt bedje. Voorzichtig legde
ik het ooievaartje erin, de deken
tjes over het kopje met de lange
snavel op het kussen. Zo wandel
de ik rond. Hoe de volwassenen
erover dachten laat zich denken.
Ik weet nog goed hoe ik brulde,
toen het ooievaartje mij werd af
genomen.
De jonge ooievaars groeiden
snel, het werd vol in het nest.
Het was een mooi gezicht, vier
of vijf bijna even grote vogels op
het nest te zien staan.
De jongen werden bewegelijker.
Ze begonnen met de vleugels te
klapperen. En dan kwam de
spannende periode van de vlieg
lessen. De ouders vlogen daar
voor naar het dak van de kerk en
nodigden de jongen onder aan
houdend klepperen uit om de
overtocht te wagen over dat kort
open stukje.
Op het nest was het een nerveu
ze toestand. De jongen stonden
op de rand met klapperende
vleugels en bange sprongetjes.
Maar tenslotte was er altijd één
die moed vatte en angstig klap
wiekend op het kerkdak neer
streek. Dan volgden ook de an
deren en de route werd
uitgebreid naar de daknaald van
de omliggende boerderijen. Na
een paar dagen oefenen kon je
ze zien staan in de weilanden,
bijna even groot als de oudere,
maar nog met een snavel, die
zwart was.
Niet altijd ging het goed. Bij mijn
buurjongen en speelkameraadje,
kwam er één door het zolder
raam op de zolder terecht, zwaar
gewond bleef hij liggen. Eén van
de oude vogels kwam er bij in de
buurt zitten. Mijn vriendje kreeg
het druk met kikkers vangen,
maar tevergeefs, de volgende
dag was hij dood.
Zo liep de zomer ten einde. De
vogeltrek begon, en plotseling
waren ze verdwenen. Het nest
stond er verlaten bij en het werd
stil in de tuin.
De lange reis naar het Zuiden
was begonnen. Hoe ze elkaar
daarbij vonden, wisten we niet
totdat ons dorp eenmaal werd
uitverkozen als verzamelplaats.
Op de daken van twee boerderij
en en op het kerkdak zaten ooie
vaars op lange rijen. Het waren
er veertig of vijftig en het was
een schouwspel om nooit te ver
geten. Ze zaten heel rustig. Ze
poetsten zich wat en ze klepper
den soms even voor een paar
nieuwkomers.
Zonder haast, in kleine groepjes,
vertrokken ze. Wij bleven een
beetje verdrietig achter, omdat
de zomer haast weer voorbij was
en om de lege plek die ze achter
lieten.
Maar hiermee is het ooievaars-
verhaal niet ten einde. De beuk
ging dood. Wij woonden er toen
al niet meer. Er kwam rot in de
stam. Bij een storm zou de boom
om kunnen waaien en het nest
zou verloren gaan. Toen heeft
men in Oudega kosten noch
moeite gespaard om het nest te
behouden. Ze hebben een ijze
ren hoogspanningsmast in vieren
gezaagd en rechtop om de boom
gezet. De timmerman en de smid
hebben de palen stevig verbon
den, zodat de boom in een soort
harnas kwam te staan. En toen
maar afwachten of de ooievaars
het zou nemen. En ja, het luk
te. De ooievaars kwamen,
broedden en brachten jongen
groot.
HELP ONS
Omdat het Plaatselijk Belang
met een schuld bleef zitten werd
onderaan de boom een bus ge
plaatst met het volgende op
schrift:
„De veiligstelling van ons be
roemde ooievaarsnest heeft veel
geld gekost. Helpt u ons, stort
hier uw bijdrage. Het wordt zeer
op prijs gesteld."
Ook nu ging niet alles vlot bij het
opgroeien van de jonge ooie
vaars. Eens werd, nadat de twee
jongen waren uitgevlogen, één
ervan in een sloot gevonden, nat
en verkleumd. De jonge vogel
werd opgewarmd in de bakkerij
en kwam al gauw weer bij zijn
positieven. De dierenarts uit
Opeinde vond geen mankemen
ten. Toen hebben ze de hulp in
geroepen van de brandweer uit
Drachten, die kwam met de lad
derwagen. In de stromende re
gen ging een brandweercom
mandant de ladder op, de grote
vogel op zijn arm, en leverde
hem keurig af op het hoge nest.
Ook nu hadden ze geluk. Het
andere jong en ook de ouders
kwamen er weer bij
Niet lang daarna bleven de ooie
vaars weg uit Friesland. Was het
voedsel tekort? Er is een tijd ge
weest dat de sloten met chemica
liën werden gereinigd en dat was
natuurlijk fataal.
Nu gebeurt dit minder. Er zijn
weer kikkers in de sloten. Mis
schien ook ooit weer ooievaars
op hun hoge nesten?
A. M. C.
Vervolg van pag. 1
Dan was het bij de één thuis, dan
bij de ander. De gastheer had
verschillende plichten, die in de
statuten waren vastgelegd. Zo
vertelt artikel 56: „De gastheer
sorgt dat oppe fergadering Frie-
sche Baai en lange piepen ge
noeg binne op boete van 25
centen tot 1 gulden."
Het is niet bekend hoe lang Leo-
vardia heeft bestaan. In de Leid-
se Studenten Almenakken komt
de naam het laatst voor in die
van 1896. Leovardia was dus
niet zo'n lang leven beschoren
als het veel oudere 'Frisia', waar
het Fries de voertaal was. Dat de
juiste dag van het overlijden der
vereniging niet bekend is, is be
slist niet de schuld van de oprich
ters. Uitdrukkelijk hadden zij in
de laatste iwee artikelen van het
reglement bepaald: Art. 62: „As
't geselskap tenminste 5 jaar be
staan het, en dan opheven wudt,
dan sil it archief anne Stedelijke
Bibliotheek enne besittingen -
behalve it geld - an 't Museum
fan Oudheden te Liwadden an-
boaden wurde." Artikel 63 ge
biedt:
„Foar 't geld, dat dan inne
kas is, mut de bigraffenis fan 't
geselskap fierd wudde."
Geen der beide bepalingen is
ooit nagekomen. Jammer, want
we hadden best eens in de notu
len willen sneupen.