Friesland Bank Uw eigen bank VISHANDEL VISSER In het artikel "Bij het eeuwfeest van onze oudste vishandel" in 't Kleine Krantsje nummer 491 trof ik ook de namen aan van mijn grootvader en mijn vader, die eveneens een vishandel had den, welke nu niet meer bestaat. Maar ik geloof dat de Vissers in hun tijd in Leeuwarden de oud ste handelaars waren in vis. De genealogie van ons geslacht meldt namelijk dat sinds 1683 alle voorvaders met vis te maken hadden. De eerste handelaar werd geboren in 1814; dat was Willem Visser, die in 1886 over leed. Pieter Visser, die leefde van 1846 tot 1890 was vishande laar en slijter in gedistilleerd. Willem Hendrik Visser (1870- 1.931) was de eerste, die zich - ik meen in 1889 - vestigde aan de Korfmakersstraat in het pand nummer 11. Dit pand uit de vori ge eeuw is uiterlijk nog nauwe lijks veranderd. Een van de kast jes boven het zonnescherm heeft al eens in uw krant afgebeeld gestaan als zoekplaat) e en bleek toen moeilijk te vinden. Wat de laatste Visser betreft, die stond, voor hij het pand in Korfmakers straat betrok, reeds jaren, ik ver moed met zijn vader, op de markt. Alle bovengenoemden waren geboren en getogen in Leeuwarden. Amstelveen W. H. Visser LEOVARDIA In nummer 486 van 't Kleine Krantsje werden herinneringen opgehaald aan ,,'t Geselskap Le- ovardia", dat in 1879 door 'Leidse Leeuwarders' werd op gericht. Burger schreef daarover ook reeds in zijn tijd in zijn bekende boek Avondrood en noemde daarbij o.a. de totstandkoming van het reglement en het feit dat de Oud-Leeuwarder Pieter Jelles Troelstra daarin een belangrijke rol vervulde. Heerlijk om te cite ren zijn de artikelen van het re glement van dit studentengezel schap Leovardia, dat als voorwaarde stelde dat de leden minstens twee jaar in Leeuwar den moesten hebben gewoond of een cursus aan HBS of gymnasi um hadden gevolgd. Artikel 10 zegt: „As 'n lid 't soa bot maakt, dat ie niet meer weerd is om lid te blieven kan ie 't Geselskap utset wudde". Arti kel 22: „As de foarsitter fut is, dan wurdt ie soalang ferfongen deur 't oudst-ambteloas lid." De leden moesten Leeuwarders spreken op de bijeenkomsten, „As 't anne fergadering bliekt dat se 't niet doen wille, dan mutte se ieder keer 25 cent boe te betale." Pieter Jelles Troelstra dichtte voor Leovardia o.m. „Hier hè je Leovardia, je suden 't klubke stele. Sitte wij hier by elkaar, We kinne ons niet ferfele. Rom bom de romers fol! Wat kan 't ons oek skeele! Wij singe fleurig hopsasa lang leve Leovardia." Tot slot komt er ook de vplgende uitbundige strofe in voor: „Drin- ke en rooke met fatsoen. Dar is 't wel by te hadden. Rombom, de romers vol. Skreuw jimme nou an fladden. En sing es fleurig hopsasa. Lang leve Leovardia!" Het gezelschap heeft het tot 1896 uitgehouden. Overveen J. Binsma GENOTEN Als Oud Bleekerstrater van 1920 tot 1940 heb ik natuurlijk geno ten van de foto op de voorpagina van 't Kleine Krantsje nummer 491 van de Houtstraat. Volgens mij heeft de donkere heer, die achter de kar staat later in de Bleekerstraat gewoond - de blonde jongen, naast de kar, was zijn knecht. Ook het verhaal over de vishan delaren vond ik prachtig, want nu weet ik ook waar de naam „het Schelviskoor" vandaan kwam. Ik heb vaak vis moeten halen bij de firma De Bruin. Zijn zoon is de dominee Ype Schaaf, die vaak voor de NCRV te be luisteren is. Leiden Mevr. H. Ouwerkerk- Bleeksma Ho, ho, ho, dominee Schaaf een zoon van de vishandelaar De Bruin? Hoe hebben we het nou? Waar haalde u nu eigen lijk vis, bij De Bruin of bij Schaaf? Red. 't KI. Kr. BAKKERSKAR Op de voorpagina van 't Kleine Krantsje nummer 491 stond een mooie foto van de Nieuwe Hout straat met daarop een "hoog op gebouwde handkar", waarvan U zich afvroeg wat voor een kar dat kan zijn geweest. "Misschien een van de timmerman Hoekstra voor het vervoeren van hout?" zo luidde Uw vraag. Wij hebben ruim vijftig jaar in het zogenaamde Groot Vierkant bij de Houtstraat gewoond en ik weet zeker dat de afgebeelde kar niet een van Hoekstra was. Op het hoekje van de Nieuwe Hout straat en de Lange Houtstraat hebben, toen ik ongeveer tien jaar was, drie broodbakkers ge woond, Tjoelker, Eskens en Viersen en voor de slopers er begonnen was Viersen de laatste bakker, die er heeft gewoond. De kar waar het nu om gaat was een broodventerkar en het moet een bakkerskar zijn geweest van Tjoelker of van Eskens. Zeker weet ik het niet, maar Tjoelker komt voor mij op de eerste plaats. Het is nu ongeveer drie en zestig jaar geleden, dat wij er woon den. Leeuwarden Hendr. J. Duurken ALLERLAASTE KEER 't Kleine Krantsje siene we altied naer üt. Der komme soa feul dingen in naar foren, die't een hoop dingen 'ut ut feleden weer tot lewen bringe. Soa as skoal dettien. Der hè 'k oek op gon- gen. En nou het met al die skrie- werij over deze skoal, mij een ding fewonderd. Dat is, dat der noait es één weest het, seis Mr. Iedema niet, (ik hew bij sien sus- ter in 'e klas seten by meester Jan v. Kuik) die 't feteld het, dat we de laeste dag foor de groate fekansie gongen te hossen foar skoaltied. De hele skoal gong dan as één ploech deur alle stra ten om 'e skoal hene en dan mar singe fan „En ut is fandaag de al- derlaaste keer" en su feader. Ik bin der noait ütkomen, hoe 't it krekt in mekaer sat, mar ut waer altied een groat spektakel. Ge noeg, die't der te laat deur op skoal kwamen. We hadden in meester van Kuik (swatte Piet), een fijne onderwizer. Laasten hè'k nog praten met een mantsje die't naast mie sitten het op 'e skoalbanken. En wat sei die? „Wat hewwe wij een fijne tied op skoal had." Dat sège je nou, mar ik had de pest an 'e Sater dagmorren. Dan hadden we de hele morren rekenen en daar brocht ik noait wat fan terecht. Ut freemdste is, dat ik noait meer een fan mien klasgenoaten sien hew. Dat houdt op met een meiske, die't bij "De Faam" op 'e Tünen een skoft in 'e winkel staan het, en die jonge die't naest mie sat. Mar anders binne se overal heen stowen. Ja, su gaet ut! Su kenne je wel uren deurbo- me, mar late we hier mar bij blieve. Leewadden J. S. de Jong VAN NIMWEGEN In nummer 490 van 't Kleine Krantsje las ik het stukje van J. K. "Vreemde geschiedenis met man en paardewagen" over mijn vader André van Nimwegen. Wat was ik verrast! J. K. typeer de heel goed mijn vader, die vijf en twintig gulden had geleend aan een man, die hij niet kende. In later jaren "leende" hij aan veel mensen geld. Ze vertelden hem veel. Het interesseerde hem niet eens of de verhalen wel klopten. ("De hele zaak was voor hem al lang afgedaan" schreef J. K.). Hij zei dan: "Het was in ieder geval een goed ver haal". Maar die vijf en twintig gulden heeft hij beslist uit eigen zaak aan de Landstichting terugbe taald. Zo was hij. Hierbij gaat een foto uit 1938 van mijn vader voor de Cicho- reifabriek. Twee jaar geleden wilde ik mijn dochter laten zien waar mijn vader had gewerkt. U begrijpt wat er toen verder ge- P Mon kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. beurde - de Cichoreifabriek bleek te zijn verdwenen. Maar de herinnering aan die fa briek kan niet verdwijnen. Roden Nanny Kraaijenga-Van Nimwegen EERSTE BEWONERS In de rubriek "As jou het mij frage" schrijven de heer en me vrouw J. Faber over de Claes Bockes Balkstraat. Zij vragen o.a. wie de eerste be woners waren van het huis dat zij nu bewonen, nummer 1. Ik kan de fam. Faber meedelen dat de eerste bewoners van hun huis de familie v.d. Berg was. De heer v.d. Berg was destijds (1910 - 1911) kapelmeester van de Stafmuziek bij de infanterie te Leeuwarden. Zelf woonden wij toen op num mer 29. HarenMevrouw C. Zwart-Berg- man P.S. Ik wil de redactie nog even laten weten dat het lezen van 't Kleine Krantsje mij onnoemelijk veel plezier verschaft. Z.-B.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1985 | | pagina 4