OTTO LENK WORDT GEDWONGEN
IN DIENST TE GAAN
VOETBALLERS VAN FRIESLAND
KENNISMAKING MET DRILSYSTEEM
FOTO UIT VIJFTIGER JAREN
Otto Lenk uit Sint Annaparo-
chie kon, als onvrijwillige
Duitser, de Duitse krijgs
dienst niet ontlopen. Hij
maakte kennis met de Wehr-
macht en het bijbehorende
dril- en treitersysteem. Het
Oostenrijkse jongetje dat in
Nederland opgroeide en zich
hier thuisvoelde, werd onder
daan van het Groot Ger
maanse Rijk, toen Hitier zijn
vaderland annexeerde. Had
den de hoogmogende heren
in Den Haag hem voor de
tweede wereldoorlog het Ne
derlanderschap verleend (dat
hem dubbel en dwars toe
kwam) dan was de levensge
schiedenis van Lenk een heel
andere kant uitgegaan.
Maar ja, de goede betrekkin
gen met het "bevriende
staatshoofd" Adolf Hitler
wogen natuurlijk zwaarder
dan de belangen van een
kleermaker in Leeuwar
den.
Ik kreeg dus een oproep voor de
keuring voor de Duitse militaire
dienst. Daarvoor moest ik naar
Zwolle. Ik raadpleegde onze
dokter over wat ik moest doen
om afgekeurd te worden. Hij gaf
mij de raad om over mijn rug te
klagen, want dat was niet goed
te controleren. Twee dagen van
tevoren werkte ik 's nachts thuis
aan onze eigen kleding en over
dag had ik het bij de zaak razend
druk. Toen ik naar de keuring
ging, was ik doodop. Ik kon niet
goed op mijn benen staan. Maar
dat hielp allemaal niets. Er moes
ten soldaten komen en als je niet
helemaal kreupel was, dan werd
je wel goedgekeurd. De vraag
werd gesteld welk wapen ik wil
de kiezen; ik antwoordde "hos
pitaalsoldaat". Er waren meer
Leeuwarders bij de keuring en
op de terugweg gingen ze geza
menlijk uitgebreid dineren. Ze
waren in de beste stemming. Ik
kocht een kop koffie en ging zo
vlug mogelijk naar huis. Er is mij
pas later duidelijk geworden
waarom die anderen in zo'n op
gewekte stemming verkeerden.
Ze wisten dat ze niet naar het
front gestuurd zouden worden;
wie hier getrouwd was, kreeg
een baantje bij de Ortskomman-
dantur of bij het vliegveld. Ze
bleven dus in Leeuwarden.
OPGEROEPEN.
In januari 1942 werd ik opgeroe
pen voor de militaire dienst. Ik
moest mij in Wismar, bij Rostock
in het Duitse kustgebied aan de
Oostzee, melden bij de luchtaf
weer. Ik kwam op een kamer
waarin nog vijf soldaten uit Ne
derland waren ondergebracht.
Hun houding tegenover de mili
taire dienst was zeer afwijzend;
ze konden niet eens Duits spre
ken. Een man uit Rotterdam had
een fietsenzaak en was woedend
omdat zijn bedrijfje nu kapot
ging-
Ik was de oudste en moest daar
om, volgens de gewoonte, alles
regelen. Overal werd ik aanspra
kelijk voor gesteld. Net als de
anderen wist ik nergens van,
maar ik kreeg wel de smoesjes te
horen als er iets niet naar de zin
was. De volgende dag werden de
nieuwelingen op het exercitie
terrein geschift voor verschillen
de functies en daarna uitgebreid
getest met allerlei vragen, die we
schriftelijk moesten beantwoor
den. Daarop aansluitend werden
de uniformen met toebehoren
uitgedeeld. Er werd een comple
te papieroorlog gevoerd. De uit
Nederland afkomstigen kregen
verschillende bestemmingen;
geen van hen heb ik later ooit te
ruggezien.
Een paar dagen later werd ik
opgeroepen om bij een hoge offi
cier te verschijnen. Hij gaf mij
een telegrafie-seinsleutel en ik
moest de morsetekens nadoen
die hij op zijn eigen sleutel tikte.
Ik had dit nog nooit gedaan,
maar het viel waarschijnlijk wel
in de smaak. Hij vroeg mij of ik
marconist (radio-telegrafist) wil
de worden en dat leek mij wel
goed.
VERHUIZEN
Toen moest ik meteen verhuizen
naar een ander deel van de ka
zerne, waar ik bij de staf werd
ingedeeld. Daar had je niets met
de kanonnen te maken, maar we
werden ongenadig gedrild, want
de staf moest als voorbeeld die
nen. Alles was er op gericht ons
een kadavergehoorzaamheid bij
te brengen en als je iets zei in de
trant van "zo had ik gedacht",
dan kreeg je de raad het denken
aan de paarden over te laten,
omdat je kop kleiner was dan die
van een paard. Je had alleen te
doen wat je bevolen was.
Ik kwam op een kamer met vijf
man. Om vijf 's morgens was het
opstaan, wassen, eten halen, bed
opmaken. In een grote zaal wer
den wij toegesproken en wie in
slaap viel moest gaan staan.
Daarna volgde de exercitie,
waarbij we tot twaalf uur wer
den getreiterd. Dat duurde ein
deloos en ik voelde mij als in de
hel. Na één uur pauze kwamen
we in een leslokaal te zitten om
seinen te leren. In het begin ging
dat wel goed, maar het tempo
werd steeds opgevoerd. De
meesten waren jonge knapen, zo
van de schoolbanken, en die
leerden veel sneller dan ik. Ik
was bovendien zo moe van de
exercities, dat ik 's middags
moeite had om wakker te blij
ven. Dan leer je niet vlot.
Wij moesten ook aan sport doen.
Zo was er voetbal, waar ik niets
voor voelde. Verder boksen, om
de moed te testen. De heren wil
den bloed zien; om beurten wer
den twee uitgezocht die er flink
op los moesten slaan. Het resul
taat was dat er al gauw een hele
rij bloedneuzen bij de kraan zat,
tot groot vermaak van de in
structeurs. Er waren ook van die
onzinnige oefeningen, waarbij ik
mijn beide grote tenen verstuik
te en een week het bed moest
houden omdat ik geen stap kon
lopen.
EXAMEN
We kregen examen voor het sei
nen en ik slaagde niet. De ge
slaagden werden naar een spe
ciale school overgeplaatst. Wij
kregen de beroerdste opdrach
ten en moesten meestal wacht
lopen. Dat kazerneleven vond ik
een verschrikking. De leidingge
vende Duitsers waren doods
bang voor elkaar, om niet in on
genade te vallen. Zo werden de
lageren in rang met een ijzeren
discipline behandeld.
De tijd was aangebroken om
naar het front gestuurd te wor
den en 's morgens bij het appèl
werden de namen opgeroepen
van wie zich moesten melden
voor het vertrek. Toen ook ik er
bij was, werd ik als telefonist
naar Oslo in Noorwegen ge
stuurd, met nog een jongeman:
een echte nazi. De reis ging in
etappes; in Flensburg werden wij
opgevangen, tot er genoeg bij
elkaar waren voor een gezamen
lijke voortzetting van de reis.
NAAR OSLO
Dat duurde twee weken, toen
ging een grote ploeg via Dene
marken van Helsingborg naar
Helsingör en met de trein door
Zweden naar Oslo, voornamelijk
's nachts. (Het neutrale Zweden
was gedwongen Duitse troepen
transporten door te laten). In
Oslo aangekomen, moesten wij
ons melden in het stadhuis. We
werden ontvangen door een offi
cier, die mij vroeg welk beroep
ik normaal uitoefende. Ik vertel
de dat ik coupeur was. "Dat
komt goed uit" zei hij, "onze
kleermaker is ziek en die plaats
kunt u wel innemen". Natuurlijk
leek dat mij wel goed toe in deze
omstandigheden.
Wij werden naar een kamp ge
stuurd en daar werd ik ingedeeld
bij de kledingafdeling. Een be
roepssoldaat, een wat slome
man, was daar de baas. Het was
de bedoeling dat een transport
zou worden samengesteld voor
het noorden van Finland. Ik
moest dekens in overtrekken
voor strozakken stoppen. Die
dekens waren nog voorzien van
etiketten van Vroom en Drees-
mann en kwamen dus uit Neder
land.
Kleding en andere gebruiksarti
kelen moesten ingepakt worden
en ik kreeg de opdracht in Oslo
naaimachines te kopen en wat
nog meer nodig was voor een
kleermakerij. Met een papiertje
waarop stond dat ik de stad in
mocht (als je dat niet had, dan
werd je meteen gepakt door de
Feldgendarmerie) ion ik Oslo op
mijn gemak bekijken. Op de
markt kocht ik een paar oude
strijkijzers, met een primus-pete
roliestel voor de verwarming. En
dan voor mezelf nog een kleine
koekepan, voor het geval ik eens
een vis zou vangen. Voor het
vissen kon ik daar een paar blin
kers kopen. Er ging een officier
met me mee om naaimachines
aan te schaffen, want die wilden
ze me niet leveren. Ik kon me
dat heel goed begrijpen. Bij de
Singerwinkel moest ik ook naal
den kopen; de officier zei:
"Neem ze allemaal maar". De
verkoper vroeg mij of ik hem
wat wilde laten houden om an
dere klanten te helpen. Ik heb
toen maar een paar pakjes mee
genomen.
Zes weken was ik in Oslo, ik heb
daar in mijn vrije uren gevist en
in het Oslofjord gezwommen en
de bossen verkend. De bevol
king keek ons met de nek niet
aan, want wij waren de bezet
ters.
In juli werden wij ingescheept en
op transport gesteld. Eerst door
het Oslofjord, daarna het Skage-
rak, de Oostzee op, rond de
zuidpunt van Zweden, via de
Alandseilanden naar Finland. De
ontscheping was in Vasam van
daar ging het per trein naar het
Finse Rovaniemi.
St. Anna
Parochie
O. Lenk
Een foto van het eerste elftal van de voetbalvereniging Friesland uit de vijftiger jaren. Staand van links naar rechts:
Vlietstra, Tromp, Steenbergen, Buitenhuis, Van der Wey en Scheepstra, geknield: Pieters, De Vries, Kingma, Stoffels en
Veldkamp. Wanneer deze heren de foto zien zullen ze wel met enige weemoed terugdenken aan die goeie tijd van hun
jeugd.