OTTO LENK LEERT HET LEVEN
IN FINLAND KENNEN
PERSONEEL SIMON DE WIT
loeye't
Otto Lenk, Rijksduitser ge
worden door de annexatie
van zijn geboorteland Oos
tenrijk door Hitier, komt als
Duitse militair terecht in Fin
land, waar hij ook kennis
maakt met de sauna,
v
Nadat we in Vaasa in Finland,
aan de Botnische Golf, aan land
waren gegaan, moesten wij het
schip lossen. Ik had er het mees
te belang bij dat mijn naaimachi
nes en mijn vat petroleum voor
de primusbrander onbeschadigd
meekwamen. Doodmoe hebben
we daar een nacht geslapen en
de volgende dag moesten we in
goederenwagens onze reis ver
volgen. Vijfentwintig man in
elke spoorwagen; naast de
schuifdeuren was aan elke kant
een stellage gemaakt waarop wij
onder en boven konden slapen.
Onze bagage moest als hoofd
kussen dienen en in het midden
van de wagen stond een potka
chel met de schoorsteen door het
dak. Daar kon hout in worden
gestookt.
Het was een enkelsporig traject
en onderweg waren er wissel
plaatsen, waar een tegemoetko
mende trein kon passeren. Nu
waren er geen toiletten in de
wagens en de reis duurde drie
dagen. Als zo'n wisselplaats was
bereikt, dan stopte de trein en
wachtte op die uit de andere
richting. Op dat moment spron
gen de reizigers uit de wagen en
gingen naast of onder de trein
met de billen bloot op de hurken
zitten, om hun opgespaarde be
hoefte kwijt te raken. Het leek
als was de omgeving bezaaid
met grote paddestoelen, maar als
de machinist voor het vertrek
een stoot op de fluit gaf, dan
kwamen de paddestoelen tot le
ven en haastten zich om weer in
de wagens te klauteren. Aan
zo'n vertoning was ik niet ge
wend en ik deed er dan ook niet
aan mee. Die dagen at ik niets en
nam alleen wat drinken als dat te
krijgen was. Onderweg passeer
den wij wel eens een dorp, waar
wat soep verstrekt werd. Dan
werd de trein bestormd door
kinderen met een fles in de hand.
Ze riepen 'koksi, koksi', maar
wij begrepen niet wat ze daar
mee bedoelden. Later ontdekten
we dat ze flesjes bier voor twee
finnmark wilden verkopen en
is het de bedoeling geweest een
trambaan aan te leggen van de
Willem Lodewijkstraat, via het
Emmaplein, de Alma Tadema-
straat en de Bleeklaan naar de
Groningerstraatweg, speciaal
voor de tram, die van Leeuwar
den op Veenwouden reed. Van
het station af zou de tram dan
eerst een stukje van de spoorlijn
volgen om bij het Emmaplein af
te slaan voor het volgen van het
nieuwe traject. Over het Nieuwe
Kanaal tussen de" beide zijden
van de Emmakade was een nieu
we trambrug gepland. De tram
baan zou de Bleeklaan in tweeën
delen en op oude foto's van deze
straat kunnen we inderdaad nog
plantsoenstroken zien, waar
men de komende trambaan had
gedacht. We weten nu, dat de
plannen nooit zijn gerealiseerd,
maar de Bleeklaan dankt er wel
haar royale breedte aan!
dat 'koksi' de betekenis had van
'twee'.
De trein sukkelde voort langs
eentonige bossen, met hier en
daar een opening tussen de bo
men, die uitzicht gaf op een
meertje. Verder was er niets te
zien. Via Kemi bereikten we na
drie dagen Rovaniemi: het eind
punt van de spoorlijn, precies op
de poolcirkel. Alles moest weer
worden uitgeladen en in barak
ken opgestapeld. Ik kwam in een
barak bij de kledingstukken te
slapen en toen moesten wij
wachten op transport per vracht
auto naar onze 365 kilometer
hoger gelegen eindbestemming.
De wachtmeester, onder wie wij
ressorteerden, was een vrijbui
ter. Hij had vrijwillig met Musso
lini in Abessinië gevochten en
door zijn onberekenbare voort
varendheid gebeurden de meest
onnodige ongelukken. Dat over
kwam ook mij. Hij was tevens de
baas van het kantoor, waar een
complete papier-oorlog werd ge
voerd. Daarvoor hadden ze kis
ten vol papier en schrijfmateri
aal, die loodzwaar waren.
Tussen de barakken, onder de
bomen, was de grond oneffen,
dus had je goed uit te kijken
waar je liep. Er moest een 200
kilo zware kist met papier ver
plaatst worden; ik was een van
de vier man die de kist op de
schouders moesten nemen. Na
een paar passen stapte ik in een
greppel en de kist kwam op mij
terecht. Ik kon nog net mijn
hoofd vrij houden, anders was
het er af geweest. Onder de kist
lag ik gekreukeld en met twee
verstuikte enkels. Toen ze mij er
onderuit hadden gehaald, kon ik
niet lopen, met het gevolg dat ik
twee weken moest rusten. De
anderen waren inmiddels naar
him eindbestemming vertrokken
en ik had de taak op de dekens
en kleren te passen.
Op een avond begon het hard te
regenen en daardoor ontstonden
tussen de bomen grote plassen
water, 's Morgens waren deze
hard bevroren. Ik kon al weer
wat lopen en heb toen een krui
wagen hout opgehaald om het
wat warm te stoken. Dat was op
21 augustus, mijn verjaardag.
Toevallig kreeg ik op die dag een
brief met een mooie foto van
mijn vrouw. Ik was daar erg blij
mee. De kachel, die midden in
het vertrek stond met daarom
heen alle textielgoederen, had ik
flink opgestookt. Hij werd rood
gloeiend; wat in de buurt lag
begon al schroeierig te ruiken.
Met veel moeite heb ik die spul
len wat van de kachel wegge
duwd, in de hoop dat de zaak
niet in brand zou vliegen. Dat
zou ook mijn einde hebben bete
kend, maar het lukte het onheil
te voorkomen.
SAUNA
Ik had ook de gelegenheid een
echte Finse sauna te bezoeken,
wat een begrijpelijke verbazing
bij mij opriep. Ik ging er met
iemand anders heen; de een
bleef bij de kleren, terwijl de
ander van de sauna gebruik
maakte. De badruimte had in de
hoek een grote kachel vol ste
nen, die van onder gloeiend heet
waren opgestookt, maar het
vuur was er al onder vandaan
gehaald. Boven was een opening
in de kachel en daar gooiden de
aanwezigen een flinke schep wa
ter uit een groot vat in. Dan
kwam een wolk van stoom sis
send het gat uit en hulde ons in
een hete mist. De Finnen namen
schotels koud water mee op de
trapstellages langs de wand om
de polsen en het hart wat af te
koelen. Ik heb dat ook gepro
beerd, maar bovenin was het om
te stikken en toen ben ik wat
lager gaan zitten zweten. Het
was een vreemde gewaarwor
ding als een Fin met mij probeer
de te spreken en ik hem niet
verstond, want in zijn nakie is ie
der geüjk en kun je niet weten
waar die ander thuishoort.
Toen ik weer naar beneden
kroop, hebben ze een kom koud
water over mij uitgestort; er
stond ook een vat heet water en
daarvan kreeg ik nog een deel
over mij heen. Er was een Duitse
soldaat bij de baders en die liet
zich traditiegetrouw op de grond
liggend door een oude vrouw
met een boender afrossen. Hij
zei: „Als mijn vrouw dat zag,
wat zou ze schelden!" Deze pro
cedure heb ik niet meegemaakt;
ze hebben me wel berketakken
geslagen om de bloedsomloop te
bevorderen. Dit alles was een
bijzondere belevenis voor mij,
maar je moet wel even wennen
aan deze manier van baden!
St. Anna Parochie
O. Lenk
Deze foto van het personeel van het filiaal in het Naauw van Simon de Wit, gemaakt in 1939, werd ons toegezonden door
onze abonnee, mevrouw F. Spoelder-Faber uit Hoorn, die ons ter toelichting het volgende schreef.
„De collega's waren, op de achterste rij van links naar rechts Piet van der Steen, Schuurmans, een onbekende, Jaap Mul
der en een Tinus. De dames: Martha Zondervan, nu mevrouw Femee, met wie ik dank zij 't Kleine Krantsje weer contact
gekregen heb, Hennie Westra, ik zelf en Mina de Bruin. Op de stoelen zitten mevrouw Meyer en de chef van het filiaal. Ik
herinner me nog goed de prijzen uit die tijd van de artikelen, die op de foto zichtbaar zijn. Losse koffie 9 cent, verpakt 12,
17 en 22 cent per half pond. Pinda's tien cent per pond, een grote ontbijtkoek twintig cent en bitterkoekpudding vijf, acht
of negen cent per ons. De laatste zes jaar was ik er eerste verkoopster en dan had je voor je eigen afdeling vleeswaren te
zorgen en moest je zelf ook bestellen wat niet altijd makkelijk was. Koelvitrines waren er nog niet, zodat je alles elke dag
moest bestellen, wat je dacht te kunnen verkopen. Het was er hard werken. Met achttien jaar moest je zaterdags tot 's
avonds tien uur en dan nog opruimen en glaswerk schoonmaken. In de week waren we tot acht uur open. Als je een avond
uitging moest je altijd het eerste half uur missen. Elke week kreeg je een halve dag vrij. Toch heb ik er altijd met veel ple
zier gewerkt. Je had erg veel contact met de klanten en het was nog echt verkopen. Ik heb er de 5 oorlogsjaren de bonnen
ellende meegemaakt, de laatste tijd in het filiaal Nieuweburen. Chef De Jong, die daar toen stond moest graven voor de
Duitsers en de twee bedienden ook. Door mevrouw Meyer werd contact onderhouden met Chef Meyer, die was
ondergedoken. Zij moet nog een foto bezitten, genomen door fotograaf Dwinger en waar ik zelf ook op sta. Van
nabestellen is toen niets gekomen, maar graag zou ik die foto alsnog willen laten reproduceren.