Friesland Bank
Drs. J. de Roos
overleden
SPEELT DE JEUGD
NIET MEER OP STRAAT?
Grootste regionale bank
VOOR LEEUWARDEN EN DE
WIJDE WERELD ER OMHEEN
TWEE EN
TWINTIGSTE
JAARGANG
25-1-1986
NUMMER 497
Bekende stadgenoot
'T KLEINE
KRAHTSJE
De Friesland Bank is de grootste zelfstandige regionale bank met
52 vestigingen in de provincie Friesland.
Door haar regionaal karakter kent de Friesland Bank bij uitstek de
plaatselijke verhoudingen en kan daardoor snel en direkt op uw
wensen inspelen.
Leeuwarden, Zuiderstraat 1Tel. 058-443123
Er is een zeer bekende en ook zeer merkwaardige stadgenoot over
leden, drs. J. de Roos. Meer over hem in dit nummer op pagina 5.
In vroeger tijden speelden de kinderen heel veel op straat. Ruim driehonderd jaar ge
leden, in 1560, schilderde Pieter Bruegel de Oude een groot paneel van een meter
achttien bij een meter een en zestig, waarop hij meer dan tweehonderd jongens en
meisjes in beeld bracht, die zich met ettelijke tientallen verschillende spelletjes bezig
hielden. Een afbeelding van dat schilderij hebben we de vorige maal in onze krant
afgedrukt met een oproep aan onze lezers in de pen te klimmen om ons te vertellen
over de kinderspelen uit hun jeugd. Wij hebben hierop al verschillende reacties gehad
van abonnees, die vrijwel allen met spijt constateerden, dat er tegenwoordig nauwe
lijks meer op straat wordt gespeeld. Het kinderplezier buitenhuis lijkt geheel aan het
uitsterven te zijn.
Tot zover deze eerste aflevering
over de vroegere kinderspelen.
Wij stellen het zeer op prijs nog
meer brieven te ontvangen met
ervaringen van oudere lezers en
lezeressen met betrekking tot
hun kinderspel!
Er zijn, dachten wij, enkele
hoofdoorzaken aan te wijzen
voor de achteruitgang van het
kinderspel op straat. In de eerste
plaats heeft de schrikwekkende
toeneming van het verkeer er
voor gezorgd, dat de jeugd op
straat niet of nauwelijks meer
een plekje kan vinden waar zon
der gevaar kan worden ge
speeld.
Dan is het zo, dat de georgani
seerde sport de kinderen naar
sportveld en sporthal lokt en te
genwoordig de jeugd al op heel
jonge leeftijd aan zich bindt -
zelf begonnen we, om maar een
voorbeeld te noemen, op elfjari
ge leeftijd te voetballen, nu hol
len beukers van zes jaar al in
competitieverband achter een
voetbal aan.
Tenslotte kan ook de televisie
als een boosdoener voor het kin
derspel worden gezien - in
plaats van buiten op straat ver
maak te zoeken, verblijven ze
vaak liever voor de buis.
Gelet op de brieven, die wij al
ontvingen, mag dit alles wel wor
den betreurd, want wat hebben
de volwassenen van vandaag
een geweldige herinneringen
aan de spelen uit hun jeugd! De
kinderen van nu zullen dit later
zeker niet kunnen zeggen.
In de komende weken willen wij
graag aandacht schenken aan
een aantal spelen, die de kinde
ren vroeger zo hebben bekoord
en daarbij maken wij een dank
baar gebruik van de brieven, die
attente abonnees ons hebben
toegestuurd.
Moeder mag ik reizen?
Mevrouw J. van der Geest-Bak
ker te Leeuwarden schreef ons
over een spelletje, dat "Moeder,
mag ik reizen?" werd genoemd.
Een van de deelnemende meis
jes speelde voor Moeder en zij
stond opgesteld op een bepaal
de afstand van de anderen.
Wanneer haar werd gevraagd
"Moeder, mag ik reizen?" en ze
antwoordde "Ja!", dan noemde
het meisje dat de vraag had ge
steld de naam van een plaats.
Het aantal lettergrepen van die
plaats bepaalde volgens me
vrouw Van der Geest het aantal
stappen (hinkstappen?) dat het
meisje in de richting van Moeder
mocht doen. Zei ze dus "Mars-
sum", dan mocht ze twee, maar
zei ze "Alblasserdam", dan
mocht ze vier stappen voor
waarts doen. Moeder was "af"
zodra een van de andere meis
jes bij haar kwam - dan was het
de beurt aan dit meisje om de
nieuwe Moeder te zijn.
Wij vragen ons af in hoeverre dit
spel verschilde van het spel met
de naam "Schipper mag ik over
varen? Ja of nee?" Of werd dat
toch op een andere manier ge
speeld?
Petjesballen.
De heer Joh. de Jong eveneens
te Leeuwarden, schreef ons dat
de jongens vroeger wel een spel
speelden, dat "Petjesballen"
heette. Het spel kon met een
onbeperkt aantal spelers wor
den gespeeld. "Onze petten" al
dus de heer De Jong, "werden
op een rij tegen de muur gezet.
Op een afstand hiervan werd
een streep getrokken en vanaf
die streep moest men bij toer
beurt trachten een bal in een pet
te gooien. Kwam de bal in de pet
van Piet terecht, dan moest die
zo snel mogelijk proberen de bal
te pakken te krijgen, terwijl de
andere deelnemers maakten,
dat ze weg kwamen. Zodra Piet
de bal had riep hij "Sta!", leder
een moest dan blijven staan op
de plaats, waar hij op dat mo
ment was. Dan moest Piet pro
beren een van de anderen met
de bal te raken. Lukte dit, dan
kreeg de geraakte een steentje
in de pet, lukte het niet, dan
kwam er een steentje in de pet
van Piet. Wie drie steentjes in
zijn pet had mocht niet meer
meedoen."
De heer De Jong schrijft er bij,
dat hij zich dit spel als zeer
spannend herinnert en hij geeft
ook een verklaring van het feit,
dat men het tegenwoordig "zo
goed als nooit" (of nooit? Red.)
meer ziet. "Het is door het druk
ke verkeer niet meer vertrouwd
om plotseling in alle richtingen
een goed heenkomen te zoe
ken. Men zou eerst naar alle
kanten moeten uitkijken en dat
kan bij dit spel natuurlijk niet -
het ging er immers om direct zo
ver mogelijk van de balgooier
vandaan te komen."