'T KLEINE KRANTSJE HET BARRE LEVEN VOOR LENK BINNEN DE POOLCIRKEL FRAAIE KIJK OP VRIJDAGMARKT VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 Van kleermaker bij P.S. Bak ker in Leeuwarden gaat Otto Lenk naar het Fins-Russi sche front, maar zijn grootste vijanden zijn voorlopig de wandluizen. Verdere beleve nissen van deze tot Rijksduit- ster gebombardeerde Oos tenrijker. Na vier weken werden ook wij met onze spullen met vrachtau to's opgehaald uit het Finse Ro- vaniemi. Bij het bord waarop in verschillende talen "Poolcirkel" stond, stopten we om foto's te maken. Toen volgde een lange reis in de oostelijke richting door bossen met hier en daar een meertje en toendra met alleen wat lage struiken. Zo kwamen we op onze bestemming, de plaats Janiskoski, een kleine 200 kilometer ten westen van de uit de oorlog bekende Russische haven Moermansk. We zaten daar in het grensgebied tussen Finland en de Sovjet-Unie aan de rivier Patsoki. Daar was een dam van 1200 meter lengte en zo'n 30 meter hoog, dwars door een dal, die het water opstuwde. In het midden was een water krachtcentrale, die electrische stroom opwekte voor nikkelmij- nen, ongeveer honderd kilome ter verderop. Het overtollige wa ter stroomde in de vorm van een waterval weg naast de centrale en vervolgde zijn weg naar het noorden. In het dorp waren veel barakken en huizen; er waren een winkel, een bakkerij, een postkantoor en een sauna. De meeste bewo ners werkten bij de waterkracht centrale. De Amerikanen had den de dam gebouwd en de voertuigen en tractoren stonden er nog. In dit dorp was de staf, waar wij bij hoorden, gestatio neerd. Met twee kleermakers en schoenmakers kreeg ik een ka mer in een barak naast het kan toor, die ons door de verzor gingsofficier werd aangewezen. We hadden de taak er een ate lier en een slaapplaats van te maken. Bedden moesten we zelf timmeren van bijelkaar gezocht of "georganiseerd" materiaal. We kregen lege strozakken, die we met zaagmeel vulden en richtten de werkplaats naar ei gen idee in. Er stond een hout kachel en we hadden electrisch licht. De barak stond bovenop een langgerekte heuvel van gro te zwerfstenen met een middel lijn van anderhalf tot twee meter. Óm bij de ingang te komen, moesten wij over deze obstakels klauteren, wat bij sneeuw of re gen bergbeklimmers-ervaring eiste. WANDLUIZEN De wanden en de vloeren waren dubbel met een tussenruimte, opgevuld met zaagsel tegen de koude. Maar in deze bescher mende voorziening hadden zich grote gezinnen wandluizen ge vestigd. In verhouding tot de an deren waren wij voornaam ge huisvest; we hadden zelfs kussenslopen, maar die waren spoedig met bloed bezoedeld, want als je in je slaap je hoofd omdraaide, dan drukte je de vol gezogen wandluizen op het hoofdkussen plat en zo kreeg je in korte tijd een bloedige land kaart op de sloop. Daar moest wat aan gedaan worden. Ik verzamelde wat con- servenblikjes en zette daar de poten van onze britsen in. De blikjes werden met peterolie ge vuld en dat gebeurde ook met de voegen van het timmerwerk. Dan kwamen de diertjes op hoge poten uit hun schuilhoeken kruipen. De andere luchtafweersoldaten waren op grote afstand in het oerwoud op vier plaatsen bezig onderkomens en geschutstellin- gen te bouwen. Zij moesten bo men omhakken voor blokhutten. Hun kleding was in korte tijd ka- potgescheurd en wij kregen zak ken vol kledingstukken voor re paratie. Ik was daar blij mee, want dan konden we binnen blij ven werken, want buiten was het bitter koud. De brandstof voor de kachel moesten we uit de bos sen halen: zagen en kloven en dat gebeurde altijd zondags. De Finnen wilden hun bossen niet geplunderd zien en daardoor mochten wij alleen omgevallen bomen meenemen. Je stond tot je middel in de sneeuw, op zoek naar een verhoging in het sneeuwdek. Daaronder lag dan een omgevallen boom. Je liep er een paar keer over heen en weer, om de sneeuw wat weg te schuiven en met veel moeite had je dan een boom gevonden die geheel verrot bleek te zijn, zodat alle moeite vergeefs was geweest. Maar er moest hout komen en dan zaagden we hier en daar toch een boom weg. Berkebomen mochten we wel vellen, maar die waren meestal te dun om veel brandstof te leve ren. Ook voor de officieren, die naast ons woonden, moesten wij brandhout maken en daardoor kwamen wij meestal pas op dinsdag aan ons reparatiewerk toe. Als we buiten aan het zagen en kloven waren, bleven wij wel warm, al was het ook 20 graden onder nul. Je kreeg alleen koude voeten. De grote stenen voor onze deur waren een ramp; ik besloot er een looppad overheen te timme ren. Bij de Staf waren verschil lende groepen bijeen, als wa pensmeden, chauffeurs, kantoorpersoneel, marconisten (radio-telegrafisten), telefonis ten, arts en hospitaalsoldaten. De chauffeurs "organiseerden" wat zij mee konden nemen en zo hadden ze er een stapel planken liggen. Die heb ik er weggehaald voor het looppad en dat lakte aardig. De officieren, die er ook gebruik van moesten maken, vonden het een goede oplos sing. Maar toen de chauffeurs hun planken misten kwamen ze bij mij; ze scholden me uit omdat ik hun hout had gestolen. Ik zei: "Jullie hebben het ook gestolen en dus zijn we kiet!" KOUDE WACHT Inmiddels was het november ge worden; de dagen werden kort, er lag veel sneeuw. De kleerma kers waren maar halve soldaten en ons lieten ze 't meest wacht lopen. Dat was dan van drie uur 's middags tot acht uur 's mor gens; we moesten viermaal twee en een half uur rondlopen en met ons tweeën een afstand van haast een kilometer bewa ken. Een alarmmogelijkheid was er niet; die hele bewaking had geen enkele zin. Als het stormde en sneeuwde bij wel een 38 gra den onder nul, dan gingen we rustig ergens in de luwte staan tot we werden afgelost. Ik was niet van plan me te laten bevrie zen en trok al mijn kleren over elkaar aan. Ik zag er uit als een opgeblazen Michelin-mannetje en als ik uitgleed, kon ik niet meer alleen opstaan. Ik had uit een stukje winterjas-stof een masker voor mijn gezicht ge maakt, waar alleen voor de 'neusgaten, ogen en de mond smalle openingen in zaten. Het was zwarte stof en ik leek wel ie mand uit de onderwereld. Een wollen muts met oorkleppen en een meterslange sjaal om de hals beschermden mij redelijk goed, maar door het uitademen kwam aan mijn gezichtsmasker een dichte baard van ijspegels te hangen. Maar als je zo'n twee en een half uur in deze omstandigheden rondsukkelde, trok de koude even goed door de kleding en voelde het aan of er koud water over je rug werd gegoten. St. Annaparochie O.Lenk Deze interessante luchtfoto is gemaakt op een vrijdag in 1929: vanuit onze hoge positie zien we neer op de marktdrukte op het Wiiheiminapiein. Het plaatje laat ons duidelijk zien, dat de bezetting van de markt het in die tijd niet kon halen bij die van nu. De kraampjes staan in nog geen 3 rijen opgesteld en dan houdt 't op. Tenzij het ook kraampjes zijn, die we op de voorgrond in de schaduw van de bomen zien. We dachten, dat het de vervoermiddelen van de marktlui moesten zijn, maar er krioelen wel heel veel mensen omheen. Zijn dat dan ook nog allemaal kraampjes, zij aan zij? In het midden links het gebouw van de vroegere Rijks Hogere Burger School, nog zonder de later gebouwde bovenverdieping er op en hele maal links het grote Weeshuisgebouw, dat in de bevrijdingsdagen van '45 zou worden verwoest. Ook de bebouwing op de achtergrond rechts is nog wel even leuk om te zien: van alle panden op de hoek van de Willemskade en de Sophialaan staat er nu niets meer overeind.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 6