T KLEINE KEANTSJE
WAT WIEPIE WIERSTRA SCHREEF
OVER HET VROEGERE JOODSE LEVEN
IN DE LEEUWARDER BINNENSTAD
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 5
De nu elf jaar geleden overleden
heer Wiebren Wierstra Th. zn.
heeft in Leeuwarden vooral een
grote bekendheid gekregen als
de oprichter en exploitant van de
"Eerste Leeuwarder Griezelkel
der", een attractie, waarmee hij
landelijke faam verwierf. Maar
deze geboren en getogen Leeu
warder heeft ook veel herinne
ringen op schrift gesteld, met
name ook over het vroegere
joodse leven in de binnenstad.
In drie afleveringen zal 't Kleine
Krantsje reproduceren, wat de
memorabele stadgenoot Wie
bren Wierstra ten aanzien van
dit onderwerp aan het papier
heeft toevertrouwd.
Een zekere mijnheer Van Gelder
was koster van de Joodse kerk
en bewoonde een huis in de
Slotmakerstraat; het was een
man van zeer kleine gestalte en
men kende hem dan ook niet
anders dan als 'kleine Van Gel
der'. Zo nu en dan moest Van
Gelder een nieuwe hoed hebben
en toog dan naar Gustaaf de
Jong die op de Voorstreek een
hoeden- en pettenzaak had. Als
hij daar kwam en een hoofddek
sel paste, wilde Van Gelder be
slist niet in de spiegel zien hoe
de hoed hem stond.
Waarom? Daar kwam men nooit
achter, dat was nu een eigen
aardigheid van deze man en hij
liet de beslissing over aan win
kelier De Jong. In het Naauw no.
15 woonde de Heer Tulners die
daar een goud- en zilverzaak
had; deze was geen Jood maar
Rooms Katholiek. Mijnheer Tul
ners had nu de opdracht om het
zilverwerk in de synagoge te on
derhouden en te repareren zoals
de zilveren siertorens. Zo nu en
dan stuurde deze Leeuwarder
goudsmid zijn knechten er op uit
om dit werk op te knappen zodat
alles voor de 'eredienst' gereed
kwam. Dikwijls zonder het zelf te
weten, joeg koster Van Gelder
de knechten van Tulners de stui
pen op het lijf. Dan klonk plotse
ling door het holle kerkgebouw
de stem van de koster die riep
met een sterk Joods accent:
'Voortmaken Heren, want aan
stonds begint de dienst'. Men
hoorde plotseling zijn stem maar
zag hem niet, totdat hij keek
over de ballustrade en men al
leen het hoofd maar zag, ge
tooid met het zwarte zijden ka
lotje.
VLUGGE GESTALTE
Wij hebben dus stilgestaan in de
Sacramentstraat bij de synago
ge en haar koster, nu doemen
ook voor mijn geestesoog op de
twee Rabbijnen die ik nog bij
name ken, de ene was de heer
Dasberg, de laatste die wij ge
kend hebben was de heer Levi-
son, een kleine vlugge gestalte
met rossig haar en dito baardje.
De moedige leider die met zijn
volk is gegaan naar een onbe
kende bestemming en niet in de
Friese hoofdstad bij vrouw en
kinderen terugkeerde. Dan was
daar de heer S. Mendels, de
Joodse godsdienstonderwijzer
en voorganger in de synagoge,
die eerst in de Breedstraat 61
woonde en daarna Put no. 9 met
zijn gezin dat bestond uit man,
vrouw, drie zonen en twee doch
tertjes. Het éne meisje stierf
nogal plotseling, daarna de
moeder en de heer Mendels
bleef achter met zijn drie zonen
en één dochter. Elke zaterdag
morgen kon men deze voorzan
ger naar de synagoge zien gaan
in gezelschap van zijn drie zo
nen die ieder een gezangboek
droegen in blauw fluwelen om
slag. Deze voorzanger was een
vriendelijk man, knap van ge
zicht, maar ook een man die zich
humaan bewoog en gedroeg on
der de christenbevolking.
SLAGERS EN BAKKERS
In deze omgeving waren veel
Joodse slagers en bakkerswin
kels. Op de hoek van de Breed-
straat-Put (waar nu de sigaren
zaak is van De Vries) was de
slagerij van Gerrit de Wilde die
daar met zijn zonen het bedrijf
uitoefende. In het voorafgaande
heb ik geschreven over de ge
zellige drukte die er heerste in
deze omgeving van de oude bin
nenstad en de koopjes die hier
waren te halen.
Bij slager De Wilde hing meestal
voor de ramen een wit stuk pa
pier waar met grote rode letters
de koopjes op stonden aange
kondigd en men kon bij Gerrit de
Wilde goedkoop terecht voor
vlees en gehakt, maar ook voor
iets fijns in de 'snertpot'. Het was
een uitkomst voor de huismoe
ders want het paard der zwarte
armoede galoppeerde ook over
Nederland en kondigde een kou
de tweede wereldoorlog aan.
Slagerij De Wilde was een echte
'volkszaak', maar vele christen
vrouwen mochten er graag ko
men. En vele Leeuwarders zul
len zich nog deze vriendelijke
slager herinneren, een zeer cor
pulent man die zo gemoedelijk
vrijdagsavonds op de stoep kon
staan en van deze rust genoot,
terwijl zijn zonen bezig waren de
'slagerij' een goede schoon
maakbeurt te geven. Als men de
zaak nu binnengaat blijkt er veel
veranderd. De grote haken die
aan de zoldering hangen getui
gen nog van de goede oude tijd
van weleer dat het eens een
slagerij was.
Even verder in de Breedstraat
en om precies te zijn no. 49,
woonde het gezien van V. d.
Kaars die daar met zijn zonen
een slagerij had.
Was zaterdag voor de Joden
een algehele rustdag, zondags
niet. Zo tegen twaalf uur reden
de bakkerskarretjes door de
straten van Leeuwarden, o.a.
van Lubinski, die op de Nieuwe-
buren een bakkerswinkel dreef
en van Granaada uit de Slotma
kersstraat, nu no. 10 en Beeren-
burg die zijn zaak had op de Put
no.11.
Er waren ook zondags christen
broodbezorgers die er dan wat
extra bijverdienden, maar som
mige bakkerskarretjes werden
voortgeduwd door Joodse inge
zetenen. Eén was de broodven-
ter Keizer, een Joodse vrijgezel
die bij zijn broer en schoonzus
ter inwoonde en wel in een bo
venhuis naast slager Gerrit de
Wilde. En dan was daar de wel
bekende A. Cohen die ook zon
dagsmorgens met de bakkers
kar op stap was; hij woonde in
de Blokhuissteeg en was de
zoon van de welbekende
schoenpoetser die bij het station
zijn dagelijkse arbeid verrichtte;
dus een broer van de koopvrou
wen Roosje en Betje Cohen.
DONKEREVROUW
Vrouw Cohen was een kleine
donkere vrouw met een kolossa
le omvang. In de week was hij
koopman in lompen en metalen
en vrijdags stond hij met vrouw
en zonen op de weekmarkt. Ook
dit gezin is niet teruggekeerd.
En dan valt er heel wat te vertel
len over de beide zusters van
Cohen, met name Betje en Roos
je; over de laatste is heel wat ge
schreven na haar dood. Het wa
ren knappe vrouwen die ventten
met een grote korf gevuld met
chocola en pinda's. Ze hadden
hun standplaats vrijdags op de
veemarkt. Ze waren gekleed in
witte of blauwe boezelaar en ge
tooid met grote hoeden. Was het
nu 'koninginnedag' de 3le au
gustus, dan liep Roosje met
oranjestrikjes in het centrum en
haar stem schalde over de
'Nieuwestad'; 'Oranje heren,
nog 'een oranjestrikje dames,
zonder oranje geen feest zegt u
mijnheer'. En zo onder dit bab
beltje bevestigde Roosje haar
oranjestrikje op de revers van
zijn jas want hij had haar gelijk
gegeven. Betje en Roosje waren
twee handige koopvrouwtjes die
in het Leeuwarder stadsbeeld
thuis hoorden. Wij dwalen nog
even terug naar de Put en ik zie
in mijn gedachten de etalage
van 'Feitsma', die op de hoek
De opperrabijn A. S. Levisson
van de Sacramentstraat een
hoedenzaak had. En op de hoek
van de Put-Speelmanstraat nu
Buurke's Lichtdrukkerij, woonde
mevrouw weduwe Drielsma-Co-
hen die daar een chocolaterie
zaak had. Toen zij hertrouwde
kreeg ze de naam van mevrouw
Broekhuyzen.
En nu moet ik een heel eind
(Vervolg op pag. 8)
De toegang tot het Hof Goozen in de Boterhoek.