'TKLEINE KEAHT5JE
WAT WIEPIE WIERSTRA SCHREEF
OVER HET VROEGERE JOODSE LEVEN
IN DE LEEUWARDER BINNENSTAD
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 5
De nu elf jaar geleden overleden
heer Wiebren Wierstra Th. zn.
heeft in Leeuwarden vooral een
grote bekendheid gekregen als
de oprichter en exploitant van de
"Eerste Leeuwarder Griezelkel
der", een attractie, waarmee hij
landelijke faam verwierf. Maar
deze geboren en getogen Leeu
warder heeft ook veel herinne
ringen op schrift gesteld, met
name ook over het vroegere
joodse leven in de binnenstad.
In drie afleveringen zal 't Kleine
Krantsje reproduceren, wat de
memorabele stadgenoot Wie
bren Wierstra ten aanzien van
dit onderwerp aan het papier
heeft toevertrouwd.
Op de Voorstreek no.
78 woonde manufacturier S.
Turksma, die vroeger ook zon
dagsmorgens geopend was;
een man met een hart van goud,
ook tegenover zijn christenklan
ten die hij erg vertrouwde.
GROTE GEBEURTENIS
Het was op een zondagmorgen
dat een vrouwtje de winkel bin
nenstapte; een hardwerkende
vrouw die niet veel geld bezat.
Er zou een grote gebeurtenis in
haar leven plaatsvinden, haar
zoon, die in Engeland werkte,
zou thuiskomen; een vreugde
volle tijd voor dit moedertje,
maar ze had niet genoeg dekens
en zo stapte ze naar Turksma en
klaagde haar nood. Royaal pak
te Turksma twee wollen dekens
van de stelling, pakte ze in en
gaf ze het onthutste vrouwtje die
stamelde: 'Turksma, ik heb nu
geen geld'. 'Vrouwje
neemt de dekens maar mee, be
taling komt wel, je zoon moet
warm liggen'.
Zo was nu de manufacturier
Turksma. (Deze herinnering is
mij jaren geleden verteld door de
dochter van deze zorgzame
moeder). Maar er waren ook
Joodse kooplieden die hun
brood langs de straat moesten
verdienen, zoals Hartog Cohen
uit de Speelmanstraat; het wa
ren alleen geen mannen maar
ook vrouwen.
Eén hiervan was de weduwe A.
Schuyer en ze woonde in één
der kleine huisjes op de Nieuwe
buren; het was een echte Jodin
met haar donker uiterlijk. Ze liep
achter haar kar blootshoofds,
zonder mantel, maar over haar
schouders had ze een zwarte
wollen omslagdoek. Vrouw
Schuyer was door en door een
zakenvrouw; ze schoof haar
handkar met vaardigheid door
het destijds drukke verkeer. Een
andere koopvrouw die op de
Nieuweburen 55 woonde, was
mejuffrouw R. de Metz, in de
volksmond Joderiekje genoemd.
Deze behoefde voor juffrouw
Schuyer niet onder te doen. Op
een zomeravond na hun dag
taak kon je deze vrouwen aan
treffen op de stoep van hun wo
ning. Vrouw Schuyer meestal
lezend in het toen destijds be
kende "Leeuwarder Nieuws
blad" en vrouw de Metz, die, als
ze geen bezigheden verrichtte,
recht voor haar uitkeek en in
gedachten verzonken was.
NIEUWEBUREN
En nu wij toch op de Nieuwebu
ren zijn beland bij de dames
Schuyer en de Metz gaan we
ook even naar het kleine winkel
tje van Meijer Krammer, de
koopman in ongeregelde goede
ren. Het stond op de hoek Nieu-
weburen-Bredeplaats tegenover
het Luilekkerland; 't winkeltje
was te bereiken langs een ste
nen trapje van ongeveer zes tre
den en had wel iets van een
woning die we zo dikwijls op de
Amsterdamse grachten tegen
komen.
Krammer was een geweldige
stotteraar, zijn vrouw was stok
doof. Er waren nog geen ge
hoorapparaten, wel van die ou
derwetse "hoorlepels", maar
vrouw Krammer redde zich er
zonder, maar men moest gewel
dig hard schreeuwen. Krammer
en zijn vrouw hadden twee
dochters, de oudste was Roza,
de jongste was Sara. (Naar ik
meen was er ook nog een zoon,
maar ik weet dit niet zeker). Op
een avond was er een grote
volksoploop voor de woning van
Krammer op de Bredeplaats.
Wat was het geval?
Roza Krammer was spoorloos
verdwenen; haar slaapkamer
raam stond open; de hele Nieu
weburen was in rep en roer en
een zenuwachtig schreiende
mevrouw Krammer die niets an
ders zei: "en ze heeft mij nog
welterusten gewenst, ach Sara
weet jij er dan helemaal niets
van af?"
Krammer liep zenuwachtig heen
en weer. Sara was uiterst kalm.
De politie kwam er aan te pas.
Ook aan de Nieuweburen woonden veel joodse stadgenoten
Er werd overal gezocht en de
wildste geruchten deden de ron
de; men wist reeds te vertellen
dat Roza in overspannen toe
stand verkeerde en zo van huis
was gelopen, weer een derde
kon vertellen dat ze gesigna
leerd was bij de tweede Ka-
naalsbrug, alleen.Maar
spoedig kwam de werkelijkheid
aan het licht: Roza was de
slaapkamer en woning ontvlucht
om zich eens goed te vermaken
in één der dancings met een
vriend. Triomfantelijk kwam
Krammer met de vluchtelinge
aanlopen, haar stevig aan de
schouders vasthoudend. Wat
was Krammer kwaad en
Roza.lachte en knipoogde
tegen Sara, deze knipoogde te
rug.
De menigte verwijderde zich en
de rust was spoedig op de Nieu
weburen weergekeerd.Roza
kreeg huisarrest.
Deze beide meisjes kregen een
strenge opvoeding en 's avonds
naar buiten was er niet bij; ja,
negen uur naar bed, dat was het
eerste. Kunt u zich nu de on
schuldige daad van dit meisje
begrijpen? In Leeuwarden wa
ren nogal wat stadstypen, men
sen die hun stempel hebben ge
drukt in het Leeuwarder
volksleven, ook een Joods
straattype en wel David Velle-
man, een klein kereltje nogal wat
hoogschouderig, gekleed in een
zwarte lakense jas en grijze pet.
NAGEJOUWD
Menigmaal werd ook hij door de
Leeuwarder straatjeugd nage
jouwd, zijn pet van het hoofd
gegooid, ja zelfs is hij één keer
vastgebonden aan een lantaarn
paal op het Zaailand. Gelukkig
dat deze tijd voorbij is om zulke
onvolwaardige mensen het dor
re leven zuur te maken.
David Velleman was een vrijge
zel die erg vriendelijk was voor
de vrouwelijke bevolking maar
helemaal geen kwaad in de zin
had. David kwam natuurlijk in de
synagoge maar was ook een
trouw bezoeker van het Leger
des Heils. En bij de opgewekte
liederen die daar werden gezon
gen met begeleiding van hand
geklap deed David als zaalbe
zoeker hartelijk mee.
Eens was hier vóór de oorlog
een tiendaagse veldtocht van
kadetten van het Leger des
Heils (dit zijn jongemensen uit
de Kweekschool van Amstel
veen in opleiding voor heilsoffi
cier). Ook David was een gere
gelde bezoeker en op zekere
avond stond hij op van zijn zit
plaats en knielde neer bij de
Zondaarsbank; begreep deze
man alles? Neen, dit is zeer ze
ker niet het geval, maar wat dan
wel dat hij deze stap had ge
daan?
De kadetten werden aange
voerd door een kadet-sergeante
en dit vond David zo'n lieve
vrouw dat hij er speciaal op
wachtte om deze sergeante de
hand te drukken. Want de vrien
delijke glimlach en de stevige
handdruk was David alles
waard. De sergeante wist dat
deze man zoveel miste en harte
lijkheid nodig had dat deze toe
gewijde vrouw hem dit gaf om de
wil Gods en haar gezegende
roeping. Toen de tiendaagse
veldtocht voorbij was en de ka
detten en hun sergeante weer
(Vervolg op pag. 9)
Abraham Cohen, de vader van de bekende Roosje Cohen, stond vrijdags op de markt.