hellema
'T KLEINE KRANTSJE
3
In- cm fien
Makelaars en
Taxateurs
voor geheel
Friesland
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 4
PINDACHINEZEN
In 't Kleine Krantsje nummer 503
staat een foto van de voormalige
Groeneweg met links het pand
op de hoek van het Zalmklooster
waar ik, toen ik nog een kind
was, heb gewoond. In die tijd
werd er gauw eens verhuisd,
omdat men steeds trachtte een
betere woning te krijgen - er
werden toen dagelijks in de
krant huizen te huur aangebo
den.
Wij hebben daar een gezellige
tijd gehad. Het pand aan de
rechterkant was een afgekeurde
woning en bestemd voor samen
komsten - het behoorde toe aan
de Gereformeerde Noorderkerk.
Een familie Hospes hield er de
zaak schoon en zorgde voor de
kachels. Er waren in dit gezin
drie kinderen, Tjitske en Teatske
en nog een zoon, van wie ik de
naam vergeten ben. Mochten zij
nog leven, dan zou ik dat graag
vernemen.
In dit gebouw hield men bijbelle
zingen en voor de jongens was
er een of tweemaal per week
figuurzagen en voor de meisjes
handwerken. Het gebouwtje
heette Macedonië. Wij lopen er
nog vaak langs en de achterin
gang van de Noorderkerk zou de
plaats zijn waar dat gebouwtje
heeft gestaan.
Waar wij woonden was een
groot huis met aan beide kanten
bovenburen, de families Hop
man en Klooster. Er naast woon
de de destijds ook bekende ac-
cordenonist Willem Stek met zijn
vrouw Annie. Ook herinner ik me
nog de families Beuker en Brou
wer. Bij de Beukers waren ook
een stuk of vier grote jongens.
Wij hebben daar ook veel plezier
gehad met de toen ons land bin
nenkomende Chinezen, van wie
zich ook een aantal in Leeuwar
den vestigde, hoofdzakelijk in
het logement van Aaltsje van der
Brug in de Boterhoek. Dat waren
de later zo bekende 'Pinda-pin-
da-lekka-lekka-Chinezen' - zij
hadden een broodtrommel voor
de buik hangen en verkochten
hun lekkernij voor een stuiver
per tablet.
Graag wilden ze fietsen leren en
dan hielpen wij ze daarbij. Er
waren altijd wel een paar oude
fietsen en dan gingen wij naar
het Tournooiveld; het plein voor
de B.L.O. school. Wij hielden de
fietsen vast en die Chinezen dan
maar trappen. Wanneer we ze
losgelaten hadden wilden ze er
ook wel weer eens af en dan
moesten we heel hard lopen om
ze op te vangen.
Het lukte ook wel eens niet zo'n
Chinees tijdig op te vangen zo
dat ze zich dan maar gewoon
lieten vallen of tegen een muur
aanreden met soms een krom
wiei tot gevolg. Dan was het
beste Nederlands, wat ze kon
den uitbrengen: 'Otteledomme'.
Dat bracht natuurlijk de nodige
hilariteit met zich mee.
Meestal was het dan voor die
avond gebeurd en moesten we
eerst weer een ander wiel op de
kop tikken, wat vaak wel mee
viel, wanneer we de fietsmaker
vertelden, waarvoor het was be
stemd - dan kregen we het gra
tis ook.
Onze beloning was na afloop
altijd een paar pakjes pinda-pin
da, waar we dan dik tevreden
mee waren, want veel snoep
kreeg je thuis niet - daar was
geen geld voor. Maar kreeg je
dan eens iets, dan was je wel te
vredenen
Zijn er nog anderen, die uit die
periode iets weten te vertellen
laten ze het dan doen!
Leeuwarden R. Poelstra
VONDST
Uw fotoprijsvraag is een uitste
kende vondst. Ze geeft elke keer
weer de gelegenheid je te ver
diepen in een detail van de rijke
historie van onze goede stad.
Veel succes met uw uitgave.
Leeuwarden B. Tamminga
MODDERBAD
Toen ik in 't Kleine Krantsje
nummer 503 de foto zag staan
van de spoorbrug bij Schenken
schans kwam de volgende her
innering bij mij boven. Op een
zondagmiddag was ik met mijn
vriend aan het wandelen langs
de Snekertrekweg met voor het
eerst een zondags pak aan,
blauw met een ruitje.
Vlak voor de brug lag een bergje
hooi in de onderwal. Ik nam een
duik, maar kwam in plaats van in
het hooi in een sloot terecht met
een flinke laag blauwe modder,
zoals wij dat noemden.
Bij de brugwachter heb ik het
ergste vuil van mijn costuum af
gespoeld, waarna hij mij achter
op z'n fiets heeft thuisgebracht.
Mijn ouders zijn daarna uren be
zig geweest om in grote tobbes
water de blauwe prut uit het cos
tuum te spoelen en om de stank
weg te krijgen.
Gelukkig heb ik geen nadelige
gevolgen van dat modderbad
ondervonden en mijn kostbare
zondagse pak kon later ook nog
gedragen worden.
Sittard Jochum Brantsma
ACHTER DE HOVEN
Als ik nu nog wel eens op de
fiets langs de Achter de Hoven
rijd moet ik vaak aan vroeger
denken, toen ik nog bij het bak
kersbedrijf van Stelwagen werk
te, waar we natuurlijk wel het
een en ander hebben beleefd.
Vrijwel alles van toen is er nu
weg, Rienks de aardappelboer
en Draaisma, de fietsenmaker
en Romke Hoekstra om er zo
maar enkelen te noemen. Alleen
Harry de IJsbeer zit er nog in
een paar oude panden. Rienks
kom ik nog wel eens tegen en
dan lacht hij nog om die oude
tijd.
Ook kapper Agter woont er
meen ik nu nog. Ik zie hem nog
altijd met zijn vrouw de straat
boenen, want die moest goed
schoon zijn net als de zaak zelf.
Dat wisten we maar al te goed
en eenmaal hebben we daar
misbruik van gemaakt en er veel
lol om gehad. Toen hebben Jou-
ke Poelstra, die ook bij Stelwa
gen werke en ik van een stuk
roggebrooddeeg een mooie
hondedrol gemaakt en die, met
n
Makelaardij ainds 1898
wat water besprenkeld, op de
stoep voor de winkeldeur van
Agter gelegd.
Het leek net een hondekeutel en
wij maar afwachten op de din
gen, die zouden komen. Dat
duurde niet zo lang, want ze
hadden een drukbeklante zaak.
De eerste was een mevrouw, die
"het vuil" opmerkte, maar na wat
acrobatische toeren kwam ze
toch de winkel binnen. Al gauw
daarna kwamen er meer klanten
het wonder bekijken. Tenslotte
kwam ook het echtpaar Agter er
bij. Mevrouw Agter haalde daar
na een emmer en een bezem
om de zaak op te ruimen, terwijl
er luidkeels over "die rot hon-
nen" werd geklaagd.
In de zaak is het daarna, denk ik,
het gesprek van de dag ge
weest. Later heb ik nog wel eens
aan mevrouw Agter gevraagd,
wat die schoonmakerij eigenlijk
te betekenen had, maar "het fij
ne van de zaak" om het zo nu
maar eens even te zeggen,
heeft ze nooit geweten.
Leeuwarden Rinze v.d. Heide
PADVINDERIJ
Op een dag in 1927 zagen we
een advertentie in de krant met
de tekst "padvinders gevraagd"
en nieuwsgierig geworden gin
gen we daar met z'n drieën op
af, de gebroeders De Boer van
de boekhandel Jongbloed van
de Kelders en ik. We moesten
ergens op de Noordersingel zijn
en daar maakten we kennis met
de heer D. de Loor, die veel later
burgemeester zou worden van
Delft. Toen was hij nog leraar
van Mariënburg aan Achter de
Hoven.
Zelf had hij weliswaar nog geen
verstand van de padvinderij,
maar hij had een handleiding,
"het verkennen voor jongens"
en daar kon hij wel mee vooruit.
Natuurlijk leek het ons heel leuk
de eerste padvinders te zijn en
we gaven ons dan ook direkt op.
Er waren toen al enkele zeever
kenners onder leiding van de
gebroeders ledema, de zoons
(Vervolg op pag: 9)
Op deze foto van 1938 van de Burmaniastam zien we staand van links naar rechts: Henk Rijpkema, Alle
Bus, D. de Loor, Drs. J. Ober, later Hopman in Bloemendaal, Gerrit Berkenpas, Mr. B. Roem, later rech
ter in Rotterdam en D. Bajema en zittend: W. Bekker, omgekomen als vliegenier, J. la Roy en Y. de Boer.