OTTO LENK MAAKT LANGE REIS VAN FINLAND NAAR HIER DE KWEKERIJ VAN JONGMA ELF BROERS IN ELFTAL 'TKLEIHE KEAHTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 Ofto Lenk gaat met zijn ver lofpas van Finland naar Ne derland, waar hij zich meer thuis voelt dan in zijn geboor teland Oostenrijk. Maar als 'Rijksduitser' krijgt hij Hitiers wapenrok te dragen en die wil hij, als felle anti-nazi, graag verwisselen voor een burgerpak, niet alleen omdat hij kleermaker is. Ik had dus een verlofpas, maar moest zelf maar zien hoe ik van het hoge noorden van Finland thuis in Leeuwarden kwam. De chauffeurs van de staf moesten wel geregeld naar Rovaniemi op de poolcirkel om eten en andere benodigdheden te halen. Hun heb ik gevraagd mee te kunnen rijden en dat lukte. Ik mocht een plaatsje zoeken achter in een vrachtauto. Het was regenachtig weer en de straten waren op verschillende plaatsen zo kapotgereden, dat de auto's met een vaartje door de met water gevulde kuilen moesten rijden tot de assen in de modder ploegden. Dat ge beurde dan onder het motto: na ons de zondvloed, leder moest op zijn eigen manier met deze problemen zien klaarte komen. Onderweg overnachtten wij in een opvangcentrum. Daar kon den we wat 'weermachtsoep' krijgen, met als hoofdbestand deel gort. Door het voortdurend opwarmen was het een bruine saus geworden; je moest met geweld je honger een beetje stil len. "KAMERADEN" Er stonden in een kamer wat stapelbedden, getimmerd van planken, waar alle langskomen- den konden overnachten. Ik nam veel bagage mee, want ik had al mijn handelswaar bij me. Om niets kwijt te raken moest ik er wel op gaan liggen en de kleren en schoenen aanhouden. Er was ook een verlofganger van een andere eenheid. Toen die wakker werd, hadden 'kame raden' zijn goede schoenen ge ruild voor oude versleten exem plaren. De daders waren al lang vertrokken toen hij dit merkte. In Rovaniemi werden wij opge vangen tot er een trein naar het zuiden reed. In afwachting daar van moest je aan het werk; 's morgens werd je hier of daar bij ingedeeld. Het was zondag en het had gesneeuwd maar nog niet gevroren. Ik en drie andere verlofgangers werden naar de luchtmachtstaf gestuurd; daar was een karweitje op te knap pen. We moesten een dikke paal van wel twaalf meter uit het slijk langs de weg halen. Die moest ergens anders dienen als tele foonpaal. In sneeuw en slik was er geen beweging in te krijgen. Twee daar thuis horende solda ten kwamen bij ons staan en vertelden dat de week daarvoor zes mannen bezig waren ge weest die paal los te trekken, maar dat was hun niet gelukt. Toen ging een van ons hulp ha len en intussen naderde in de verte een man met een wandel stok. Een van de twee toeschou wers zei: "Wij gaan een rondje om, dat is de generaal." Toen hij bij ons langs kwam sa lueerden wij, maar dat was niet genoeg. We hadden hem bele digd en daarvoor zouden we worden gestraft met intrekking van de verlofpassen. Welke ge voelens en gedachten dan door je heen gaan, is niet te beschrij ven. De generaal stapte verder en zou wel iemand sturen om de zaak te regelen. Even later kwam een kapitein om onze na men op te schrijven, maar dat was een veel redelijker iemand. Hij kende blijkbaar de mentaliteit van de generaal en liet ons de verlofpassen houden. Hij zou wel een melding naar onze een heid sturen en daar werden we dan voor ons wangedrag be straft. Gelukkig konden we spoedig verder reizen; een paar dagen in een goederenwagon en zo arri veerden we in Turko in Zuid- Finland, vanwaar we met een boot overstaken naar Estland. Een week hebben we daar moe ten wachten op verder vervoer. Alle mannen boven achttien jaar waren er door de Russen mee genomen, toen ze door de Duit sers werden teruggedrongen. Daarom werden alle openbare diensten door vrouwen ver zorgd. Veel soldaten maakten hier gebruik van door vriend schapsbanden tot stand te bren gen. RUILHANDEL Het volgende reisdoel was Riga in Letland. Onderweg stopte de trein wel eens in kleine plaatsen. Daar stonden dan hele drom men mensen de trein op te wachten om met de soldaten ruilhandel te drijven. Ze waren geïnteresseerd in alcohol, tabak en Finse dolken en boden etens waren en andere dingen aan. Vrouwen verhandelden levende ganzen. Ik ruilde een fles drank voor een stuk gedroogd spek, maar de man wilde eerst proe ven of er alcohol in de fles wat, want ze werden wel eens bedro gen met koude thee. Er stond een soldaat bij het raampje, die iets aanbood om te ruilen, maar hij kon het niet eens worden met de handelaar op het perron en bleef maar doorzeuren. Toen de trein weer begon te rijden, sloeg de man buiten met een stok de militair de koopwaar uit de hand. Hij hield er een gezwollen hand aan over en begeleidde het af scheid met een scheldpartij. In Riga passeerden ook alle ver lofgangers van het Oostfront voor verder transport naar Duits land. Als er een trein voor deze richting binnenkwam, dan werd het een stormloop om er in te ko men en als de wagens vol wa ren, dan hield de veldpolitie de andere wachtenden tegen. Ook ik werd tegengehouden, maar ik ben toep onder de buffers door gekropen en aan de andere kant in de trein gestapt. Wij stonden stijf tegen elkaar aan, maar ik reed mee. Het ging over Danzig, Berlijn, Bremen en Oldenburg naar Nieuweschans. Daar moest ik weer overstappen en lopend langs de controle kon ik eindelijk op Nederlandse bodem de trein nemen. Toen ik instapte was de trein nog leeg, maar er stond een lange rij passagiers voor de con trole. Het waren mensen die in Duitsland tewerkgesteld waren. Toen ze waren doorgelaten, stroomde mijn coupé vol. Bij het zien van mijn uniform begonnen ze allen vaderlandse liederen te zingen om hun ongenoegen kenbaar te maken. Ik heb hun toen verteld hoe ik over de Duit sers dacht en in Leeuwarden een Nederlandse vrouw had ge trouwd. Toen werd de stemming anders en bovendien bleken al len in Zwaagwesteinde thuis te horen. Ik had op de zaak twee jongens uit dat dorp het kleer makersvak bijgebracht en die kenden ze wel. De vrede was getekend. O. Lenk Vervolg van pag. 5 Tot 1968 bleef hij het werk op het land achter de proeftuin ver richten. Piet, de op één na jong ste zoon van Johannes, kwam in 1935 de gelederen versterken. Maar Dominicus werd ziek en overleed in 1952. Toen kwam kleinzoon/neef Han in 't bedrijf. In januari 1935 werd het bedrijf overgedaan aan Ype, Bouwe en Piet, die het als "Combinatie Jongma" voortzetten. Neef Han werd er later deelnemer in. Uit handen van deze Jongma's kwam het meeste werk, in het zomerseizoen niet zelden vanaf het eerste ochtendgloren tot in de avondschemering. Ook niet gering is het werkzame aandeel van het personeel in de loop der jaren, waarvan we voor de vuist weg een aantal noe men: Gerrit Stelpstra, Douwe Tam- minga, Catharinus Roorda, Ger- men, Wietse, Fop en Willem Pie- kema, Ivo ten Hulscher, Jacob Hoekstra, Pieter en Douwe de Jong, Janus en Jood Langen- dijk, Jan Stelpstra, Klaas en Bonne Galema, Albert Dijkstra, Leo Spoelstra, Sjoeke Douma, Roelof van der Ploeg, Lucas Sonnema, Kees de Boer, Jaan Teensma, Jan Hettinga, Peke van Daalen, Do Zalmstra, Sjoerd de Jong, Doekele en Wietse de Boer, Binne Binnema, Johan van de Akker, Meindert Rinsma, Klaas Terpstra, Theo Jongma, Johan Jongma, Dries de Boer, Hans Jongma en ook niet te ver geten de vele vakantiewerkers. En dan de vele kinderen van de school of uit de buurt, die al bessenplukkend voor één of en kele stüvers of dubbeltsjes, later kwartsjes per kistje aan hun zak geld of gevulde spaarpot kwa men. Het personeel kwam op afroep ("boomke leeg") even kij ken, met een schoffel de takken oplichtend of het boomke inder daad leeg was. Ook het "kistje fol" of "blikje fol". werd menig maal gehoord. Hoewel er hard moest worden gewerkt had het bedrijf voor de Jongma's zelf aantrekkelijke kanten: kinderen van twee gene raties vonden er veel speelruim te, kippen, konijnen en bijen le verden geen grote winsten op, maar verschaften als hobby veel genoegen. Lange tijd heeft het bedrijf zich toegelegd op groente- en fruit teelt met daarnaast enkele an dere produkten voor eigen ge bruik. Aan het eind van de jaren vijftig werd ook met de bloemen teelt - snijbloemen, pot- en perk- planten - begonnen. In 1969 gaf de gemeente Leeu warden te kennen over de terrei nen van de kwekerij te willen beschikken en daarmee kwam het eind van het bestaan van het bedrijf van Jongma in zicht. En vier jaar later was het zo ver: het toegangshek tot de van ouds bekende kwekerij van Jongma ging voorgoed op slot. Enkele jaren geleden hebben we een reeks verhalen in de krant gehad van "opvallende" gezinnen met bijvoorbeeld uitsluitend zoons of uitsluitend dochters: zeven dochters, acht zoons, negen dochters, tien zoons. Hebben we het goed onthouden, dan was een gezin met tien zoons de absolute recordhouder, maar nu kregen wij een foto in handen uit het jaar 1950 waarop elf broers Altenburg uit Sneek moeten staan. Zij vormden een voetbalploeg, die in Assen een wedstrijd speelde tegen elf broers, die Greving heetten. Wij reproduceren hierbij de merkwaardige foto, maar wel met de notitie dat we niet weten of al die broers Altenburg ook nog zusters hebben gehad. In dat geval zou hun merkwaardige gezin iets minder merkwaardig worden, want grote "gemengde" gezinnen zijn er natuurlijk nog vol op.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 6