CejemKübokn-aekJa. ujum het...
'T KLEINE KRANTSJE
VERDWENEN
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 8
DE VLIETSTERBRUG
Het is me onlangs heel erg op
gevallen, dat de bomenrij van de
Noorderbegraafplaats in z'n ge
heel in korte tijd verdwenen is.
Wat een ander gezicht is dit,
wanneer je nu op de dodenakker
staat en niet anders gekend hebt
dan de hoge bomen, die er zo bij
hoorden. Jammer, zeg je dan,
maar door ziekte moesten ze
volgens de Plantsoenendienst
wel worden gekapt. Er zullen wel
weer nieuwe boompjes worden
geplant, maar het zal een hele
generatie duren voor die weer
die grootte hebben bereikt.
Je staat daar dan, soms alleen,
soms met bekenden en dan ko
men in je gedachten de achter
ons liggende jaren terug en zie
je weer de hoge begrafeniswa
gens met voor in de stoet Van
Dijck of Wijnants of andere be
kende bodes en daarnaast
lopend de dragers. Allen hadden
dan al een hele tocht gehad door
de stad, allemaal te voet.
Ik hoor nog de wielen kraken
over de straatstenen, ledereen
nam de hoed af of stond even
stil uit eerbied voor de overlede
ne.
Als jongen kwam ik vroeger met
mijn kameraden wel eens op
deze begraafplaats, die toen
nog niet zo lang in gebruik was.
En wij lazen dan de namen op
de grafzerken op. Zo ligt er ook
iemand bij de oude ingang, die
Lachniet heette. Dat is me altijd
bijgebleven.
Als ik er nu kom loop ik langs de
verschillende paden en lees ik
dan de namen van mensen, die
ik zo goed heb gekend, omdat ik
als bakker bij hun huishoudin
gen betrokken was. Veel herin
neringen komen me dan weer
helder voor de geest. En dan
denk je: waar blijft de tijd.
Het is ook alweer jaren geleden,
dat ik eens het graf van mijn
zoontje bezocht en toen een
paar werklieden bezig zag gra
ven op de afdeling vierde klas,
waar ook mijn zoontje lag. Een
paar van die mannen kende ik
wel en ik maakte een praatje
met hen. "Ja Van der Heide"
zeiden ze, "we hebben niet zo'n
leuke put". "Hoe zo" vroeg ik.
Toen bleek dat ze iemand aan
het opgraven waren, die overge
bracht moest worden naar de
eerste klas, waar ook de dokto
ren en andere bekenden van de
overledene lagen.
Het testament had uitgewezen,
dat er meer geld was dan de
familie had gedacht en vandaar
deze overplaatsing. Deze Leeu
wardense was mij wel bekend
en is me altijd bijgebleven als
"de arme rijke".
Wanneer ik nu de Noorderbe
graafplaats bezoek denk ik ook
terug aan de vele Duitse solda
ten, die hier hebben gelegen -
die zelfmoord hadden gepleegd
lagen apart. De stoffelijke over
schotten zijn allemaal naar een
andere begraafplaats overge
bracht.
Met mijn kleinkinderen loop ik
wel eens door het Rengerspark
en kom dan ook op de Oude
Begraafplaats terecht met de
oude zerken en hoog in de bo
men de reigers, die er elk jaar
nestelen en de in de winter gele
den verliezen weer goedmaken.
Hier ook die hoge bomen, die
gebleven zijn, hoewel er overi
gens zo heel veel verandert. En
als ik wel eens in Goutum een
.crematie bijwoon, zie ik de jonge
bomen, die er enkele jaren gele
den zijn geplant, al uitgroeien tot
grote, die het crematorium aan
het oog ontrekken.
Maar om tenslotte bij de Noor
derbegraafplaats terug te keren
- daar was het me met dit stukje
om te doen. Want velen zullen
deze begraafplaats nog in ge
dachten hebben met de prachti
ge laan met bomen, die zo hun
bekoring hadden.
Leeuwarden
Rinze v.d. Heide
Ziehier drie Leeuwarder musici, die de moeder er in hielden in de donkere oorlogsja
ren. Van links naar rechts Harry Stoelwinder, Theo Scheepstra en Gerrit Lubach. Zij
vormden -in 1941 - de nu natuurlijk al lang niet meer bestaande Rio Kapelle.