^hellema HET OUD TOLHUIS 'T KLEINE KEANTSJE Makelaars en Taxateurs voor geheel Friesland VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN T VIERKANTSJE Als er nooit iemand was ge weest, die iets had te vertellen over vroeger zouden er geen vijfhonderd nummers van 't Klei ne Krantsje zijn verschenen. Dit feit is voor mij aanleiding om ook eens een cent in 't ponkje te doen. Het 500e nummer, pas ontvangen, geeft daar meer dan één gelegenheid voor. Verhalen en foto's van mensen, die ik ken, persoonlijk of alleen maar van gezicht. Ook een foto van de Oldehove en van de Wit te Kousen Buurt, waar ik de eer ste twaalf jaren van mijn leven woonde. De naam Witte Kousen Buurt werd toen niet veel ge bruikt. Een officieel naambordje heb ik nooit gezien. Wij spraken van 't Vierkantsje en ons adres was Oldehoofsterkerkhof 48 bo ven. Dat was boven in de hoek en onze voordeur was achter in de gang. Daar waren vier van zulke deu ren. Voor links de familie Gut man, voor rechts onze onderbu ren de Tjepkema's, links achter ook een Tjepkema en rechts achter onze deur. Achter die deur een klein portaal met 't hüs- ke en de trap naar boven. Achter in de gang was het vrij donker en vooral 's winters na zonsondergang was het er stik donker. Als je de deur gevonden had moest je voelen waar de trap begon. Je riep dan naar boven: 'Moeke, ik sien niks!' Maar om de warmte 'erin' te houden mocht de kamerdeur niet open en Moeke antwoordde dan altijd: „Nimst dien ogen mar inne hannen en siest mar deur de gatten." Wat dat precies be tekende is pas later tot me door gedrongen, maar wel begreep ik, dat ik weer „met hannen en futen" naar boven moest zien te komen. Toen wij daar woonden was 't Vierkantsje heel wat netter dan de situatie, die we op de afge drukte foto zien. De 'bleekjes' hadden niet veel gras en er lag wel eens brandhout, maar alles was mooi afgeschut en ieder had z'n plekje om de was te drogen, als het weer tenminste gunstig was. Op de zaterdagmorgen werden de steentjes geschrobt, ook in de gang. leder deed zijn deel. Voor alle bewoners was er één kraan en één kolk. Wij sleepten dus al het schone water naar boven en het vuile naar bene den. Niet iedereen - we waren tenslotte met z'n achten - ging nou bepaald elke dag in 't bad, maar Moeke hield toch wel van 'skoan'. Om in 't Vierkantsje te komen moest je eerst door een steeg. Daardoor kwamen er niet veel 'vreemdelingen'. Maar leveran ciers natuurlijk wel. „Aardbeien vijftien cent een pond" was een bekende roep als het tijd was van overvloed in die branche. Ik ging al vroeger naar de Be waarschool op de Nieuweburen. Een heel eind tippelen. Grote Kerkstraat, Pijlsteeg, Schoen- makersperk of Surievestraatsje, Butterhoek, Groeneweg. Ik had toen last van zwakke ingewan den en hield op school mijn mond potdicht. Het gebeurde nog al eens, dat ik 't Vierkantsje niet zonder ongelukken kon ha len. Dat maakte de tocht nog langer. Moeke begon dan onge rust te worden en stond uit te kij ken of ik er al aankwam. En als het dan zover was en ik min of meer wijdbeens de eerste steeg genomen had wist Moeke wel hoe laat het was en trof dan de nodige voorzorgen. Aange name herinneringen hebben echter de overhand. Wat kon je daar mooi spelen rond de Olde hove en de Schipperschoel. Bakketskiete, knikkere, Van Beyeren enzovoort. En 'grieme' in de modder niet te vergeten. Een van mijn broers heeft een li noleumsnede gemaakt met een afbeelding van de Oldehove. Een afdruk daarvan hangt hier bij mij in de kamer. Mijn broer schreef er een rijmpje achterop: „Scheef gezakt en eeuwen oud Werd hij nimmer afgebouwd Zijn kerk had hij alreeds verloren Lang voordat ik werd geboren 'k Heb er in mijn jeugd ge speeld En aan zijn voet mij nooit verveeld." Pretoria, A. H. Weidema Afrika MTS-LEEUWARDEN In 't Kleine Krantsje nummer 504 schrijft de heer Heegstra over de pagina 5 Makelaardij ainds 1898 Leeuwarden - Drachten Leeuwarder MTS. Daarin zegt hij, dat boven de ingang van de MTS de spreuk: "Wie slagen wil, die slagen kan" ingebeiteld was. Deze spreuk stond inderdaad boven de hoofdingang (die nim mer door de leerlingen werd ge bruikt) echter niet ingebeiteld, maar met goudgekleurde schrijf letters geschreven op een hel blauw gekleurd cirkelvormig vlak. Het eerste deel van de spreuk, "Wie slagen wil" langs de bovenkant van de cirkel, het tweede deel "die slagen kan", langs de onderkant daarvan. Dit blauwe vlak was omgeven door een gouden lauwerkrans; ik kreeg de indruk dat het geheel zeer geregeld werd onderhou den. Ik zou op deze uitspraak niet gereageerd hebben, ware het niet, dat toen ik zo tussen tien en vijftien jaar oud was, ik geregeld, tussen de spijlen van het hoge hek door, daarnaar heb staan staren. Ik hechtte weinig geloof aan die uitspraak en meen ook nu nog, dat mijn scepticisme van toen niet helemaal misplaatst was. Blaricum Mr. P. ledema (Vervolg van pag. 4) Wopke deelde blijkbaar de me ning van zijn oudere broer, dat ook het maken van reclame een bron van inkomsten kon zijn: was Willem al op het idee geko men om buiten, tegen betaling, reclameborden op te stellen, Wopke ging zich bovendien be zighouden met het opplakken op de geijkte plaatsen van reclame affiches en het opstellen van borden, waar dat maar kon. Bovendien kwam er later een benzinepomp, waardoor het mes aan twee kanten sneed: vaak werd niet alleen de dorst van de auto, maar ook die van de inzittenden bij het Oud Tol huis gelest. Er stond tegenover, dat de speeltuin door een verbreding van de straatweg verloren ging - in de letterlijke zin van het woord veroverde het snelverkeer meer en meer terrein op de gemoede lijke landelijkheid. Een belangrijke stap in de rich-' ting van een verdere modernise ring was ook - en dat was pas in 1931! - het aansluiten van het Oud Tolhuis op het elektrisch licht - tot die tijd had men er zich nog met ouderwetse lichtbron nen moeten behelpen. Twee jaar eerder, in de barre winter van '29, was het Oud Tol huis op een bijzondere manier in de belangstelling komen te staan door het van hieruit orga niseren van een tweede Elfste dentocht, nadat de officiële, door Karst Leemburg gewonnen, Elf stedentocht al was geweest - kastelein Brouwers was zelf een van de initiatiefnemers van deze alternatieve tocht. In 1935 werd het Oud Tolhuis geteisterd door een felle brand, die veel verwoestte. Maar de zaak kon worden hersteld en hernam spoedig de oude glorie. Ernstige ziekte van mevrouw Brouwers-Dijkstra noodzaakte Wopke in het begin van de vijfti ger jaren het bedrijf te verhuren aan een zekere Fokkinga, maar in 1955 kwam er toch weer een Brouwers in en dat was Arend (Arie), Wopkes jongste zoon. In zijn tijd bleef het Oud Tolhuis een belangrijke functie vervullen als pleisterplaats voor vertegen woordigers; velen maakten er een gewoonte van hier een kop koffie te drinken, alvorens in de stad op pad te gaan. In 1967 verbond Arie Brouwers aan de zaak de Dianabar, die enkele jaren bloeiend heeft gefunctio neerd. Nieuwe wegveranderingen maakten de bereikbaarheid van het Oud Tolhuis er niet gemak kelijker op en in augustus 1984 kwam er een eind aan het be wind van de Brouwers in het oude café. De zaak werd ver kocht, waarna er in april 1985 nogmaals brand in het voormali ge tolhuis uitbrak. Nadat het ge bouwencomplex nog eens in an dere handen was overgegaan kocht de gemeente Leeuwarden het op om het met de grond gelijk te maken En dat is dan nu gebeurd. Gron dig en wel, want er is nu niets meer, dat ons herinnert aan de bijzondere betekenis, die het Oud Tolhuis in een zo lange reeks van jaren heeft gehad. Een foto van de familie Brouwers, voor het Tolhuis gemaakt: Richtje Jochums Brouwers, weduwe van Willem Brouwers, Pieter Willems Brouwers, Willem Pieters Brouwers en Richtje Willems Brouwers, geboren juli 1917.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 5