OTTO LENK ZEGT WEHRMACHT VAARWEL EN DUIKT ONDER SKADELEI, HOOR. 'T KLEIDE l'EAHTSJE EEN MOEDIGE BESLISSING VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 Otto Lenk zet hier het verhaal voort over zijn belevenissen in de tweede wereldoorlog. Zeer in het kort voor vergeet achtige en nieuwe lezers het hieraan voorafgaande. Als Oostenrijks jongetje kwam Lenk na de eerste wereldoor log naar Leeuwarden, waar hij liefderijk in een pleeggezin werd opgenomen. Hij leerde het kleermakersvak en kwam in dienst bij de firma P. S. Bakker. Maar hij bleef Oos tenrijker; pogingen om tot Nederlander genaturaliseerd te worden, faalden. Toen Hit- Ier zich van Oostenrijk mees ter had gemaakt, moest hij als Rijksduitser in Duitse krijgsdienst. Lenk ging naar het (rustige) front in Finland. Inmiddels was hij met een Leeuwarder meisje ge trouwd. Pogingen om met verlof te gaan schenen te mislukken, maar een officier had een lap stof voor een burgercostuum. Dat kon Lenk wel maken, mits hij de gelegenheid kreeg bij zijn oude baas in Leeuwarden de bijbehorende fournituren te halen. Toen kreeg hij verlof. Otto Lenk nam een moedige beslissing: hij zei de Wehrmacht vaarwel en dook in Bozum onder. Het vreugdegevoel dat ik kreeg toen ik weer mijn geliefde ver trouwde omgeving zag, zal ik nooit vergeten. In Leeuwarden aangekomen, stapte ik naar mijn schoonouders, omdat mijn vrouw daar meestal was. Het weerzien was het mooiste wat ons kon overkomen, wij gingen toen naar ons eigen huis. Ik knapte me wat op en deed ande re kleren aan; dertien dagen was ik onderweg geweest en nu voelde ik me weer mens onder onze eigen mensen. Mijn vrouw was dolgelukkig dat ik gezond thuis was gekomen, want er wa ren velen die niet uit de oorlog waren teruggekeerd. Ik had niet zoveel nieuws te vertellen, om dat ik elke week twee lange brie ven had geschreven, maar we waren nu bijelkaar en dat was de hoofdzaak. Wij gingen onze ken nissen begroeten en bezochten ook dominee P. Smits, die van onze situatie op de hoogte was en die eerder tegen mijn vrouw had gezegd mij te willen helpen als ik thuis kwam. Zo gebeurde het; toen ik graag wilde onder duiken, hebben we de situatie besproken en een plan uitge werkt. Het was niet eenvoudig in mijn geval, want als de Duitsers er achter zouden komen, waren ze gemeen genoeg om de hele familie en de andere betrokke nen uit de moorden. We hebben uiteindelijk besproken dat ik, als mijn verlof afgelopen was, voor het oog van allen die ons ken den, zou vertrekken. Dan zou de ondergrondse er voor zorgen dat een briefkaart, aan mijn vrouw geadresseerd en door mij geschreven, in Duitsland op de bus werd gedaan. Dan had mijn vrouw in elk geval een bewijs in handen dat ik vertrokken was. Zij moest, net als altijd regelma tig twee brieven per week aan mijn eenheid sturen en daarin haar ongerustheid kenbaar ma ken over het feit dat ze geen antwoord van mij kreeg. Ik ging met mijn vrouw bij mijn baas, de heer P. S. Bakker, op bezoek, vertelde de voorge schiedenis waarom ik met verlof mocht gaan en vroeg hem of hij mij een pak fournituren voor een costuum wilde geven. Toen maakten wij ons plan bekend dat ik zou onderduiken. Hij schrok hevig vanwege het gevaar, maar wij zeiden dat mijn vrouw de fournituren zonder verder com mentaar zou terugbrengen als het doorging. We werden het er zelfs over eens dat ik niet weer weg zou gaan en hebben dit verder aan niemand verteld; al leen ds. Smits en de heer P. S. Bakker waren er mee bekend. Zo hebben we de stap in het duister gewaagd. RETOUR GRONINGEN De datum van vertrek was aan gebroken. Ik moest mij bij de Ortskommandantur in Leeuwar den afmelden. Mijn vrouw is met mij in de trein naar Groningen meegereisd en daar hebben we op het perron afscheid geno men. Zij is met de volgende trein teruggegaan naar Leeuwarden. Ik stapte daar niet in: toen hij was vertrokken ben ik Gronin gen ingegaan en wandelde daar rond tot het donker was. Daarna ben ik teruggereisd naar Leeu warden. Voor het geval ik aan gehouden zou worden, had ik met opzet het gasmasker thuis "vergeten". Ik had dan het smoesje dat ik terugging om dat op te halen. In Leeuwarden ben ik niet door de gewone uitgang gegaan, maar via Van Gend en Loos, om geen kennissen te ontmoeten. In het donker liep ik naar ds. Smits in de Schrans, ook mijn vrouw wachtte daar op mij. Die avond hebben we alles besproken. Ik had nog papiergeld, Finnmarken en Russische roebels, die we in de haard verbrandden om door dit bewijsmateriaal veroorzaakte moeilijkheden te voorkomen. Ik heb mij daar verkleed in mijn burgercostuum; de ondergrond se kon mijn uniform goed gebrui ken. Ik heb toen afscheid van mijn vrouw genomen en bleef bij ds. Smits slapen. De volgende morgen kwamen Goedemoed en Klaas Agema (dat waren schuilnamen) mij op halen. We reden op de fiets naar Bozum; als we een dorp moes ten passeren reed Koos voorop om te zien of alles veilig en rus tig was en dan gingen we weer verder. Ik had nog geen vals persoonsbewijs, want dat moest nog gemaakt worden. In Bozum reden we door het dorp en langs een pad door het land naar de boerderij van de familie Van der Meer. Mevrouw Van der Meer was van Duitse afkomst; er waren twee kleine kinderen, verder was er een inwonende knecht, met wie Vervolg op pag. 8) Het zal iedereen wel eens overkomen, dat hij plotseling wordt geconfronteerd met een bepaalde uitdrukking of zegswijze, die hij in geen tientallen jaren meer heeft gehoord. Hé, zeg je dan, dat is ook zo, dat hoorde je vroeger wel, maar nu nooit meer. Dit overkwam ons, toen wij een dezer dagen een brief kregen van onze abonnee de heer B. Bakker te Leeuwarden, die ons schreef over de vroeger zo bekende kreet 'Skadelei'. Die uitroep hadden wij sinds onze jongensjaren nooit meer gehoord en toen we de term zwart op wit onder ogen kregen dachten we onmiddellijk hé, ja, ska delei, dat kon je vroeger onder kinderen om de haverklap horen. Laten we eens even zien, wat de heer Bakker ons schreef: ,,Bij het lezen van de artikeltjes in 't Kleine Krantsje over de vroegere kinderspelen en vooral over de daarbij behorende kreten, schoot mij iets te binnen uit mijn jeugd, na melijk de kreet 'Skadelei'. Het kwam wel eens voor, dat een van de kinderen je vroeg of hij even je loopped of je fiets mocht lenen. Wanneer je daar dan in toestemde bedong je erbij:.Skadelei hoor!" Dit betekende, dat als er iets met je eigendom gebeurde de ander voor de schade opdraaide. Ik denk dat dit een echte Leeuwarder uitdrukking was, die nu door geen kind meer wordt begrepen. Tot zover de heer Bakker, die hiermee een heel bekend kinderzegje van vroeger aan de vergetelheid heeft ontrukt. Skadelei - het werd in onze kindertijd heel veel gebruikt en wanneer we even de ogen sluiten horen we het nog. Of de kreet een practische betekenis had kunnen we ons niet herinneren. Kwam het ooit voor, dat aangebrachte schade, hoe dan ook, werd vergoed? En of de kreet nu nog wel eens wordt geuit weten we evenmin - waarschijnlijk niet; we hebben het zelf in ieder geval nooit meer gehoord. Maar misschien zijn er abonnees, die er anders overdenken.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 6