KINDERSPELEN BLIJVEN
ONS BEZIG HOUDEN
DIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM
OTTO LENK DOOK ONDER
'T KLEINE KRANTSJE
minimum
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 8
Ruim tweehonderd jaar geleden, op de achtste maart
1786, werd Jacob Rinkes Post te Oudega in Hemelumer
Oldepherd veroordeeld tot een jaar tuchthuisstraf. Wat
had Jacob Rinkes gedaan? Hij had in de herberg van H.
Ekkringa te Koud urn verscheidene malen geroepen:
"Oranje boven, jimme dievels, waar binne jimme dievels
van het vrijcorps!"
(Vervolg van pag. 6)
ik in een kamertje boven de stal
moest slapen. De Van der
Meers wisten wel van mijn geval
af en het was een zeer moedige
daad om mij onderdak te verle
nen. Het kostte mij eerst wel
even moeite om aan de nieuwe
situatie te wennen, maar toch
lukte dat wel. De mensen waren
zeer prettig en leuk tegen mij en
ik wilde wel naaiwerk voor hen
doen als er wat te maken was.
Ze hadden een trapnaaimachine
en ik kon wel gaan werken in de
grote kamer, achter de ramen
die niet op de weg maar op het
land uitzagen. Dat was dus alles
goed geregeld.
Ik vroeg of er wel eens vreem
den bij de boerderij kwamen. Ze
zeiden: ,,Er komt wel eens een
zekere V. uit Leeuwarden wat
melk«halen en dan gaat hij hier in
de landslootjes op snoek vis
sen." Dat was een schrik voor
mij; die man mocht mij niet zien,
want hij kende mij van de aquari
umvereniging en ik had, toen ik
in dienst moest alle aquarium
vissen aan hem gegeven, omdat
ik die moest wegdoen.
TWIJFEL EN ANGST
Er was veel naaiwerk en daar
zat ik rustig en ik hoefde mij niet
te vervelen. Ook de kinderen
vonden het leuk en speelden bij
mij in de kamer. Maar bij al die
rust begon ik toch alles te over
denken, want het was zo vlug
gegaan. Ik stond volledig achter
de dingen die gebeurd waren,
maar nu ik buiten schot leek te
zijn, dacht ik hoe het met de
anderen zou gaan. Zij waren on
beschermd als ze het speelden
zoals wij hadden uitgedacht.
Mijn vrouw kon ook niet onder
duiken, want dan was meteen
bekend wat er aan de hand was.
De andere familieleden zouden
dan ook narigheid krijgen, want
daar waren de Duitsers niet re
delijk in. En ik dacht: als het
misloopt, dan heb ik dat op mijn
geweten. Voor mijzelf wist ik wat
mij te wachten stond en dat had
ik ook voor mijzelf beslist. Maar
het was niet mijn bedoeling an
deren iets op de hals te halen. Ik
dacht: hoe zouden zij er nu over
denken, nu ook zij tot rust zijn
gekomen? Dat gold alleen voor
mijn vrouw, want verder wist nie
mand er van wat wij gedaan
hadden, behalve de heer Bak
ker, mijn zuster en degenen die
ons geholpen hadden.
Toen kreeg ik een gewetenscri
sis en zocht ergens steun om
mijn zielenood kwijt te raken. Ik
had mijn zakbijbeltje bij mij en
probeerde daar iets op te zoe
ken waardoor ik weer normaal
kon denken. Maar ik vond niets.
Ik had ook geen kans mijn vrouw
te schrijven of een bevestiging te
krijgen hoe zij de situatie had
doorstaan.
Op een avond werd het mij te
machtig en ik wilde, hoe dan ook
mijn vrouw vragen of ze het alle
maal wel aankon. In het donker
zou ik op en neer naar Leeuwar
den fietsen om even met mijn
vrouw te praten. Die avond was
een familielid van de boer op
bezoek en die moest 's avonds
naar huis op de fiets. Hij was
goed bekend met de buurt en de
weg. Maar het was zo donker
dat hij met zijn fiets in een sloot
terecht kwam en even later mod
derig en doornat terugkeerde. Ik
heb er toen ook van afgezien de
tocht naar Leeuwarden te onder
nemen en zou het de volgende
dag proberen. Die avond heb ik
het inderdaad gewaagd, al was
het onverantwoord. Onderweg
ben ik niemand tegengekomen
en zo kon ik inderdaad met mijn
vrouw spreken. Die was geluk
kig zeer moedig en stond er nog
zo achter als toen wij de stap
hadden genomen. Ik fietste weer
naar Bozum terug en zo was
deze tocht zonder moeilijkheden
onderweg afgelopen.
Maar een geweten heeft diepe
wortels en is niet met een ge
sprek, al is dit bevredigend ver
lopen, recht te buigen. Mijn ge
loof in een hogere werkelijkheid
die ons leven leidt, was ik niet
kwijt en daartoe heb ik mij toen
om hulp gewend, met de won
derlijke gewaarwording dat de
volgende dag al mijn angsten
totaal verdwenen waren en ik
ook niets daarvan in mijn ge
dachten kon terugvinden. Het
leek als was ik aan een nieuw le
ven begonnen en rustig de nieu
we weg kon verdergaan.
St. Anna O. Lenk
D 9 Witte zwaan en groene
zwaan.
Twee meisjes vormden een
poortje door tegenoverelkaar te
staan en elkaar bij de opgehe
ven handen vast te houden. De
anderen hielden elkaar bij de
hand vast en Jiepen in een rij
achter elkaar om het poortje
heen, terwijl ze zongen:
Witte zwaan en groene zwaan,
wie wil mee naar Engeland
gaan?
Engeland is gesloten,
de sleutel is gebroken.
En is er dan geen smid in 't
land,
die die sleutel maken kan?
Laat dóóóóórü
Bij "laat door" ging de rij zo vlug
mogelijk onder het poortje door,
diep gebukt. De meisjes van het
poortje probeerden één van de
kinderen te vangen door vlug de
armen te laten zakken. Wanneer
dat gelukt was, werd de rij weer
gevormd en hervatte de rond
gang.
De meisjes van het poortje stel
den het gevangen kind echter
voor de keus: "Wat wil je liever,
een gouden ring of een gouden
armband?" (of andere begeerlij
ke dingen, die ze van te voren
afgesproken hadden.)
Wanneer de gevangene had ge
kozen moest ze plaatsnemen
achter het meisje, dat die keuze
vertegenwoordigde.
Wanneer zo alle meisjes gevan
gen waren, had het poortje twee
staartjes. De meisjes grepen el
kaar nu om de middel vast, be
halve de twee van het poortje,
die elkaar bij de handen vast
hielden. Door middel van 'touw
trekken' probeerde nu de ene
partij de andere over een be
paalde streep te trekken. Uit de
overwinnaars werd dan een an
der poortje gekozen.
D10 Ring, rang, rije.
De meisjes stonden op een rij
met hun rug tegen een muur of
hek, de ogen gesloten en de
handen tegen elkaar met de pal
men naar boven. Eén meisje liep
er voor langs. Ze had een ringe
tje tussen haar handen en raak
te één voor één de handen van
de anderen aan, alsof ze het
ringetje er in legde. Allen zon
gen:
Ring, rang, rije, wie zal het zeg
gen?
Wie zal de ring naar Amerika
toe brengen?
Is hij dan niet hier? Is hij dan
niet daar?
Is hij dan niet in Amerika?
Ondertussen had het meisje de
ring in de handen van een der
anderen gelegd. Terwijl ze één
voor één hun handen dichtklap
te, telde^e af:
Wie zal zég-gén wie die schó-
né ring bé-vat?
De meisjes mochten nu de ogen
openen en het meisje dat de
lettergreep 'vat' trof, moest nu
raden in wier handen het ringe
tje verborgen zat. Als ze goed
raadde, mocht zij de ring uitde
len, als ze mis raadde mocht het
meisje dat de ring ontvangen
had, dat doen.
D 11 De boom, die wordt hoe
langer hoe dikker.
De kinderen vormden een lange
rij, terwijl ze elkaar bij de hand
hielden. Het achterste kind hield
een vrijstaande paal vast of
diende zelf ais boom. Het voor
ste kind leidde nu de rij om de
'boom' heen en wikkelde daar
door de kinderen er omheen on
der het zingen van: "De boom,
die wordt hoe langer hoe dik
ker!" (De 'boom' kreeg het daar
door soms knap benauwd!)
Wanneer de hele rij om de boom
gewikkeld was, werd er weer te
ruggedraaid, terwijl men zong:
"De boom, die wordt hoe langer
hoe dunner!"
D 12 Er liep een meisj'al langs
de straat.
De meisjes vormden een kring,
de handen los. Eén meisje liep
binnen de kring en hield met
beide handen haar rok op. Allen
zongen:
Er liep een meisj'al langs de
straat,
al met een mand vol eieren.
Ze bleef voor één van de meis
jes staan en danste met gestrek
te benen, steeds verspringend,
en zong:
dialli-di-di-dialli-da,
dialli-di-di-dialli-da.
Ze liep verder de kring rond en
bleef voor een ander staan.
Ze liep de straat al verder rond,
of zij nog eieren verkopen kon.
dialli-di-di-enz.
Ze liep al verder in de kring
en koos een ander naar haar
zin.
dialli-di-di-enz.
Ze liepen gearmd de kring uit.
Ze gingen samen naar Amster
dam
en kochten daar een boterham.
Ze kwamen weer terug en hurk
ten tegenover elkaar binnen de
kring.
Ze gingen samen weer naar
huis
en gingen zitten bij 't fornuis.
Er was ook nog een of ander
couplet ter afsluiting, want op de
een of andere manier kwam het
dan weer op één meisje uit, dat
helemaal van voren af aan be
gon.
Zwolle,
Mevr. K.'F. Jongbloed-Smit
Het is al heel tang geleden, dat Dijkstra 's Boekhandel in Leeuwarden deze aardige kaart van de Voorstreek in de handel bracht.
Er kwamen toen nog scheepjes in de stadsgrachten en je kon nog spreken van een gezellige bedrijvigheid op de wal. De kaart
is aan een meneer Foeke van der Wal in Sloten verstuurd door het echtpaar G. G. van der Wal-T. van der Wal-Tromp, dat hem
schreef: "Ontvang met Uwe familie de beste wenschen bij de verwisseling dezes jaars