'T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 10
geen land ter wereld, waar in
doorsnee de inwoners zoveel
verworvenheden hebben verkre
gen als in het onze. Ik houd mij
voor verdere critiek aanbevolen,
want "du choc des opinions jaillit
la vérité uit de botsing van
meningen springt de waarheid te
voorschijn.)
Den Haag Mr. J. S. Bijl
ONWEER
As't onweert, moet ik altied din-
ke,
an hoe'k as kien dit onnerfon,
wat kon die donder dan fer klin-
ke,
ok as je achter de gedienen
ston.
Wij moesten altied met zwaar
weer,
direkt uut bed fan Heit en Mem,
slapen blieve mocht niet meer,
je hoorde duudlijk dan Gods
stem.
't Flitste, felle bliksemstralen,
Je konnen it deur de blienen
sien,
d'r uut en gauw de kleren hale,
en buuten régen en hadde wien.
Ut war so smoek yn d'onnerkie-
ren,
we warren bang en o so stil,
en hadden dan de bovenkleren,
wat losjes leggen op oons bil.
De slaap kwiet, licht fan 't blaker-
lampke,
die walmend op e tafel ston,
kakelende hinnen yn it kampke,
en yn'e ferte guulde un hon.
Deuren, ramen, blienen dicht,
je sat der dan so kluumsk te
rillen,
bij't flikkerend petrooljelicht,
mar ja, wij hadden niks te willen.
Bleke kopkes, deur en deur
koud,
gaaprige mondsjes, kniprende
oogen,
en bovendien nog skietend be
nauwd,
as wij weer naar boven toogen.
Want: "By tonger en swier
waer",
sei oons Mem "ik sil't jim sizze"
driget oan alle siden gefaer,
en derom lit ik jim net lizze".
Liwadden Piet de Boer.
TRIENTSJE
Mijn ouders hebben mij vaak
verteld over een heel bekend
type uit hun tijd, dat zij aanduid
den ais "Trientsje'of ook wel
'Trientsje over de hoeeed". Dat
was een vrouw, die veel in en in
de omgeving van Leeuwarden
omzwalkte. Zij kreeg haar bij
naam, omdat zij voor een klei
nigheid, een cent of een halve
cent, over haar hoed heen-
sprong. Zij legde haar grote
hoed dan op de grond, deed een
paar passen achteruit en sprong
er dan met de rokken wat om
hoog, overheen.
Ik meen, dat zij er dan een liedje
bij zong van 'Appelonia, Appelo-
nia zijt gij" en ook wel "De kinde
ren liggen in het stro, zij slapen
nog ais ratten. O zo, je manne
tje, o zo je mannetje, 't is voor de
vrouw niet uit te staan". Wat zij
daar nu precies mee bedoelde
weet ik niet.
Voigens mijn ouders is Trientsje
over de hoeeeed al heel lang
geleden doodgereden tijdens de
kermis in Akkrum door een boer
met een sjees.
Leeuwarden
Mevr. J. de Vries
In de achter ons liggende ja
ren is deze Trientsje-over-
de-hoed al verschillende ma
len in 't Kleine Krantsje ter
sprake gebracht, Ook wij
meenden te weten, dat zij
dodelijk verongelukt is, ech
ter niet in Akkrum, maar in
Buitenpost Daar hebben wij
nog wel eens navraag ge
daan, evenwel zonder resul
taat Dus toch mogelijk, dat
het geval zich in Akkrum
heeft voorgedaan.
Red.'t KI. Kr.
ROMANTISCHE JONGEMAN
De romantische jongeman, af
gebeeld bij de put op de Put in 't
Kleine Krantsje nummer 510,
was de heer Jan Hettema, die
'Oppe Put 6' een boekenuitleen,
annex leesportefeuille had. In de
dertiger jaren kwam hij wekelijks
bij mijn ouders de bladen ruilen
en toen heb ik uit zijn bibliotheek
in mijn eerste damesromanne
tjes kunnen zwelgen. Na verloop
van tijd werden die vervangen
door 'detectives' en na de oorlog
werden vanzelfsprekend de oor
logsromans verslonden.
In de vijftiger jaren is de familie
Hettema naar Amerika geëmi
greerd. Zover mijn herinnering.
Leeuwarden Betsy v. d.
Schaaf-
Fetter
vele woorden, die als de meest
alledaagse worden beschouwd,
uit een vreemde taal voortko
men. Woorden als straat, weg,
weduwe, huwelijk, trouw, brui
loft, om er maar enkele te noe
men, zijn niet oorspronkelijk Ne
derlands, wat dat dan ook mag
inhouden.
Ik hoop derhalve, dat hij mij kan
vergeven, dat ik soms voorliefde
heb voor een "vreemd" woord
ook al zou ik een ander kunnen
gebruiken. Het heeft niets te ma
ken met aanstellerij, gewichtig
doenerij of wat dies meer zij,
maar met een poging de taal te
helpen verlevendigen.
Voorts moge ik nog de volgende
opmerkingen maken. Staatsie is
volgens mij een "alledaags"
woord. Ik heb het althans hon
derden malen horen gebruiken
en zelf gebruikt toen ik nog zee
man was en de staatsietrap (in
tegenstelling met de touwladder)
moest worden gevierd. En de
koningin rijdt toch ook in een
staatsiekoets en schrijdt over
een staatsieloper. Zo ook het
woord besmuikt dat samen
hangt met tersluiks en dat iets
geniepigs in zich draagt. Verder
is christianisme n.m.m. iets an
ders dan christologie, dat de leer
betreffende Christus betekent.
Volgens mij is christianisme ech
ter alles wat samenhangt met de
Christelijke of Westerse bescha
ving. Zelfs een atheïst of agnost
kan deel uitmaken van die be
schaving, al wijst hij ook het dog
matische Christendom af. Het is
de beschaving, die volgde op de
Romeinse, zoals die weer de
opvolger was van de Griekse,
enz.
Verder heb ik nergens gepreten
deerd, dat mijn opstelletjes ook
maar enige associatie zouden
vertonen met het monumentale
werk, dat een genie als Proust
heeft voortgebracht. Ik heb al
leen gezegd, dat het zien van
bepaalde voorwerpen of foto's
bij mij, evenals bij hem, een we
reld van herinneringen kan op
roepen. Maar dat zullen vele
mensen met mij gemeen heb
ben.
Tot slot nog de door de heer
Bergsma bij mij opgemerkte
zelfgenoegzaamheid, die hij, ge
lukkig, niet veroordeelt, maar te
nadrukkelijk vindt. Waar ik hier
en daar uitdrukking aan heb
trachten te geven is mijn dank
baarheid voor het vele, dat ik
heb mogen beleven, voor de
verworvenheden, die mij ten
deel vielen en als de heer Berg
sma dat te demonstratief vindt
en met zelfgenoegzaam wil beti
telen is dat zijn goed recht, maar
dan hoop ik dat aan vele van
mijn landgenoten dat epitheton
kan worden gegeven. Er is n.l.
TEVREDENHEID
Het is een vriend, die U Uw
feilen toont en als zodanig be
schouw ik dus ook de heer A.H.
Bergsma uit Haren, die onder
bovenstaande titel in 't Kleine
Krantsje van augustus, naast
enige (zachte) kritiek op mijn ka
rakter (en welk karakter is smet
teloos?), mij er op wijst, dat ik,
naar zijn mening, woorden ge
bruik die niet direct door ieder
een zouden worden begrepen.
Hij meent dus, dat ik bij mijn
schrijverij meer als een purist te
werk moet gaan. Daarin nu ver
schil ik met hem van mening.
Puristerij, zoals veel door onze
zuiderburen, de Vlamingen,
wordt bedreven bij hun afwijzing
van het Frans en die daarom
Franse woorden letterlijk (probe
ren te) vertalen, waardoor vaak
een verkrampte stijl ontstaat,
leidt m.i. tot verarming van de
taal. Een levende taal verrijkt
zich echter zelf voortdurend, be
hoort het althans te doen. Zij
neemt woorden en uitdrukkin
gen over uit andere levende en
ook dode talen, omdat die vaak
korter en krachtiger tot uitdruk
king brengen wat bedoeld wordt.
Bovendien wordt de stijl er dik
wijls levendiger door, omdat de
herhaling van dezelfde woorden
wordt vermeden. Bijna niemand,
die zich met schrijverij bezig
houdt, ontkomt er aan. Zelfs de
heer Bergsma niet. Hij gebruikt
immers woorden als karakter
aard, inborst), demonstratief
bewijzend, met te veel vertoon),
categorie (=afdeling, soort,
klasse), spontaan ^ongedwon
gen), transcenderen over
gaan in), absoluut (=volkomen),
associatie (=verbinding), recen
sent (=beoordeelaar), interes
sant (=belangwekkend).
Alle door hem gebruikte en door
hem bij mij gewraakte woorden
komen evenwel voor in van Dale
en zijn derhalve officieel in de
Nederlandse taal opgenomen
Zij hebben onze taal verrijkt, al
zal het ene woord meer ge
meengoed zijn geworden dan
het andere. Dat hangt samen
met de frequentie van 't gebruik.
Als de heer Bergsma, zoals ik
dat als hobby doe, zou grasdui
nen in etymolische woordenboe
ken, zou hij versteld staan, hoe
STRAATWIEDEN
Naar aanleiding van het verhaal
tje over het straatwieden in een
vorig Kleine Krantsje het volgen
de:
Voor zover ik weet, was dat werk
aangenomen door de straatve
gers van de gemeente.
Mijn vader was in de jaren van
de eerste oorlog ook straatve
ger. Hij had de wijk NZ Emmaka-
de, Vredeman de Vriesstraat en
Alma Tademastraat, die toen
nog maar een klein straatje was.
In het boekje 'Leeuwarden in
oude ansichten' staan een paar
foto's van vrouwen die de vee
markt vrijdags schoonschrob-
den. Mijn vader moest daar dan
ook bij zijn. Diezelfde vrouwen
deden ook het straatwieden. Na
men ken ik niet, maar ik herinner
me er wel een paar van. Als ze
bij hem in de wijk werkten, kwam
hij tegen half negen even met
hen naar huis in de Saskiastraat
om een kopje thee en dan kon
den ze daar hun stukje brood
eten. Meestal was het voor mij
dan schooltijd. Hoelang dat wie
den stand heeft gehouden, weet
ik niet. Mijn vader is in juli 1918
zwaar ziek geworden en nadien
heeft hij ander werk gekregen
als controleur en later als op
zichter. Naderhand werd het on
kruid bespoten en was het wie
den niet meer nodig. Je ziet het
nu vaak weer welig tieren.
AmsterdamMevr. Y. Siccama-
Velsen
Naar aanleiding van het verhaal
tje over de 'Retenkrabbers' in 't
Kleine Krantsje nummer 510
stuur ik U hierbij een foto van
een retenkrabber, die wij tijdens
een stadswandeling in Arnhem
hebben gemaakt. Daar hebben
ze blijkbaar ook van deze figu
ren gekend. Bij de afbeelding
staat 'Herman, De Retenkrab
ber' en de tekst: ,,Daar ik een
wees ben, Hemd noch schoe
nen aan de voeten, verzoek ik u
de stoep te mogen schuren."
Apeldoorn Mevr. J. v. d. Vliet
RETENKRABBERS