ONDERDUIKEN MOEILIJK VOOR OTTO LENK GEDESTEERD UIT DUITSE LEGER iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiy IIIIIIIIIIIM pagina 14 Een kostelijke foto als deze kun je nu niet meer maken. Niet alleen, omdat het gefotografeerde echtpaar al lang niet meer in leven is, maar ook, omdat deze typen mensen er gewoon niet meer zijn. Deze beide "ouwetjes", die misschien nog niet eens zo heel erg oud wa ren, toen de foto werd gemaakt, hebben even voorbij de Witte Brug in een steegje aan het Noordvliet gewoond. Hij, een bezembinder en "een echte mopperkont", heette Ybele van der Veer en zij, die in haar jonge jaren nog "op de monica" in de beroemde ijsherberg De Dille moet hebben gespeeld, heette Antje Wellinga. Kinderen waren er niet en er zullen nu weinig mensen meer zijn, die nog herinnerin gen aan het echtpaar hebben. Zo gaat het vaker met de tijd als grote wegwissen Het werd moeilijker voor Lenk en zijn vrouw als onder duikers in Friesland. De 'Grü- nen' probeerden hem als de serteur te vinden, nadat hij Hitiers wapenrok had afge legd en aan de ondergrondse afgestaan. Maar de bevrij ding kwam in zicht. Inmiddels kreeg mijn vrouw per brief een oproep om bij de Duit sers in het weeshuis te Leeu warden te komen werken. Ze heeft daaraan geen aandacht geschonken en ging niet. Op een dag kwam een Leeuwarder politieagent bij haar en vertelde, dat hij mijn vrouw naar Vught moest brengen om voor het 'Kriegsgericht' te verschijnen. Toevallig was die politieman een kennis van een vriendin van mijn vrouw. Hij vroeg haar wat ze had uitgehaald. Mijn vrouw zei: "Ik weet nergens van". Dan hoefde mijn vrouw nergens bang voor te zijn en kon ze er gerust naar toe gaan, maar ze moest wel zorgen er de volgende morgen om tien uur te zijn. METEEN ONDERDUIKEN Dat beloofde ze, maar ze ging onmiddellijk naar dominee Smits om hem het voorval te vertellen. Daar werd besloten dat ze met een moest onderduiken en dat gebeurde. De volgende morgen kwam de 'Feldpolizei' al bij mijn schoonouders vragen waar mijn vrouw was, want in Vught was ze niet aangekomen. Maar ze wisten nergens van en toen ver dwenen de 'Grünen'. Mijn vrouw kreeg een vals persoonsbewijs en heette nu Stientje Boersma, hulp in de huishouding te Ber- gum. Ze werd op de fiets naar Blija gebracht en kon een nacht bij dominee Molein slapen en daarna bracht mevrouw Molein haar naar een boerderij midden in het land. Mevrouw Molein had mijn vrouw wel verteld dat de boerin wat humeurig was, maar de boer was een aardige man. Het was voor mijn vrouw een zware beproeving om haar nieu we situatie te verwerken, maar ze heeft zich dapper gehouden. Er was een groot gezin en mijn vrouw hielp overal mee. Zo kookte zij ook wel eens wat, want er was daar geen gebrek, maar de kinderen waren blij en vol lof dat zij op die manier eens wat anders als het gangbare eten kregen. Mijn vrouw vond dat ook leuk, maar toen werd de boerin jaloers en boos, waar door het verblijf daar er niet be ter op werd. De boer is eens op een avond met mijn vrouw op de fiets bij mij in Wanswerd aan de Streek op bezoek geweest en dat was een buitengewone belevenis voor ons. Zo kwam ik aan de weet waar mijn vrouw zat. Er werd verteld dat bij ons een razzia zou komen en toen ben ik in het donker op de fiets gereden naar de boerderij waar mijn vrouw was. Ik raakte onderweg ook nog verdwaald, maar uiteindelijk kwam ik waar ik moest wezen en daar werd ik welwillend opgeno men. Ik heb daar nog een broek voor de boer gemaakt, maar toen er na een week nog geen razzia was geweest, ben ik naar mijn oude adres teruggereden om daar mijn werk voort te zet ten. Na mijn dagelijkse arbeid maakte ik 's avonds verschillen de dingen om mijn gedachten wat af te leiden. Ik vond ergens een stuk dik koperdraad en daar heb ik een zonnewijzer van ge maakt. Uit een kartonnen doos maakte ik de spanten voor de romp van een zeilschip: de oude Oostindiëvaarder 'De Zeven Provinciën'. Het werd een mooi schip van papier, compleet met zeilen en dat moest allemaal ge beuren met de primitiefste mid delen die ik bemachtigen kon. Ik kwam nooit op straat en nie mand wist dat er een onderdui ker in huis was. Alleen toen ik begon te hoesten kwam de dok ter, van wie ik medicijnen kreeg, maar die was wel vertrouwd. Door het dakraam kon ik achter het huis het land overzien en daar bespiedde ik wel eens de vogels. In het voorjaar waren op een dag twintig eksters bijelkaar en confereerden om paren te vormen. Als ze een partner had den gevonden, vlogen ze weg en de rest ging, heen en weer vliegend, verder. Dat duurde de hele dag en 's avonds waren alle eksters tot paartjes samenge voegd en weggevlogen. Zoiets was bij mijn huisarrest een wel kome afwisseling. GEEN STOF De baas nam wel eens werk zaamheden aan die eigenlijk niet konden worden uitgevoerd omdat er geen stof te krijgen was. Dan moest van oud nieuw worden gemaakt. Hij zei wat er moest gebeuren en als ik vroeg hoe hij zich dat voorstelde, dan antwoordde hij: "Je redt je er wel mee". Ik had maar één oud stuk pakpapier waar ik een patroon op kon tekenen en dan liet ik de lijnen schuin over de voorgaan de lopen, om niet in de war te raken. De dochter Eep was organiste in de kerk en gaf beroepsmatig piano- en orgellessen. Ze had ook de leiding van een kinder koortje. Omdat ik veel van mu ziek hield, speelde zij wel eens 'Eine kleine Nachtmusik' van Mozart voor mij op de piano, wat ik erg op prijs stelde. Omdat ik geregeld werk had, gingen de dagen vlot voorbij. Wij volgden met spanning de geallieerde be richten over de oorlog, die zo nu en dan doorkwamen, want de Duitsers waren nog niet versla gen. ZUSTER OP BEZOEK Mijn zuster had het gewaagd naar Friesland te gaan. Ze fiet ste naar Blija om mijn vrouw te bezoeken. Maar toen ze daar aankwam en mijn vrouw wilde spreken, zei de boerin: "Dat smoarge swarte wiif komt der net yn". Ze moest bij de deur blij ven staan. Mijn vrouw heeft toen even met haar gesproken en mijn zuster naar mij toegestuurd. Dat was een grote verrassing in deze omstandigheden. Ze is toen weer naar Leeuwarden ge fietst en een poosje bij mijn schoonouders gebleven. Ook heeft ze haar man in Deinum opgezocht en daarna ondernam ze de terugreis naar Den Haag. Voor mijn vrouw werd de toe stand onprettiger; 's morgens om vijf uur opstaan en sokken gaan breien. Ze voelde zich in menig opzicht als gevangene. Toen ging ze naar de boer en vertelde dat ze wegging. Ze pak te haar spullen op de fiets en reed naar Reitsum, waar de schoonzuster van haar zuster getrouwd was met ds. Huisman. Daar kreeg mijn vrouw voorlopig onderdak. Zij ging 's zondags ook mee naar de kerk en de gemeenteleden vertelden al gauw dat dominee een Jodin als onderduiker had opgenomen. Dat kon natuurlijk zo niet blijven. Toen ik dat hoorde, zei ik tegen haar: Ga naar Den Haag, naar mijn zuster, want nu zoeken de Duitsers daar niet meer naar mij. Neem een taxi en laat je naar Akkrum rijden, want je kunt niet over Leeuwarden; als je daar gezien wordt, dan ben je er bij". Zo kreeg zij weer even rust en kon op verhaal komen. De Duitsers verloren steeds meer terrein in het Oosten en eindelijk kwam de invasie met de landing van de geallieerden in Normandië. Mijn zwager is toen uit Deinum naar zijn zuster in Lent, bij de Nijmeegse brug, gereisd. Zij was daar getrouwd met dominee De Jong; in de pastorie was plaats genoeg. Door de tegenslag van de geal lieerden in Arnhem raakten ze in het frontgebied, waar over en weer werd gevochten. De kerk en de pastorie kregen veel vol treffers en stonden op instorten. De bevolking zat wekenlang in schuilkelders, onder de grond opeengepakt. De geallieerden hebben toen de vrouwen en kin deren naar België geëvacueerd en mijn zwager ging mee om alles te regelen en te verzorgen. Na de mislukking in Arnhem wachtte ons nog een moeilijke winter. In de grote steden begon de hongerwinter. Er kwamen ook veel ziekten voor; er werd verteld dat de pest er heerste. SCHAARSE BERICHTEN De berichten waren schaars, de treinen reden niet en toen wilde ik dat mijn vrouw weer naar Friesland zou komen. Langs omwegen kreeg ze dat bericht en toen heeft ze de stunt ge waagd. In het voorruim van een vrachtschip, dat alleen 's nachts voer vanwege de bombarde menten, is zij van Den Haag naar Amsterdam gereisd en vandaar met de Lemmerboot over het IJsselmeer naar Lem mer. Maar de boot voer niet ge regeld en zo heeft mijn vrouw vier dagen in hotel Krasnapolsky te Amsterdam moeten logeren en toen is zij met het laatste transport in Lemmer aangeko men. St. Annaparochie O. Lenk Na zijn dagelijkse werk maakte Otto Lenk van een kartonnen doos een model van een oude Oostindiëvaarder. Tweehonderd jaar geleden, op een dag in september 1786, voer er door de Dokkumer Ee een snik met passa giers. Het schip kwam van het zogenaamde Smidshuis te Rinsumageest en het was op weg naar Leeuwarden. Maar helaas zou het zijn eindbestemming niet halen. Want wat gebeurde er? Door het onverwacht aanrukken van het paard, dat dit trekschip voortbewoog, kantelde de snik. Niet minder dan zeven passagiers, allen opge sloten in de roef van het schip, kwamen door verdrinking jammerlijk om het leven. Zo werd dit een van de groot ste, zo niet de allergrootste ramp, ooit met een trekschip in Friesland gebeurd.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 14