NOG EENMAAL ANGST - TOEN
KWAMEN DE CANADEZEN
OTTO LENK GEDESERTEERD
pagina 7
Hiermee besluit Otto Lenk
het verhaal over zijn jeugd in
Oostenrijk en Nederland,
speciaal Leeuwarden, zijn in
lijving bij Hitiers Wehrmacht,
zijn desertie, gevolgd door
onderduiken en de bevrij
ding, die hem terugvoerde
naar Leeuwarden.
Bij het afscheid van Otto
Lenk past een opmerking
van onze kant.
Als hij voor de oorlog tot Ne
derlander was genaturali
seerd, dan hadden de Duit
sers geen vat op hem
kunnen krijgen en dan was
hij niet gedwongen geweest
tot Hitiers Wehrmacht toe te
treden. Werd hem voor de
oorlog het Nederlanderschap
onthouden door negatieve
adviezen van een N.S.B.-po-
litie-functionaris? Zo moet
het zijn gegaan, volgens
Lenk. Maar in Den Haag de
den ze er ook toen al jaren
over om zo'n geval van alle
kanten te bekijken, zonder
dat blijkbaar aan het licht
kwam dat de foute informant
fout was.
Het dorre formalisme her
haalde zich na de oorlog.
Waarom werd de naturalisa
tie-aanvraag van Lenk niet in
behandeling genomen? Hij
kreeg het te horen toen hij
zelf naar het ministerie van
Justitie in Den Haag ging: de
getuigschriften ontbraken.
Had men hem daar niet even
op kunnen wijzen met een
simpel briefje? Welnee, het
was veel eenvoudiger de
aanvraag maar in een la te
laten liggen.
Laten we het er maar op hou
den, dat 't Kleine Krantsje
met welwillende medewer
king van het ministerie van
Justitie het levensverhaal
van een zeer verdienstelijke
Nederlander heeft kunnen
publiceren. Want een Neder
lander was hij, ondanks het
Oostenrijkse paspoort!
We waren allen blij dat het avon
tuur met de Landwacht bij Lek-
kum goed was afgelopen en ik
ging weer aan het werk. In de
kerk kon ik natuurlijk niet meer
slapen, maar in de werkplaats
was een bedstee en daar lag ik
mooi in. Maar de volgende mor
gen werd ik gewekt met de ang
stige mededeling dat het hele
dorp was afgezet en dat de Duit
sers een razzia hielden. In mijn
gegraven schuilplaats kon ik niet
terecht, want die stond vol wa
ter. Het enige was achter het
behang kruipen.
Ik stond daar stijf rechtop en
hield het latje van de ingang met
de handen tegen de deurpost,
afwachtend hoe dit zou aflopen.
De dorpsbewoners alarmeerden
elkaar voor zover dat mogelijk
was. De Duitsers controleerden
van huis tot huis. Eep kwam mij
dan vertellen wat ze gehoord
had. Ze.zei toen: "We kunnen al
leen nog maar bidden". Ik zat in
dat opzicht wel op een andere
lijn in mijn gedachtenwereld als
zij, maar in zo'n situatie haak je
wel naar hulp van buiten je ge
zichtsvermogen. Er zijn veel ge
beurtenissen in het leven die er
op duiden dat je gedrag en situa
ties van buitenaf worden geleid.
Achteraf kun je alleen zeggen
dat het wonderlijk is afgelopen,
zoals je zelf nooit zou hebben
gedacht. Het gevoel van een ho
gere werkelijkheid is mij ook al
tijd bijgebleven, al kan ik dat niet
in de gangbare, geijkte formules
mij eigen maken. De Duitsers
hadden bij een textielhandelaar
een huis overvol met verstopte
goederen gevonden en dat ge
heel leeggehaald. Toen kwam
Eep weer naar bojren en vertel
de dat de DuitsersBij de buren
links en rechts van ons bezig
waren. Daarna waren wij aan de
beurt.
Wat toen gebeurde zal ik nooit
vergeten. De commandant van
de Duitsers floot zijn man
schappen bij elkaar en de razzia
was afgelopen. Ze waren overal
geweest, alleen ons huis had
den ze overgeslagen. Dat wij
verbaasd en opgelucht waren, is
te begrijpen. We dachten dat ze
nu niet meer met een overval
zouden terugkomen, want de
oorlog begon ten einde te lopen
en overal werden de Duitsers
verslagen.
TOCH NOG DUITSERS
Ik ging weer aan het werk in
de hoop dat ook voor mij de
verlossing spoedig zou komen.
Wij kregen het bericht door dat
de Canadezen in de buurt van
Dokkum waren en dat de Duit
sers op de vlucht waren gesla
gen. Maar tot ons aller schrik
kwam een troep Duitsers van
veertig tot vijftig man Birdaard
binnen. Zij stelden zich op om
het dorp te verdedigen. Hun be
doeling was de brug over de
Dokkumer Ee op te blazen om
de Canadezen de doortocht te
beletten, maar daar kwamen ze
niet aan toe. De ondergrondse
belde Dokkum op om te vertel
len hoe de zaken er voorston
den. Kort daarna kwam er een
tank uit de richting Blija met een
afdeling soldaten het dorp bin
nen. Daar waren de Duitsers
niet tegen opgewassen en ze
gaven zich over. Maar eerst
schoot een Duitser nog uit een
hinderlaag een Canadees dood.
De Canadezen inspecteerden
toen alle huizen op zoek naar de
soldaat die had geschoten.
Nu de Duitsers gevangen wa
ren, ging de bevolking de straat
op om de bevrijders te bejube
len. Ook voor mij was de span
ning gebroken, maar ik had een
vreemd gevoel dat iets mijn
vreugde temperde. Het was 15
april 1945 toen ik bevrijd werd,
maar pas veel later kreeg ik het
bericht dat mijn vader op die dag
was overleden.
In het dorp werden overal de
vlaggen uitgestoken en er
heerste een uitgelaten stem
ming. Ik kon niet meteen naar
Leeuwarden gaan, omdat niet
bekend was of er elders nog
werd gevochten. Inmiddels had
mijn zuster kans gezien naar
Leeuwarden te komen, zij was
bij mijn schoonouders thuis. Een
paar dagen later kwamen mijn
vrouw en zuster mij ophalen. Ik
had een fiets met cushionban-
den, maar zij moesten lopen.
Onderweg ontmoetten wij een
boer met een mestwagen en die
liet mijn vrouw en zuster bij zich
op de bok zitten. Ik reed daar
achteraan tot Lekkum. Daar
vandaan moesten wij lopen,
maar eerst gingen we een poos
in het gras rusten. Er waren ook
Canadezen die een kanon op de
straat hadden gericht, voor het
geval ergens nog Duitsers actief
zouden zijn. Ook in de stad
stond het vol met tanks; de men
sen waren uitgelaten blij en
dansten op straat.
THUISKOMST
Bij mijn schoonouders werd ik
hartelijk begroet en er viel heel
wat te vertellen. Toen zijn we
naar ons huis gegaan. Dat werd
nu wel door anderen bewoond,
maar wij werden in de straat
door onze buren en vrienden
met gejuich begroet en gefelici
teerd met de goede afloop, want
het was inmiddels tot hen door
gedrongen dat we ondergedo
ken waren geweest.
De volgende dag ben ik bij de
zaak van P. S. Bakker gaan kij
ken; de heer Bakker was ook blij
dat het goed was afgelopen,
want hij vond ons voornemen
onder te duiken toen heel erg
riskant. Op de zaak stond al
weer veel werk op mij te wach
ten; veel personeel was niet te
ruggekeerd. Maar mijn baas Kal-
ma had nog werk dat ik moest
afmaken en ik wilde hem niet
met moeilijkheden laten zitten,
nadat hij zo veel voor ons had
gedaan. Daarom sprak ik met de
heer Bakker af dat ik nog een
week bij de heer Kalma zou
gaan werken en dan bij mijn
vroegere werkgever verder zou
gaan.
Wij woonden nu bij mijn schoon
zuster, omdat ons eigen huis be
zet was en ergens anders niets
kon worden gevonden. Maar als
er iets vrij kwam, dan kregen we
een huis. Dat duurde wel een
hele poos, maar we waren ge
lukkig weer bij elkaar. Ik had
mijn werk hervat en had weer
een toekomst zonder doodsdrei
ging.
Eindelijk kwam er een huis leeg
en toen konden we kiezen tus
sen onze oude woning of deze.
We hebben de laatste genomen,
want wij moesten opnieuw be
ginnen en dan hoefde het gezin
in onze vroegere woning niet te
verhuizen. Voor ons begon een
nieuw leven; onze spullen die
opgeborgen waren geweest kre
gen we grotendeels terug.
Na enige tijd moest ik voor een
commissie verschijnen om in
lichtingen te geven, want ik
moest "ontvijand" worden en dat
is toen ook gebeurd. Toen was
nog het wachten op een Oosten
rijkse pas en daarvoor moesten
we naar Amsterdam. Die pas
kregen we meteen, maar onze
grootste wens was Nederlan
ders te worden. Mijn verzoek om
naturalisatie was inmiddels al elf
jaar onderweg. Op mijn werk
ging alles naar wens; ik had het
erg druk en het atelier was weer
op personeelssterkte.
In juli 1946 werd onze zoon ge
boren en daar waren we erg blij
mee, in het vooruitzicht dat we
hem niet als kanonnenvlees
hoefden groot te brengen.
Er verstreken weer twee jaren
zonder dat we iets over naturali
satie hoorden. In die tijd kwam
ons ter ore dat iemand in dezelf
de omstandigheden als wij wel
Nederlander was geworden. We
zijn toen naar Den Haag gereisd
en hebben bij het ministerie van
Justitie geïnformeerd hoe de
stand van zaken was. Er werd
ons verteld dat er te weinig ge
tuigschriften aan ons verzoek
waren toegevoegd. Toen heb
ben vier bekende Leeuwarders
zo'n getuigschrift voor mij opge
stuurd en in het Staatsblad van
30 november 1950 stonden ook
onze namen als genaturaliseer-
den. We waren daar heel blij
mee en konden nu met recht de
Nederlandse driekleur uitsteken,
want dat was onze vlag gewor
den.
Maar er lag een schaduw over
onze vreugde, want de jonge
man die zich Klaas Agema
noemde en ds. R. H. Kuipers,
die ons in de moeilijkste tijd van
ons leven geholpen hadden, zijn
door de bezetters vermoord.
Sint Annaparochie O. Lenk
"Wat dat binne? Ouwerwetse verkeersagenten, denk ik.