ONTSNAPPING AAN DUITSERS DANKZIJ LUCHTALARM 'T KLEINE KRANTSJEi NA HET GRA VEN IN DRENTHE LEEUWARDEN VAN A TOT Z VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 15 Altijd wordt 't Kleine Krantsje hier met vreugde ontvangen en uitgelezen van begin tot eind. Zo ook het augustusnummer waar in Otto Lenk's verhaal en de 'Op sporing verzocht'-aankondiging die veel herinneringen naar bo ven brachten aan mijn eigen 'ar restatie' en de daaropvolgende 'onderduikperiode'. Ik heb het 'mijne' toentertijd beleefd! In de aankondiging: 'Opsporing ver zocht' wordt geschreven over een razzia in 1943 of 1944. Deze razzia vond plaats in het begin van de zomer van '44. Ik geloof dat het in juli was, een paar weken na de in vasie. Mijn ouders en ik woon den toen in de Beetgumerstraat. De waarschuwing van de 'on dergrondse' die we altijd kregen als de moffen wat van plan wa ren, kwam deze keer te laat. Het gevolg was dat mijn vader, twee buurmannen, en ik de 'sigaar' werden. Ze pikten ons, voordat mijn vader en ik onder ons huis in de schuilplaats konden krui pen. De buurman die we het beste kenden, was een zekere Wietse van Foeken, die met zijn vrouw een SPAR-winkeltje had, schuin tegenover ons. Die arme kerel probeerde zich nog te verstop pen in de ruimte boven hun eta lage, maar één van de Duitsers zag hem bewegen, vloog het winkeltje binnen en schreeuwde: "Komm heraus, oder ich schies- ze!" Wat een consternatie! Me vrouw Van Foeken begon te hui len en Wietse schreeuwde: "Nicht sjieten, nicht sjieten, ik kom d'r uut!" We hadden het geluk dat de soldaten van het gewone Duitse leger'waren en geen SS-ers. Deze kerels waren nogyvel wat 'menselijk' en gaven ons tijd om thuis, onder 'zware' bewaking van twee soldaten, is de G van Grachten, die zo kenmerkend zijn voor de oude stad en die Leeuwarden door snijden als de draden het web van een spin. Wat zou Leeuwar den nog zijn, wanneer het geen grachten en grachtjes meer had, wanneer de Langepijp overbo dig zou zijn en de Brolspijp geen cirkel meer zou kunnen trekken in de spiegelende vlakte bene den zich? Maar ook: hoe fraai zou Leeu warden nog zijn, wanneer er in het verleden geen water verlo ren was gegaan, wanneer er niet zoveel grachten waren ge dempt? Want in een voorbije tijd, toen het water voor het vervoer en uit een oogpunt van verdedi ging nog erg belangrijk was, wa ren er immers nog veel meer binnengrachten dan nu en be stond de hele binnenstad in feite uit een bijna niet te tellen aantal eilandjes. In het laatst van de veertiende en het begin van de vijftiende eeuw groef men hier de eerste verdedigingsgracht, die het wa ter van de Nieuwestad met dat van de Ee verbond - die gracht, wellicht niet meer dan een brede sloot met hoge wallen er om heen, liep vanaf de Langepijp in noordelijke richting voorbij de Grote Kerkstraat en vandaar langs de Nieuweburen het oos ten in. Tussen de Voorstreek en de Nieuwestad liep er een gracht langs de Wortelhaven, de Ee- wal, het Gouverneursplein, het Hofplein, het Raadhuisplein en het Heerenwaltje en tussen de Tuinen en de Weaze was er een gracht langs de Turfmarkt, de Tweebaksmarkt, de Druifstreek en het Zwitserswaltje. Ook het gehele huidige Wilhel- minaplein werd in volle lengte doorsneden door het water van een gracht, die liep van het Schavernek tot voorbij de Socië teit Amicitia. En dan was er ook nog water langs de gevangenis en de (Gedempte) Keizers gracht. Al dat nu niet meer bestaande water verdween in het midden en het laatst van de vorige eeuw, maar in feite duurde de dempingswoede tot nog maar kort geleden door. Het is immers nog geen kwarteeuw geleden dat het Vliet werd gedempt. He laas, mogen we wel zeggen: het is, na het dempen van zoveel karakteristieke grachtjes in grootvaders tijd, de zoveelste grote vergissing geweest. een koffer met kleren te pakken. Er waren er meer opgepakt en we werden netjes, vier op een rij, opgesteld op de stoep voor Van Foeken's SPAR-winkeltje. We mochten toen afscheid nemen van vrouwen en moeders, en er werd heel wat gehuild, want de toekomst leek niet zo rooskleu rig. Toen was het 'antreten' en ging het naar het station. Er werd erg gecommandeerd van: "Eins, zwei, drie, vier" maar daar hadden we geen belang bij en we slenterden maar wat. Bij het station troffen we honder den andere 'Liwadders' met kof fers en dekens. We werden net jes in de trein gezet en na een lange rit, het laatste eind in 'Wehrmacht'trucks, kwamen we in Tinaarlo aan. Onze groep, zo'n dertig mannen en jongens van mijn leeftijd, een zeventien, achttien jaar oud, werd onderge bracht in een schuur met stro en die zou voor ruim drie weken onze woon-, eet- en slaapkamer zijn. De eerstvolgende morgen om zeven uur kwam een Duitser de schuur binnen. "Aufstehen und antreten" luidde het commando. Wel, dat was gauw gebeurd, want niemand had in een pyja ma geslapen, we hadden de kle ren gewoon aangehouden. Bui ten mosten we ons melden en iedereen kreeg een schep en een houweel. We moesten daar goed op passen want dat was 'Reichs Eigentum'. Als we het verloren zouden we gestraft worden. Wie de schep of het houweel van een ander stal zou nog erger gestraft worden. Maar wie zou er zulke 'juwelen' ste len? Verliezen ja, maar stelen? Ik was de mijne kwijt op een morgen, maar vond een ande re. Daar niemand gestraft werd denk ik dat iemand anders die van mij 'gevonden' had. Ons werk bestond uit het graven van anti-tankgrachten. Tjonge, wat een werk.Iedere avond zei m'n vader: "We moeten 'em smere, we mutte hier weg!" Dat zat hem hoog en mij ook, want mijn moeder was hartpatiënte en zij was ziek van al dit gedoe. We waren het met hem eens, maar iedere morgen bij het 'antreten' werden we gewaarschuwd dat, als we probeerden er vandoor te gaan, we 'erschossen wurden'. Zo besloten we om het toch maar niet te doen. Maar de ge dachte was er altijd, Wat een tijd. TOCH NOG LOL En toch hadden we ook nog lol, want er was een NSB'er uit Leeuwarden, die we heel wat afgeklierd hebben. Zijn naam was Siebren de Boer. Hij was een simpele man. Hij deed geen vlieg kwaad en was erg trots om in zijn uniform rond te lopen. Na al deze jaren denk ik nog aan hem en heb nu medelijden met deze 'stumper'. Hij liep langs de tankgracht en wij konden in de verte horen dat hij op komst was. De honderden werkers be gonnen te schreeuwen als hij er aan kwam. "Siepel, Siepel, Sie- pel", dat was zijn scheldnaam. En dat geluid kwam steeds dich Grote consternatie: de trein rijdt de verkeerde kant uit. ter bij. Siebren de Boer lachte maar wat, hij vond dat maar wat prachtig. Hij was niet een slech te vent, maar een onnozele hals, die dacht dat hij heel wat was. Hij zei eens tegen mij, dat ik wel naar huis kon gaan als het aan hem lag. "Zulke jonge jongens als jij moesten dit werk niet hoe ven te doen", zei hij. Ik moet erkennen, dat ik maar klein was en niet zo erg sterk. "Als je hulp moet hebben, kom je maar bij mij", zei hij nog. "Ik zal wel een goed woordje voor je doen bij de kornmandant". Maar daar ben ik nooit op ingegaan. Na bijna een maand werden we vroeger dan anders gewekt en bij het 'antre ten' hoorden we, dat we onze koffers konden pakken, want we gingen 'nacht Hause!' Nu, dat was niet aan doveman's oren gezegd. Een gejuich ging op en in een korte tijd waren we klaar en gingen we naar de trein. Ie dere naam werd afgeroepen en.we bleken er allemaal nog te zijn! Toen in de trein en op weg. Maar lang duurde het niet of onze blijdschap ging over in wantrou wen. We ontdekten, dat de mof fen gelogen hadden. We gingen niet naar huis. We gingen zuid oost, gezien de zonnestand. Leeuwarden was noordwest. Consternatie! Angst! We gaan naar Duitsland! We zijn de klos! Dwangarbeid! Verslagenheid alom. LUCHTALARM. Na een lange rit kwamen we in Zwolle aan. Daar werd een stop gemaakt. Eerst kregen de mof fen eten, maar juist toen het eten voor ons kwam, begonnen de sirenes te loeien. Luchtalarm! Alle Duitsers waren plotseling verdwenen in de schuilkelders op het station. Ze lieten ons on bewaakt in de trein zitten. Na een kleine tien minuten kwamen de Amerikaanse bommenwer pers over, op weg naar Duits land. Toen zei iemand: "Er uit jonges, we hewwe nou een kaans om er vandeur te gaan!" En.de hele trein liep leeg! Alle mannen en jongens met koffers en opgerolde dekens er vandoor. Zwolle in. Wij vieren niet uitgezonderd. Maar er was één verschil. Op aanraden van mijn vader, lieten we alles in de trein liggen. Ik hoor hem nog zeggen: "Die moffen binne niet gek. As die de lege trein siene, is 't hek vanne dam. Dan salie se heel Zwolle afsette en iederien met een koffer en een deken oppakke". Dus wij er vandoor zonder onze spullen. En vader kreeg gelijk. Toen het luchtalarm voorbij was vonden de moffen de trein leeg, waar mee ze Zwolle in trokken en ie dereen oppakte die een koffer en deken bij zich had. Wij zagen het, terwijl we achter in een win kelportiek stonden, zogenaamd om de etalage te bekijken. De achtervolgers gingen ons voor bij, want verderop zagen ze mannen met koffers en dekens lopen. Toen ontwaarden we een pastoor en mijn vader zei, als we iemand kunnen vertrouwen, is het zo eentje! Die man, we heb ben hem nooit kunnen bedan ken, jammer genoeg, raadde ons aan in het portiek te blijven, dan zou hij wel iemand waar schuwen. ONDER HET STRO Al gauw verscheen er een boer met een paardewagen met stro. Hij vertelde ons in te stappen en onder het stro te gaan. Zonder veel gedoe deden we dat, waar na we naar een boerderij wer den gebracht. Daar kregen we eten en 's nachts werden we vervoerd en gingen we van boerderij tot boerderij. Na een paar nachten door de Noordoostpolder en Zuid-Fries land kwamen we in Stavoren aan. Vandaar in het ruim van een vrachtschip naar Leeuwar den. Die reis nam ook weer twee dagen en nachten in beslag. Op een avond kwamen we eindelijk in Leeuwarden aan. Het schip meerde af in de gracht bij de Westersingel. Toen gingen we in het donker door het Vossepark- je, langs de M.T.S., de hoek om de Beetgumerstraat in en naar huis. Wat was moeder blij! Van toen af tot na de bevrijding wa ren we 'onderduikers' in ons ei gen huis. Mijn moeder is helaas een paar maanden nadat wij thuis kwa men overleden. Voor haar zwak ke hart was de spanning te veel geweest. Midland Park; U.S.A. Bernhard Klein Er zullen zeker meer Leeu warders zijn, die zich de spec taculaire ontsnapping tijdens het luchtalarm uit de trein in Zwolle herinneren. Vader en zoon Klein kwamen in veilig heid, maar vele anderen wer den weer gepakt. Waar we nu erg benieuwd naar zijn is het volgende: waar heeft de trein de dwangarbeiders uiteinde lijk naar toe gebracht? Zijn ze inderdaad in Duitsland te rechtgekomen? Wie zou daar nog iets meer van weten Red. 't KI. Kr.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 15