VURIG AVONTUUR MET PIET DE HENGST VAN BOER BROUWERS Na de eerste wereldoorlog werd ons huis, Achter de Hoven, door onze huisbaas verkocht. We moesten naar een andere wo ning omzien, omdat de nieuwe eigenaar zelf het huis wilde be wonen. Er heerste ook toen een grote woningnood en het duurde tot 1921 voor we een huis kre gen toegewezen in de nieuw bouw van de Koestraten. Voor ons als kinderen was het een aangename verandering. Alles was weiland om ons heen. De Auke Stellingwerfstraat was in aanbouw en voor School 14 gingen de heipalen de grond in; verder was er niets dan weiland. Vlak bij huis gingen we pols- springen en eierzoeken in het voorjaar. Ruimte om te voetbal len was er overvloedig. In de winter werd er op de slootjes geschaatst. BOER BROUWERS De boerderij van Brouwers grensde aan de nieuwbouw. Ik had het geluk een buurjongen te treffen, wiens moeder een nicht was van Brouwers. Het lag dus voor de hand dat we in onze vrije tijd op de boerderij waren. We hielpen de boer met allerlei klei ne karweitjes en in de vacantie gingen we mee hooien. We haalden 's avonds na het melken verse melk en dat deden vele nieuwe bewoners met ons. Op deze manier ontving de boer meer voor zijn melk dan wan neer hij het naar de fabriek bracht. Het duurde niet lang of hij kwam de melk in de wijk uit venten, met paard en wagen. Wanneer de boerin moest kar nen, mochten we helpen, leder op zijn beurt de melk in de karn ton in beweging houden. Zodra het klaar was mochten we zo veel karnemelk drinken als we lusten. Ik heb in mijn leven nooit weer zulke heerlijke karnemelk gedronken. Wat in deze tijd on der de naam karnemelk wordt verkocht, is geen karnemelk; wat het wel is weet ik niet. Vol gens mij is het water met een scheutje azijn. Het venten van zijn melkproducten heeft niet lang geduurd. De fabriek, zowel als de melkventers maakten be zwaar tegen deze concurrentie. De boer had twee paarden. De liefde die deze familie voor hun paarden had was uitzonderlijk. Eén van de paarden was een zeventien jaar oude merrie ge naamd "Flora". Ze was op de boerderij geboren en de lieveling van de boerin. Als de boer na gedane arbeid op het land het erf opreed dan moest hij langs de keuken. Flora stopte en stak het hoofd over het onderdeurtje en hinnikte zacht. Dan kwam de boerin en gaf haar een stuk lijn koek. Er werd nog even gevrijd, beide armen om het hoofd van het paard en dan kon de boer verder rijden. Was de boerin niet in de keuken dan riep de boer naar binnen: "Kom je even, ik moet opschieten". De boer was al zo gewend aan deze ceremo nie dat het wel gebeurde dat hij van de wagen afstapte en het erf opliep, wetende dat Flora hem wel achterna zou komen. Liep de boerin door de schuur, waar de boxen van de paarden waren dan kwam Flora uit de box om haar uitbundig te be groeten. HENGST'PIET' Het zware werk kon niet meer door Flora worden gedaan, daarvoor had Brouwers een uit zonderlijk grote acht negen jaar oude hengst, met de naam "Piet". Hij was pikzwart en bij zonder mooi gebouwd. Deze hengst was de trots van de boer. Als de boer over dit paard sprak dan kwam steevast het zinnetje: "Maar je moet hem in de gaten houden, want hij heeft streken." In de schuur stond tegen de wand een grote kist met haver. Deze kist had een schuin deksel zodat ze nooit open kon staan. Na gedane arbeid gaf de boer de paarden altijd een portie ha ver, dat mocht hij niet vergeten en anders werden ze onrustig en lieten dat duidelijk merken, door voortdurend te hinniken. Op de interessante oude foto zien we de boerderij van Brouwers pal boven de grote gashouder. De plaats stond aan de Groningerstraatweg op de hoek van de Tjerk Hid- desstraat. Duidelijk is te zien, dat er in deze omgeving nog heel veel onbebouwd was toen de foto werd gemaakt. Op een morgen dat de boer on verwacht in de schuur kwam, hoorde hij de deksel van de kist dichtvallen en Piet haastte zich naar zijn box. "Dat lapt hij me geen tweede keer" was de reac tie van de boer. Een dikke balk kwam 's avonds achter zijn staart op een paar haken. Maar de volgende morgen lag de balk op de grond en de haver was be hoorlijk geslonken. Toen kwam er een slot op de kist wat weer tot gevolg had dat de kist 's morgens van zijn plaats was ge schoven. Ten einde raad heeft de boer de kist uit de schuur gehaald. Gedurende de zomermaanden gingen de paarden naar de wei bij het oude vliegveld achter het Kalverdijkje. Wij als jongens mochten Flora naar de wei bren gen. Het paard sjokte op zijn dooie gemak zonder zich te haasten. We moesten wel terug lopen maar dat hadden we voor dat ritje op de rug van het paard wel over. Meestal kwamen we wel een paardenwagen tegen waar we achterop sprongen. VURIG De hengst, die nogal vurig was, werd door Wop, de zoon van de boer, naar de wei gebracht. Wop was zo'n twintig jaar en een dik ke vriend van het paard. Moest Piet uit de wei worden gehaald dan liep de boer met een bakje haver achter het paard te zeulen en dan duurde het nog vrij lang voor hij het dier te pakken had. Maar als Wop het paard ging halen dan behoefde hij bij het hek maar op zijn vingers te flui ten en Piet kwam in volle draf en luid hinnikend naar het hek. Wop klom via het hek op de rug van het paard en dan ging het in galop, zonder zadel of teugels naar de boerderij. Op een mooie zomerdag was ik alleen op het erf toen de boer met Piet voor de wagen het erf opreed. Hij spande het paard uit en stond even besluiteloos te kijken. Wop was er niet en de hengst moest naar de wei. De boer keek mij aan vroeg: "Zou jij Piet naar de wei kunnen bren gen?" "GRAAG!" Dat behoefde hij niet voor de tweede maal te vragen. Volmon dig zei ik "graag". Het paard kreeg een halster om met vrij lange teugels. De teugels moest ik mee terug nemen, het halster moest om zijn hoofd blijven. Dat was voor het gemak als de boer zelf het paard uit de wei moest halen. Het was nog een heel gehannes om op het paard te komen; de hengst stond geen ogenblik stil. Hij wist dat hij naar de weide ging. Ik ging op de wagen staan en de boer leidde het paard langszij. Ik zat nog maar net of hij zette de sokken erin. Dit paard liep niet, het dan ste. Dat was nog eens wat an ders dan op zo'n oude merrie te zitten. Ik voelde me Tom Mix, de bioscoop cowboy; alleen een grote hoed, een lasso en een revolver ontbraken me nog. We waren ongeveer in de buurt van de watertoren, toen ik voor me twee ruiters zag rijden. Het waren leden van de marechaus see. Zoals later bleek voorop een officier en daarachter een wachtmeester. Aangezien Piet veel harder liep dan deze militai ren met hun paarden, kwam ik vrij dicht achter hen. Plotseling met een ruk bleef de hengst staan, begon hevig te snuiven en wierp toen luid hinnikend bei de voorbenen omhoog. Ik pakte zijn manen vast om er niet af te glijden. Vervolgens in volle draf op de militairen af. De wacht meester, door het lawaai ge waarschuwd, draaide zijn paard en kwam naast me rijden, pakte het halster vast, onder luid ge roep van "Ho Hol!" Omdat zijn paard zich schrap zette moest Piet wel bakzeil halen. De wachtmeester sprong van zijn paard en het eerste wat hij zei was: "Zeg eens kwajongen, hoe oud ben jij? Naar waarheid ant woordde ik: "Veertien jaar". In de veronderstelling dat ik de zoon van een boer was, zei hij dat ik aan mijn vader moest ver tellen dat je beneden de achttien geen paard mocht berijden. Eerlijk gezegd betwijfel ik nu of dat wel waar was. Vaak zie ik hier in het Gooi kinderen, zonder geleide, paardrijden. Ze hebben dan wel niet zo'n vurige hengst als ik had, maar een paard blijft een paard. De wachtmeester draaide de hengst een halve slag om. Ik zag nog net dat de officier er in volle galop vandoor ging. Dat deze militair tussen de paarden was groot geworden, kon je aan alles merken. PRACHTIGE HENGST "Jongen, wat heb je daar een prachtige hengst, een juweel." (Vervolg op pag. 6)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 5