'T KLEINE KRANTSJE KIEPEMERK NIET MEER WAT HET WAS EEN KLEINE KEUS UIT 'N KWARTEEUW KLEINE KRANTSJE De Leeuwarder kiepemerk mag dan nog steeds veruit de grootste pluimveemarkt in Friesland zijn, ze is toch niks meer bij wat ze vroeger was en wie er de kenners over hoort praten, beluistert in deze gesprekken duide lijk de weemoed, waarmee door deze deskundigen nog wordt teruggedacht aan de verloren marktromantiek in deze sector van de straathandel. Vroeger was er inder daad noghand el" op de kippen markt, stellen de vaklui verdrietig vast, maar nu, ach, praat er niet van - het is allemaal niks meer met de kiepen oppe merk. Er zou over deze kippenmarkt in Hoe mooi het verzoekschrift van VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 11 Leeuwarden een boek te schrij ven zijn, maar wel een beetje een eentonig boek misschien, waarin voortdurend één kenmer kende eigenschap naar voren kwam: het vreemde feit, dat de markt herhaaldelijk van de ene plaats in de stad naar de andere is verhuisd. In feite heeft de kip penmarkt in de laatste halve eeuw een waar nomadenleven geleefd en nu ze sinds het vori ge jaar bij de veemarkt op het complex van de Frieslandhal is ondergebracht mogen we ver wachten, dat deze markt einde lijk een vaste bestemming ge vonden heeft. Wanneer we niet al te ver in het verleden terugtasten en ons be perken tot de laatste vijftig jaar, vinden we de eerste kippen markt op de Nieuwestad onder de overkapping van de Oude Waag. Voor dag en dauw, want de da gen begonnen vroeg in die goeie ouwe tijd, leverden de beurt schippers daar de kippen af en meestal hoefden ze er niet ver voor te lopen, want in alle grach ten van de binnenstad was toen nog een zeer levendig scheep vaartverkeer en wie geen lig plaats vond aan de Nieuwestad zelf, kwam wel aan de kade bij de Kelders, aan de Weaze of aan de Voorstreek terecht. Jan Jellema, Evert de Vries en de Groningse joden Bernard Co- hen, Van der Berg en Samuel Marcus waren daar de grote mannen, die vrijwel de hele voorraad aangevoerde kippen opkochten en klaarmaakten voor export naar Duitsland, ter- j wijl de aangevoerde konijnen I wel konden rekenen op een spoedig zeereisje naar Enge land. Dikwijls niet meer dan drie i dubbeltjes werd er toen voor een j beste kip betaald, maar de scharrelaars en handelaars, die moeilijk de hele vrijdag onder de kappen van de Waag konden staan, hoefden toen ook nog niet meer dan een stuiver te betalen voor een beste burrel in de kroegjes van Van der Noord en Pranger in de (nog smalle) Pe perstraat, waar het vaak wel wat behaaglijker was, dan op de open markt op straat, j Toen het gemeentebestuur de kippenmarkt blijkbaar niet meer vond passen bij de standing van I de hoofdstraat van de stad werd I de markt van de Nieuwestad I naar het Wilhelminaplein ver- I plaatst en dat vooral de reeks tapperijen aan het Ruiterskwar- tier hier wel bij voer mag blijken I uit de reactie van de caféhouder Arie van der Woude, die b. en w. verraste met een lange lijst j handtekeningen plus het ver- I zoek van gedachten te verande- I ren, toen het gemeentebestuur besloot de markt weer wat ver- i der weg te duwen en-wel naar j het pleintje tussen het Gerechts- J gebouw en de.Harmonie Arie van der Woude ook was gesteld, het college bleef bij zijn besluit, zodat voortaan het kip- pengekakel tot in de toneel- en in de rechtzalen te horen was. Een bekende figuur van de kip penmarkt in deze tijd was Haaye Tichelaar uit Harlingen, die lou ter kuikens kocht - eerst voor welgeteld drie centen het stuk, later voor een bedragje, dat in de buurt van de drie stuivers lag. Omdat Haaye voor dit piepjonge goed de enige liefhebber was, werden de kuikentjes Haai- mantsjes genoemd en er gingen wel driehonderd van deze Haai- mantsjes in een krat voor de reis naar Engeland, want net als de konijnen was dit jonge pluimvee toen nog uitsluitend bestemd voor overzee. Van achter het Paleis van Justi tie verhuisde de kippenmarkt op een goede dag - en de kippen- handelaars zelf weten nog steeds niet waarom - naar de Boterhoek, maar ook in de scha duw van de oude Oldehove zou de markt niet tot in lengte van ja ren kunnen blijven; van hier ver huisden de kisten en de kratten en de korven en de manden naar het Schoenmakersperk en de Nieuweburen, waarmee Moeke Jansen in haar cafeetje vlak bij de Breedeplaats wel content kon zijn, want dat werd nu het handelshoofdkwartier, waar na gedane zaken kon wor den afgerekend. Niet onvermeld mag blijven de activiteit op de kippenmarkt van de welbekende Marten Sinne- ma, de muzikant van de Patijn- tjes, die ook in vis handelde en bovendien op de pluimveemarkt de weg wel wist. Marten Sinne- ma haalde voor opdrachtgevers kippen en konijnen op, maar hij ontpopte zich zelf ook wel als een handig handelaar, wanneer hij daar de kans toe kreeg. Tot de laatste oorlog heeft de kippenmarkt zich bij de Nieuwe buren kunnen handhaven, maar tijdens de bezetting zou zich weer een nieuwe verhuizing vol trekken: nu kreeg de markt een plaats bij de Verlaatsbrug buiten de hekken van de Wilhelmina- baan. Ook vandaar werden de kippen en hun handelaars weer verjaagd, toen een deel van de varkensmarkt op de (oude) vee markt tot handelsplaats voor pluimvee werd verklaard en deze zesde verhuizing in nog geen vijftig jaar zou tenslotte ge volgd worden door een zevende verplaatsing, toen de nieuwe veemarkt gereed kwam en er (buiten de hal) een stukje van het complex voor de kippen werd bestemd. Daar worden nu elke vrijdag nog kippen verhandeld, maar zoals vroeger, nee, zo is het niet meer. Nu gaat het pluimvee meer rechtstreeks van de bedrijven naar het buitenland, het grootste deel naar België, nog een beetje naar Duitsland en de rest blijft binnenslands. De tijd van de le vendige kippenhandel op de markt is voorbij en voorgoed voorbij is ook de tijd, dat de handelaars nog met hondekar ren naar Leeuwarden kwamen of - in het holst van de nacht! - te voet, lopend uit de Wouden met een zak kippen op de rug of een korf vette knienen op de schouder. Je begriepe eilijk niet, hoe't be staat, mar der binne meensen, die verhuze voor hun plesier. Die woane een jaar hier en twee jaar daar en dan sitle se warempel al weer op een ander plak inne stad. Sommigen verhuze in hun leven wel twintig keer, de laaste verhuzing naar't Skapediekje nog niet eens metrekend. Ik hew es van een echt paar hoord, dat op sien ouwedag nog uutmekaar gaan is na een aller- lulligstheibeltsje: de man sei, dat se in hun trouwen zestien keer ver- huusd weest waren en de vrouw hield stokstief vol, dat het mar vief- tien keer weest was - en daar kwam sowat slaande rusie van. Toch wi'k niet love, dat.er in heel Leewadden een is, die so vaak ver- huusd is as Gerrit G., alias Gekke Gerrit. Je kanne hier hast gien wiek opnoeme, of Gekke Gerrit het er woand. Hoe vaak ie verhuusd is, su' k niet wete, mar bij de gemeente salie se nog wel nagaan kanne of ie inne sport van't verhuzen werkelijk een recordhouder weest het. Wat het ie er an vonnen, suden je segge, mar't leek er veul op, dat Gekke Gerrit allied doende was naar weer wat anders uul te sien. Liep ie deur een straat, dan keek ie met sukke groate ogen bij de huzen op, dat de bewoaners al dochten, die hewwe de volgende week as nije buur. En hoe vaak fietste hij niet gewoon met een volle bakfiets met handel deur de stad, dat de meensen vroe gen: "Alweer an't verhuzen, Ge rrit?" "Ja, een kist vol luzen!" hoorden ze Gerrit dan soms ant woorden. Ouwe stadgenoaten vanne Ouwege leien salie Gerrit nog wel herinnere as bewoaner vanne Kloastersteeg of van 't Pieterseliewaltsje en 't vroe gere volk vanne Landbuurt weet nog wel, dat ie daar oek een poaske woand het. Mar oek inne Houtstraat het ie woand, inne Witte Kousebuurtinne Kustbietersteeg, in't Brandsje- kloaster, zelfs an't Skoaldiekje in Hüzum, in't Rooie dorp, inne Lin- debuurt, an't Hoogpad vanne Weerklank, in't Werkmanslust, er gens bij Camsraburen, inne Molen buurt, oppe Nijeburen, inne ^Arendsstraat, nou ja, so kanne je nog wel vieftien straten of stegen be denke, Gerrit het er woand. Mar noait lang vanself. Meestal dreef sien ongedurige aard hem al gauw weer naar een ander huus. Of suu't miskien oek vaak een spultsje van huurskuld weest hewwe? Eén keer mul het inne Landbuurt ge beurd weze, dat hij de gedienen nog niet eens ophongen had - toen klapte hij sien hele huisje en mutsje alweer oppe bafkiets en trok vol goeie moed naar' t volgende adres Meensen, die hem as buurman naast sich kregen, mochten niet moppere, want Gerrit was gewoan t sontsje vanne straat, altied opge wekt, allied te vienen voor een goeie grap en behulpsaam as gien ander. Kwam er siekte of ongemak, dan skoat Gerrit te hulp, dat was so se- ker as't opgaan vanne son. Vroe gere buurlui, die dit lese, salie het bevestige. Toch het Gekke Gerrit eenmaal dikke bonje had, mar die buurman, een sekere De Jong, was dan oek een etter van een vent, sikkeneurig en sagrijnig en so lastig as een loopse hon. Een kerel, die heibel maakte met iedereen, honsbrutaal en hadstikke onredelijk. Disse De Jong en Gerrit G. woon den naast mekaar an't Pieterselie waltsjev waar die kerel Gerrit het leven suur maakte met een nachten lang blaffende bouvier, met een stinkende bok, die Gerrits bleekje vertrapte, met het oortergende la waai van een valse harmoanica, met het altied mar timmeren oppe tussenmuur, meteen rotgeskreeuw as ie savonds dronken tuus kwam. Wat Gerrit oek probeerde om De Jong tot rede te brengen, het gaf allemaal niks - de man keek hem mar wat gremietig an en skudde dan sien grauwe dikke kop. Dan was't krek een aap, een aap met rinkjes, want hij was oek nog so mesjogge, dat ie een paar koperen ringen in sien oren luid. Toen Gekke Gerrit begreep, dat ie toch niks met die vent beginne kon, had ie voor de soveulste keer ver huze kannen, maar dat deed ie nou net niet. Plotseling besefte hij, hoe hij dizze Akeligsrna te pakken nimme must. Mar daarvoor had ie de hulp noadig vanne krant. So trok Gekke Gerrit de stoute sku- nen an en stapte naar de Leewadder Krant, ontvouwde daar sien plan en vroeg om een fotograaf. Mar de meneer, die hem te woord ston - Landstra was sien naam - gaf hem nul op het rekest. Hij maakte een rare grimas met sien geweldige snor en sei toen op hoge toon: "Nee, hoor, daar begint de Leeuwarder Courant niet aan' Gekke Gerrit evensugoed nog flui tend de trap af en toen op naar' t Leewadder Nijsblad inne Ga- lileër Kerkstraat. Daar kreeg ie - van een meneer Hoekstra - een heel wat kammeraadskappelijker ont vangst en potdikkie, die beloofde hem, dat ie sorge su voor een foto graaf: "Morgenmiddag twaalf uur komt meneer Gombault bij je thuis!" En die het toen de foto nomen, die de volgende dag in 't Leewadder Nijsblad ston: Gekke Gerrit in sien voortuuntsje met een paar gediene- ringen in sien oren en oek nog een groate ring in sien neus. "De bekende Gerrit G." ston er onder, 'door onzen fotograaf voor zijn woninkje aan het Pieterselie- waltje gekiekt. Gaat Gerrit weer eens verhuizen, maar nu naar don ker Afrika? Het lijkt er op!" En laat er nou een paar dagen later wel degelijk een verhuzing weze in dit Pieterseliewaltsje! 't Was Gerrit niet, mar die verrekte De Jong, die hem smeerde. Mét sien hon en mét sien stinkende bok. Mar sonder ringen an sien kop! Nog jaren het ie ergens anders in Leewadden woand, mar met die rare ringen in sien oren hewwe se hem nooit meer sien. En Gerrit Gerrit het miskien uuteindelijk ner- ges so lang woand as just hier op t Pieterseliewaltsje! Kees Brol

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 11