'TKLEIHE KRANTSJE HERINNERING AAN JAN DE ROOS DE HEREN KAARTERS ZAGEN OP NOCH OM VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 13 Ongeveer twaalf jaar geleden maakte onze abonnee de heer M. W. Sytsema te Baarle Nassau deze karakteristieke foto van een stadge noot, die heel veel Leeuwarders zullen herkennen, nu ze deze plaat zien. Het is de heer drs. Jan de Roos, zoals altijd bepakt en bezakt op weg naar het een of andere doel. De heer De Roos, die in januari van het vorige jaar overleed, was een aartsverzamelaar, die ook veel waar de toekende aan paperassen, waar een ander niets om gaf. Zo verza melde hij bijvoorbeeld ook oude reisgidsen en spoorboekjes. Wat dit laatste verzamelobject betreft: van de treinenloop in vele landen wist hij alles - hij kon je bijvoorbeeld zo vertellen, wanneer de laatste trein van Moskou naar Wladiwostok vertrok en waar je moest overstappen, wan neer je van Tokio naar Nagasaki moest. Wij kunnen ons niet herinne ren Jan de Roos ooit in de stad te hebben gezien, zonder dat hij wat in zijn handen had; hij droeg in zijn ene hand op z'n minst een grote plastic tas of een aftandse citybag en in zijn andere hand dikwijls een grote doos. En in deze zeer karakteristieke houding kunnen we hem dan ook op de foto zien. Een aardige herinnering aan een buitengewo ne stadgenoot! Eigenaar van verhuisbedrijf in Leeuwarden moest elders in 't land de nacht doorbrengen; hij vond het tè laat om nog naar Leeuwarden terug te gaan en koos daarom een knus hotelletje in de vreemde stad, niet te dicht bij het drukke centrum en ook niet te dicht bij de stille rand van de stad. Na een bescheiden, maar goeie maaltijd maakte onze stadgenoot nog een wan delingetje langs de grachten en keerde toen naar het hotelletje terug om in de gelagkamer nog even de krant te lezen. Hij vond daar nu, verenigd om de stamta fel, een viertal heren kaarters, allen door een supporter gese condeerd, in totaal dus een ploeg van acht man. Van die acht keek niemand op of om, toen de Leeuwarder binnentrad en een rustig plekje zocht voor het lezen van z'n krant. Ook de kastelein, ijverig bezig met het wassen van de vaat, toonde geen enkele interesse bij het binnenkomen van z'n - ken nelijk enige - hotelgast. Het was overigens in alle opzichten een vredig toneel, waarbij het opval lend was, dat er door de stam gasten vrijwel niets werd gezegd - de heren leken bijzonder ge concentreerd hun spel te spelen. Vlak voor 't sluitingsuur evenwel werd de rust wreed verstoord door twee duidelijk beschonken kerels, die met de meeste klem nog enkele gevulde kelken eis ten, maar die ondanks hun tu mult ook geen enkele reactie ontlokten aan de acht om de stamtafel - die kaartten door en zagen op noch om. Ook toen de korte en nukkige weigering van de kastelein door een van de beschonkenen vlot beantwoord werd met een dreunende slag op de kaak, tengevolge waarvan hij geluidloos achter de tapkast verdween, zagen de kaarters op noch om - de hele scène leek hen te ontgaan. Anders echter was de reactie van onze verhuizer, die het zel den zo zout had gegeten: hij sprong op van z'n stoel, smeet de knokker op straat alsof het een kleedje was en joeg zonder hem aan te raken ook de ander op de vlucht - de kaarters zagen op noch om. Met behulp van de hevig geschrokken vrouw van de kastelein bracht de verhuizer de herbergier daarna in deze wereld terug (de kaarters zagen op noch om) en toen was het ook wel tijd om naar boven te gaan. De volgende morgen wilde onze stadgenoot z'n portemonnaie trekken, maar dat was er niet bij: „Je bent m'n gast geweest," zei de nu weer helemaal opgekik kerde kastelein, „je hebt je beter gehouden dan die vervloekte kaartkerels - en dan te beden ken: die komen hier al vijf en twintig jaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 13