'T KLEINE KRANTSJEi
Coem^akkn-aehja. het...
DE BETEKENIS VAN DE STRAATKOLK
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 15
DE TUINEN
Is er, behalve door Gemeente
werken, ooit geschreven over de
straatkolk? Het zou zo'n goed
onderwerp zijn voor een sociale
studie. Want die kolk vervulde
een nuttige, sociale taak, die on
misbaar was in ons dagelijkse
leven.
Langs de voortuintjes in de
Oeverdwarsstraat liep een goot
en daarin zat om de vijf huizen
een kolk. De bewoners van het
middelste huis moesten dus het
verst lopen, maar konden daar
entegen kiezen uit twee kolken,
wat in tijden van onmin zijn voor
delen had.
Onze huizen hadden toen nog
geen achteruitgang en geen
aanrecht met gootsteen, alles
wat afgevoerd moest worden
ging dus in de kolk. 's Morgens
om beurten wassen in het af
wasteiltje, één washandje, één
bonte handdoek: het vuile water
in de kolk.
Na het ontbijt afwassen, het ta
felzeiltje afnemen met de vaten-
doek, uitspoelen in het teiltje: het
vuile water in de kolk. Aardappe
len afgieten: in de kolk. Waterlei
ding hadden we wel, de kraan
zat in de gang, met een zinken
emmertje eronder voor het mor
sen. Maar een closet met water
spoeling kenden we alleen van
school, wij hadden een ton in
een hokje op de zolder.
Eenmaal in de week stommelde
de tonneman met een schone
ton op zijn schouder de zolder
trap op en kwam zwaar stam
pend met de volle naar bene
den. Zo'n ton was gauw vol,
daarom gebruikten we 's nachts
een grote, witstenen po, die ge
leegd werd in de kolk.
Vuile pannen boenen deden de
vrouwen bij de kolk, vis schoon
maken ook. De tobbes met het
vuile sop van de was, de waske
tels met het spoelwater: in de
kolk. De kolk was het graf voor
alles wat vies en waardeloos
was. Wanneer iemand zijn af
schuw te kennen wou geven
voor de een of andere vochtige
substantie, zei hij smalend:
"Gooi maar in de kolk."
Hoe vaak werd er daags een
gang gemaakt naar die kolk? En
hoe vaak trof je er dan wel niet
een buurvrouw? Wanneer een
huismoeder "er mee aan was",
nam ze snel het zinken lekem-
mertje en leegde het in de kolk,
wanneer daar ook juist een ge
schikte buurvrouw was.
"Wat is 't gloepes koud, hé?"
"Meens, hou op, en dan mutte je
wete dat.
OPGEKROPTE GEMOED
En het opgekropte gemoed
luchtte zich. Er kwam dan
meestal wel een andere buur
vrouw bij staan en de negotie
man wou het verhaal ook wel
aanhoren. De vrouwen hadden
de schort over de armen gesla
gen tegen de kou en een slip er
van hielden ze voor de mond,
want als je de kou in je rotte kies
kreeg.
Zo'n gesprek kon heel lang du
ren. Dan kwam soms ouwe
buurvrouw Zandbergen - ze was
al in de zeventig! - naar buiten
en zei vermanend: "Kom vrouw
lui, nou weer an't werk."
Natuurlijk gaven de vrouwen
daar dan geen gevolg aan, dat
mens had niks over ze te zeg
gen, maar de sjeu was van het
Blief nog even hangen Marie, dan kan 'k die boer vrage naar de goeie weg.
gesprek af. De negotieman ging
verder, de vrouwen herinnerden
zich ineens het kind dat in de ta
felstoel zat, de bedsteden die
nog opgemaakt moesten wor
den, de kookkachel die dreigde
uit te gaan.
De kolk lag verlaten tot de
school uitkwam. En dan was de
kolk voor de kinderen. Hij was
de aftikplaats bij handjeklap, de
verlosplaats bij verstoppertje.
Met drie andere kolken en de
brandput in het midden trilde de
spanning bij het kolkje-verwisse
len tot in zijn gietijzeren rooster,
's Avonds, bij het schrale licht
van de gaslantaarn, scharrelden
er vaak vaders rond, die er ge
vaarlijke afvalstoffen in loosden
of soms alleen maar stonden te
pruimen, als dat in huis niet
mocht.
En 's zaterdags als de straat
geschrobd werd, ontving de kolk
rijkelijk zijn deel van het reini
gende water en was, nat en
glimmend, het symbool van de
be-eindigde werkweek.
De kolk vervulde meer en betere
functies dan enig club- en buurt
centrum in deze tijd. En al de
neerslag van kinderruzies, bu-
renvetes, verhalen over ziektes
en kwalen, roddelpraatjes en
huiselijke moeilijkheden spoelde
doorzijn rooster weg.
Zwolle
Carry Jongbloed