TKLEIKE KKAHTSJE
DE GESCHIEDENIS VAN DE FIETS
VOETBALLEND BAKKERSELFTAL
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 11
Dit is het tweede deel uit
een serie van drie verha
len over de geschiedenis
van de fiets. In het vol
gende nummer van 't
Kleine Krantsje het derde
en laatste deel.
De houtvester Von Drais, die op
z'n zondags Carl Ludwig Frie-
drich Christian Freiherr van
Drais von Sauerbronn heette,
stond in zijn omgeving als een
zonderling bekend. Hij had een
grote liefde voor de mechanica
en vond verschillende dingen
uit: een kookkachel, een soort
schrijfmachine, een verbeterde
tabakspijp. Opzien baarde hij
met een verhandeling over een
stoomschip, dat zelfs stroomop
waarts zou kunnen varen en een
goede naam kreeg hij als de
auteur van een leerboek over
de bosbouw, dat nog lang werd
gebruikt. Maar over zijn plannen
om paarden letterlijk achter de
wagen te spannen, opdat ze
harder konden lopen, wanneer
de wagen de wind zou breken,
schudden velen het hoofd en
gewoon uitgelachen werd Von
Drais, toen hij beweerde, dat
een soldaat om een hoekje kon
schieten door de trekker van zijn
geweer niet naar beneden, maar
zijwaarts te houden.
VIERWIELIG VOERTUIG
In 1812, toen hij zeven en twintig
was, construeerde Von Drais
een vierwielig voertuig, waarin
hij twee bedienden voor de
voortstuwing liet zorgen en
waarmee hij veel bijval oogstte
van de Russische keizer Alexan
der de Eerste, die het vehikel in
Mannheim kwam bekijken.
Mocht Freiherr Von Drais over
het succes van deze vinding dus
wel tevreden zijn, vier jaar later
zou hij een opzienbarende uit
vinding doen, waarmee hij Euro
pa perplex liet staan: de twee
wielige loopmachine, die "de
naam draisine kreeg. Ook deze
draisine moest door het afzetten
met de voeten in beweging ko
men, maar doordat Von Drais
het voorwiel draaibaar maakte,
kon de berijder er veel meer
mee doen, dan met de vélocifère
van De Sivrac.
PROTOTYPE
Toch was het prototype van de
draisine nog een heel log, hou
ten gevaarte, maar nadat hij in
1817 als houtvester ontslag had
genomen om zich geheel aan
zijn uitvinding te kunnen wijden,
bracht Von Drais voortdurend
verbeteringen aan zijn machines
aan. Zo liet hij er een zadeltje op
bevestigen, maakte hij een
steun voor de armen en een
steuntje voor de rug en bracht
hij boven het achterwiel een
plankje voor de reistas aan: de
eerste bagagedrager. Veel
meer dan in Duitsland zelf
maakte de draisine opgang in
Engeland, waar de loopfiets zo
ijverig werd nagemaakt, dat
Von Drais zich in eigen land
meer en meer een miskend ge
nie begon te voelen.
Teleurgesteld trok hij dan ook
met zijn uitvinding naar Brazilië,
vanwaar hij in 1829 naar Duits
land terugkeerde: nog meer ge
desillusioneerd en zonder een
mark in de portemonnaie.
BERGAFWAARTS
Snel ging het nu bergafwaarts
met de uitvinder, die niet meer
serieus werd genomen in de
hoge kringen, waarin hij vroeger
had verkeerd. Nog maar zes en
vijftig jaar oud stierf hij, straat
arm en eenzaam en alleen in
een gesticht bij Karlsruhe - "seit
langem geistig nicht mehr nor-
mal" zoals een Duitse krant in
een sober overlijdensberichtje
schreef.
Niet meer dan drie en vijftig
mark bedroeg de hele nalaten
schap van Von Drais; rond tien
duizend mark werd er vijftig jaar
later door de Duitse wielrijders
bijeengebracht om met een
machtig monument in zijn ge
boortestad Karlsruhe ,,de grond
legger van de wielersport" post-
huum te eren.
Het was niet alleen Freiherr Von
Drais zelf, die in de eerste tien
tallen jaren van de negentiende
eeuw pogingen aanwendde om
de draisine te verbeteren: over
al, in Duitsland, in Engeland, in
Frankrijk, in Amerika zochten
uitvinders naar een beter voort
bewegingssysteem, want het
voortdurende afzetten met de
voeten bleef voor de berijders
een zeer vermoeiende bezig
heid.
Pas in 1834 kwam de Schotse
smid Kirkpatrick Mac Millan op
het idee om krukken aan te
brengen op de achteras, waar
door de voortbeweging kon ge
schieden door middel van hefbo
men en in 1853 kwam de Duitse
werktuigkundige Philip Fischer
op het denkbeeld om trappers
aan te brengen aan de as van
het voorwiel.
SLIMME VONDST
Deze slimme vondst van de
trappers pasten ook de Parijse
wagenmakers Pierre en Ernest
Michaux in 1864 toe en honderd
Deze foto van het Bedrijfsvoetbalelftal van de bakkerij Stelwagen aan Achter de Hoven ontvingen wij van onze abonnee de
heer Rinze van der Heide, die er zelf ook op staat. De plaat is in 1953 gemaakt. Staande van links naar rechts: Scheidsrechter
Zuidendorp Peke Kuipers, Planting, Jan Zuidendorp, met gebogen voor zich Hannes Looyenga, Rinze van der Heide, Anne
Bosma en Tjeerd Kooistra. Voor: een jongetje van Sietze Stelwagen, Jouke Jaap van Boerem, Frits Jansen, Sietze Stelwa
gen, Jouke Poelstra en zoontjes van Sietze Stelwagen en Frits Jansen.
"Wij voetbalden 's avonds na het werk" schreef de heer Van der Heide in z'n begeleidende brief "en tegenstanders waren dan
de jongens van de Gemeentereiniging, Haibertsma's kistfabriek en kappers- en slagerselftallen. Bij de Gemeentereiniging wa
ren verscheidene stevige jongens en enkelen meenden, dat ze in Spanje in de arena waren; dat waren net stieren, zoals ze
speelden. Als je verloor hoorde je dat nog weken later op straat. Aan het voetballen kon je zien of je te maken had met een
tonneman of met iemand van een kantoor. Prachtig - ik zie die atleten nog voor me. Velen zijn er niet meer, maar de mooie
herinneringen blijven bewaard. Als we op het Fonteiniand speelden moesten we eerst de schapen uit de kleedkamers jagen
voor we ons konden verkleden. We hadden dan zo'n lol, dat we niet eens zagen wat er op de grond lag. En wanneer je daarna
het veld opkwam plakte er nog vaak een stuk schapevuil aan je shirt of broekje. En kwam je ermee thuis dan zag moeder de
vrouw nogal vies, want je had toen nog geen douche, maar hoogstens een bak met water".
jaar later kunnen Duitsers en
Fransen elkaar nog in de haren
vliegen bij het beantwoorden
van de vraag, wie nu eigenlijk de
eer van het uitvinden van de
trappers toekomt.
De Michaux, vader en zoon,
hadden een wagenmakerij in
Parijs, waar ze op een goede
dag een houten loopwiel ter re
paratie kregen aangeboden.
Toen de eigenaar verzuimde om
de gerepareerde draisine af te
halen, ging de zoon Ernest er in
het weekend wat mee rijden. Als
geboren knutselaar werd hij zo
zeer door het rijwiel geboeid, dat
hij besloot om het na te maken.
Hij bouwde een houten draisine,
die veel lichter was, met een
voorwiel van 90 centimeter door
snee. Aan de as van het voor
wiel bevestigde hij massieve
trappers en de naven besloeg hij
met blik, terwijl er een ring van
bandijzer om de zware houten
wielen kwam.
GROTE TOEKOMST
Aangespoord door vader Pierre
Michaux, die al droomde van
een grote toekomst voor zijn
zoon, bedacht Ernest nog her
haaldelijk kleine verbeteringen
en in 1866 kwam er uit de Parij
se wagenmakerij al een geheel
ijzeren vélocipède met een rem
en een klein achterwiel.
Vol verwachting trok Michaux
met dit rijwiel in 1867 naar de
Parijse wereldtentoonstelling en
zo groot bleek nu de belangstel
ling voor deze vélocipède te zijn,
dat de Michaux konden beslui
ten een rijwielfabriek op te rich
ten - de eerste op het Europese
vasteland.
TRAGISCH
Maar zo droevig het indertijd
Freiherr Von Drais was vergaan,
zo tragisch verging het vader en
zoon Michaux ook: ze raakten
spoedig verwikkeld in een pro
ces met een snel opgedoemde
concurrent, zagen hoe hun fa
briek in puin werd geschoten in
de Frans-Duitse oorlog en kwa
men daarna financieel geheel
aan de grond. In 1883 stierf va
der Pierre Michaux als een arm
en een vergeten man, nadat zijn
zoon Ernest hem een jaar eer
der al in de dood was voorge
gaan.