'T KLEINE KEANTSJE NEERLANDS RADIOPIONIER KWAM UIT WEIDUM leeuwarden van a tot z H. H. Schotanus a Steringa Idzerda Het volgende nummer van 't Kleine Krantsje verschijnt op 24 juli VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN In ,,'t Kleine Krantsje" van 25 mei 1985 schreef ik een stukje over de radio van vroeger, die men wel de "oude stoomradio" noemt. De televisie bestond toen nog niet: het beeld ontbrak, maar dat tekort werd goedge maakt door de verbeelding. Za gen we op zondagmiddag Ome Keessie, met zijn bibberstem- metje niet voor ons? Ja, de radio stond toen centraal in onze huiskamers en wie geen eigen toestel bezat (toch altijd nog een hele uitgave!) die ont ving Hilversum en Huizen via de "radiocentrale" later de "draad- oproep" geheten. Ik verwachtte nogal wat reacties op dit verhaal, leder heeft zijn herinneringen aan de radio, die zich richtte op ieders smaak en overtuiging, want de AVRO, de VARA, de NCRV, de KRO en de VPRO hadden ook toen al hun eigen aanhang, al was meeluisteren door andersden kenden natuurlijk niet verboden. Met elkaar zorgden de omroep verenigingen in elk geval voor een heel stuk huiselijke gezellig heid en dat kan lang niet altijd van de televisie worden gezegd. DOODSTIL Maar het bleef stil, doodstil on der de lezers van ,,'t Kleine Krantsje", die voor een groot deel tot de oude aanhang van de radio mogen worden gerekend. Daarom vatten we dit onderwerp nu nog eens op en dan beginnen we met het begin, in de periode toen zelfs de oude omroepvere nigingen nog niet bestonden. Dat is een interessant stukje voorgeschiedenis van "het be stel". De Italiaan Marconi begon in 1896 met proeven radioseinen van een zender naar een ont vanger over te dragen en al gauw slaagde hij er in grote af standen te overbruggen. Maar dat gebeurde dan met morsesig nalen, die als lange en korte pieptonen hoorbaar waren. Daan/oor werd gebruik gemaakt van de uitstraling van electrische vonken; het Duitse "Rundfunk" herinnert nog altijd aan deze eerste fase van het radiover keer, die vooral voor de scheep vaart van belang was. Het pro bleem was natuurlijk wel dat er een specialist aan boord moest zijn die deze pieptonen kon ver staan en zelf uitzenden, de zo genaamde "marconist", die men ook wel "radiotelegrafist" noem de. Toen de zinkende "Titanic" in de nacht van 14 op 15 april 1912 noodsignalen uitzond, luis terde niemand op de omringen de schepen naar de radio, want de marconisten lagen te slapen of waren met iets anders be zig. Later werden op verschillende plaatsen in de met radio uitge ruste schepen bellen aange bracht, die gingen rinkelen wanneer een SOS-sein binnen kwam. EXPERIMENTEN Van de overdracht van de men selijke stem of van muziek was toen nog geen sprake. Dat moest wachten tot de radio lamp, later radio-buis genaamd, is de L van Leeuwarden, de stad van A tot Z, de stad met de hele wijde wereld er om heen. Wat er, in het kader van deze rubriek, wel en wat er niet van te zeggen? Een moeilijke zaak. Leeuwarden heeft zojuist het zevenhonderdvijftigjarig be staan 'gevierd' en toen zijn we al met een vloedgolf van histo rische en pre-historische gege vens overspoeld. Er kwamen reeksen interessante artikelen in de krant, er kwam een hele stapel boeken op de markt - allemaal in meer of minder ern stige vorm aan Leeuwarden ge wijd. Dat Leeuwarden op sociaal-, medisch-, bestuurlijk- en poli tiek terrein het onbetwiste cen trum van Friesland is weten we dus allemaal, dat het gezicht van de stad in de laatste de cennia volslagen veranderde, is evenzeer iedereen bekend. De alleroudste veteranen onder ons zullen zich de stad nog herinneren als erg klein, erg stil en erg gemoedelijk en waarvan het woongebied zich nauwelijks tot buiten de oude verdedi gingsgrachten uitstrekte. Jongere generaties hebben Leeuwarden al niet anders meer gekend dan als een zich snel ontwikkelende stad, waar van de nieuwe woonwijken steeds verder in alle windrich tingen opmarcheerden. Een wandeling van de uiterste oost punt naar de uiterste westpunt van de stad is haast al niet eens meer te doen; zeker niet, wanneer we bedenken, dat we langzaam maar zeker het wan delen zijn verleerd. Er is een tijd geweest, dat onze voorouders elke zondag een kuiertje maakten om de gehele stad heen, over de oude bol werken en langs de lommerrij ke singels aan de buitenzijde van de stadsgrachten - in die zelfde tijd liep men trouwens ook doodgemoedereerd naar plaatsen als Harlingen en Sneek om er op familiebezoek te gaan. Het aanzien van Leeuwarden veranderde vooral de laatste halve eeuw in sterke mate en veel, heel veel is er jammerlijk verloren gegaan. Van de oude wijken, in zekere zin vaak toch wel karakteristiek, is er niets meer overgebleven; van het oude Werkmanslust, van de oude Landbuurt, van de oude Weerklank, van het oude Tul penburg; er staan geen twee stenen meer van op elkaar. Leeuwarders, die de stad ver lieten om elders een bestaan te vinden, kijken bij terugkeer naar hun geboortegrond hun ogen uit; niet omdat zij de uit gebreide nieuwbouw zo boei end vinden, maar omdat ze weinig of geen herkenbaars meer terugvinden uit hun jeugd. Zelfs de binnenstad is op be paalde plaatsen ernstig aange tast, al mag wel gezegd wor den, dat het oude stadscentrum ook veel van zijn bekoring be hield, We hebben, nog niet eens zo heel lang geleden, een kreet op een woning aan het Zaailand zien staan: 'Leeuwar den, wat ben je lelijk!' - het was een van de grootste leu gens, die we van de hand van de anonieme kladderaars ooit hebben gezien. Leeuwarden, en met name het oude winkelcentrum, mag nog altijd trots zijn op zich zelf - er zijn waarlijk weinig steden in Nederland met een zo aantrek kelijke en interessante city als die van ons. voor dit doel bruikbaar was ge worden. Kort na de eerste we reldoorlog was het zo ver en toen begonnen de eerste experi menten met de radio-omroep. Daarbij zou in Nederland een belangrijke rol gaan spelen de zoon van de dorpsarts te Wei- dum, de in 1885 geboren Hanso Henricus Schotanus a Steringa Idzerda, wiens nogal volmondi ge naam vaak tot een eenvoudig "Idz" werd afgekort. Al was zijn voorgeslacht rijkelijk voorzien van artsen, toch koos hij voor zichzelf de techniek: electriciteit en, daaruit voortkomend, de ra dio. Op die weg werd hij geleid door een ingenieursstudie in het Duitse Bingen. WEINIG TE BELEVEN Nu is Weidum een liefelijk dorp, maar voor Idzerda was er maar weinig te beleven. We vinden hem dan ook in 1914 al in Den Haag als oprichter van het tech nisch bureau "Wireless", dus "draadloos" en dat bracht hem op het spoor van zijn grote ambi tie. In de eerste wereldoorlog was daar weinig mee te beleven, want zelfs het luisteren naar te- legrafie-zenders in binnen- en buitenland was een tijdlang ver boden. In 1918 herdoopte hij zijn zaak in de "Nederlandsche Ra dio Industrie", met als adres Beukenstraat 8-10 in Den Haag. Hier kwam hij tot de voor de hand liggende opvatting dat het in de handel brengen van radio ontvangers geen zin had wan neer er niets te ontvangen viel. Idzerda bouwde een zender en bracht die voor het eerst in de lucht op 6 november 1919. Dat was de eerste radio-uitzen ding, niet alleen in Nederland, maar in heel de wereld, uitgaand van het beginsel dat tijd en pro gramma van tevoren bekend moesten worden gemaakt om aan het beginsel van de open baarheid te voldoen. Een advertentie in de "Nieuwe Rotterdamsche Courant" van 5 november 1919 kondigde de uit zending aan. Het eerste num mer was de mars "Turf in je ransel", officieel de "Grena diersmars", overgenomen van een grammofoonopname van de Koninklijke Militaire Kapel, die het monopolie had en heeft van dit bekende muziekwerk. Dit corps geniet dus de eer de eer ste muziek door de radio te heb ben doen weerklinken. Idzerda heeft de eigen uitzen dingen tot zijn faillissement in 1924 voortgezet. Aanvankelijk kon hij wel de gratis medewer king krijgen van uitvoerende kunstenaars, maar later, toen het nieuwtje er wat af was, eis ten ze betaling. Verzoeken om vrijwillige bijdragen van de luis teraars werden onvoldoende be antwoord en zo raakte de radio pionier in geldnood. En inmiddels was (in 1923) de "Hil- versumsche Draadlooze Om roep" opgericht. Dat was de voorloper van de AVRO. De ra dio groeide naar volwassenheid en bood geen plaats meer aan een eenling, hoe groot zijn ver diensten ook waren geweest. In 1925 probeerde Idzerda het nog eens, maar dan op handelsge bied, met de N.V. "Idzerda Ra dio", die het tot 1932 heeft uitge houden. TRAGISCHE DOOD Dan blijft alleen nog de tragische dood over van deze pionier, die zich interesseerde voor alle vor men van techniek. In de winter van 1944 kwam een Duitse V2- raket neer bij de raketbasis in Scheveningen. Idzerda ging op zoek naar brokstukken van dit interessante projectiel, werd daarbij tweemaal door de Duit sers betrapt en daarna voor een spion aangezien. Anderhalf uur later werd hij doodgeschoten.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 15