'TKLEIHE KRAKTSJE VIJFTIEN JAAR JOODS LEVEN IN LEEUWARDEN 1930-1945 AKSCHRIFTCURSUS RECLAME-ATEUER A. BROEKHUYSEN fenno Op veler verzoek houdt ondergeteekende nog een CURSUS vanaf FEBRUARI tot MEI. Zeer aan te bevelen voor Dames en Heeren- Winkelpersoneel. - Verlaagd tarief. - Aangifte dagelijks BIJ DE PUT 1 TELEFOON 6398 rep0oTLAscho"stra .rMMO L- =>ur VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7 Wanneer wij op zoek naar het Joodse leven in de dertiger ja ren een lange speurtocht gaan maken door de stad, zullen we dat aanvankelijk zonder sys teem en helemaal vrijblijvend gaan doen. Het ene moment vallen we een Joodse winkel binnen in het jaar 1939, om on middellijk daarna aan te bellen bij een Joods gezin in het jaar 1932. We zullen ook zomaar kunnen overspringen van de Nieuwe- stad naar de Sacrementsstraat, of van de Voorstreek naar de Nieuweburen, om, je weet het maar nooit, daarna weer naar de Voorstreek terug te keren. We zullen ook een artikel over het Joodse kerkelijke leven di rect kunnen laten volgen door een verhaal over Achdoeth, de roemruchte Joodse voetbalver eniging. En we kunnen net zo goed oude herinneringen ophalen aan de strapatzen van de ver maarde Zuurkoning als aan de activiteiten van, bijvoorbeeld, een Joodse tandarts als Van Kollem. Kortom, dit wordt een lang en gevarieerd vervolgver haal met wendingen, die even wisselvallig zijn als het weer. Pas later gaan we meer chro nologisch te werk en zullen we een aantal memorabele feiten en gebeurtenissen uit die vijf tien jaar tussen 1930 en 1945 ordelijk op een rijtje zetten. Aan het eerder vermelde uit gangspunt houden we natuurlijk vast: we beginnen onze wande ling, het kan natuurlijk niet an ders, in het hartje van onze oude binnenstad, op het plein tje Bij de Put. Daar hebben, kunnen we zeggen, "altijd" Joodse gezinnen gewoond, daar zijn ook "altijd" Joodse winkels geweest. Al was het wel zo, dat er ook immer niet- Joodse stadgenoten woonden én werkten. Een vooraanstaande Joodse familie, die zich hier in 1937 vestigt (op nummer 9) is die van de godsdienstonderwijzer Samuel Mendels (1885) en zijn vrouw Henriette Louise Jacob- son (eveneens 1885). Het ge zin heeft eerder in de Steyn- straat, in de Breedstraat en aan de Reyndersbuurt gewoond. De heer en mevrouw Mendels zijn oorspronkelijk niet afkom stig uit Leeuwarden; hij is ge boren in Almelo, zij in Nijme gen. Samuel en Henriette staan aan het hoofd van het grootste Joodse gezin in de stad: zij hebben zeven kinderen. Dat zijn: Catharina Jetje (1912), Jetje (1914), Abraham David (1920), Veronica (1921), David Arthur (1923), Arthur (1924) en Rozalie (1925). Nog geen half jaar na het ver huizen van de Reyndersbuurt naar Bij de Put wordt het grote gezin getroffen door een ramp: Veronica, net zestien jaar oud, komt dan te overlijden. De heer en mevrouw Mendels zijn gerespecteerde figuren in de Joodse gemeenschap; hun kinderen zijn dat al evenzeer. Buurtbewoners kunnen de klok er op gelijk zetten: iedere zater dagmorgen zien ze de leraar met zijn drie zonen in een klei ne, traditionele optocht naar de Synagoge gaan. Aan dezelfde kant aan Bij de Put, op de hoek van de Speel mansstraat, later Lichtdrukkerij Buurke, is in het begin van de dertiger jaren de kruideniers- en snoepwinkel van de wedu we Judik Cohen-Drielsma. Ju- dik, in 1892 geboren in Leeu warden, heeft in 1925 haar man Phlip Cohen door de dood verloren. Philip, die zelf handelsreiziger was en die niet ouder mocht worden dan twee en dertig jaar, liet een zoontje achter van net twee, Leo Jacob Cohen. In mei 1932 hertrouwt Judik met de reclameschilder Abra ham Broekhuysen (1881), die vier maanden eerder zijn negen en vijftigjarige vrouw Sibilla Herz door de dood verloor. Ook Abraham heeft een kind, Leen- tje, op de dag van het huwelijk zestien jaar oud. In de loop van de komende ja ren zullen de familieverhoudin gen in het nieuwe Broekhuy- sen-Drielsmagezin niet ieder een erg duidelijk zijn - velen denken abusievelijk dat de knappe Leo Cohen ook een kleine Broekhuysen is. En dan is er ook nog een oude dame in huis, Rachel Keizer, de moeder van Judik, die met Ja cob Drielsma was getrouwd en die van 1864 is. Judik Broekhuysen krijgt ook nu niet te klagen over bezoek in haar winkel - heel veel snoeplustigen uit de omgeving weten haar zoete versnaperin gen te waarderen. Zij is een in drukwekkende vrouw, die, wat in deze tijd nog niet zo heel veel voorkomt, met opvallende rood gelakte nagels achter de toonbank staat. En Abraham Broekhuysen, een wat oudse, grijze en heel ge moedelijke man, staat als recla meschilder als zeer vakbe kwaam bekend. Hij houdt ook Het echtpaar Mendels met de dochters Catharina Jetje. Jetje en Rozalie. cursussen en leert zijn collega winkeliers hun waren met keu rig geprijsde kaartjes aan de man te brengen. Heel bekend in het Leeuwar den van de dertiger jaren is de fabriek in metaalwaren van De Bruin en Joles aan het Zuid- vliet. Joles zit eerst alleen op nummer 106; later fuseert hij met de niet-Joodse De Bruin en vestigt de onderne ming zich ook op nummer 66, nu Tjepkema's schildersbedrijf. De Bruin en Joles fabriceren alle mogelijke metaalwaren, huishoudelijke artikelen als lampen en krantebakken, maar ook stallantaarns en onderde len voor de spoorwegen. Zo nu en dan arriveren er op nummer 106 wagonladingen vol glas werk, die dan voor de nieuw te fabriceren lampen zijn be stemd. Joel Samuel Joles, geboren in Meppel in 1874, woont met zijn vrouw Carolina Furster (1871) in het pand Oostergrachtswal 37. Zijn jongere broer Samuel (1880) werkt ook in het bedrijf. Hij reist ervoor en is verder een soort Manus van alles, leder een leert hem kennen als een ontzettend ijverig mannetje. Hij woont met zijn in Leeuwarden geboren vrouw Kaatje de Jong (1897) eerst in de Sint Jacobs- straat en later in de Goudenre genstraat op nummer 24. De oude heer Joel Joles heeft behalve twee dochters, Judith Hendrina (1903) en Hendrina Geertruida (1910) een zoon, Levie (1901), een rustige en bescheiden figuur, die op zeke re dag tot verbazing van velen lid wordt van. de N.S.B.! Maar hij doet dit wel op een moment, dat deze nationaal-so- cialistische beweging zich nog niet zo duidelijk als anti-semi- tisch heeft gemanifesteerd. Levi Joles is een academicus en hij denkt door lid te worden van de N.S.B. het anti-semitis- me juist te kunnen bestrijden. Hij is ook secretaris van de Kring van Joodse Academici in Friesland en wanneer zijn vrienden hem voor de keus stellen óf te bedanken voor die N.S.B., óf zich terug te trekken uit de Kring, kiest Levie Joles voor de partij - hij blijft bij de N.S.B. Een geheel andere, nadrukke lijk uit de pas lopende Joodse stadgenoot is de lompensor teerder Herman Valk, die eerst aan de Noordersingel woont, maar die in mei 1936 verhuist naar een bovenhuis aan de Breedeplaats. Bijna veertig jaar oud heeft hij zich - in 1920 - tot het Chris tendom bekeerd en hij ontpopt zich als een van de meest fer vente strijders voor het Leger des Heils! Eigenlijk alleen ge steund door zijn niet-Joodse vrouw Eelkje de Wal, bewan delt Broeder Herman Valk een heel moeilijk begaanbare weg. Zijn Joodse familie heeft zich van hem afgewend en in zijn onvermoeibaar getuigen van de liefde van de Messias, stuit hij op veel verguizing en smaad. In een openluchtsamenkomst van het Leger des Heils bij de Jelsumerstraat wordt Herman Valk door omstanders met een pan met kokend vet bekogeld. Hij krijgt het gloeiende vocht over de kleren, maar niet over zijn hoofd. Zijn enige reactie is een luide roep uit zijn hart: „Halleluja!" Ook de regelmatige aanvallen met modder en stenen zullen Broeder Valk niet deren en wanneer tijdens het collecteren in een samenkomst bij de Wis- sesdwinger een kwajongen hem de collecteschaal uit de handen slaat, blijft Herman Valk ongestoord als een rots in de branding staan en. hij lacht. Zijn geloof is onkreuk baar en er is niets dat hem keert op de weg, die hij eens verkoos te gaan. 1 Een bekende Leeuwarder notaris, erg geïnteresseerd in en altijd op zoek naar antiek, slentert door de oude binnenstad. Plotseling, bij het uitdragers winkeltje van Samuel in de Speelmansstraat, krijgt hij een schok: hij ziet daar een kat melk drinken van een antieke schotel, die hij on middellijk als van grote waarde herkent. "Ik bied je twee gulden voor die kat" zegt de notaris. "Die kat wil ik niet kwiet" zegt Samuel. "Ach man" zegt de notaris, "dat beest is helemaal niet mooi, maar ik ben nu een maal een rare en ik hou van katten van dat soort. Ik geef je er vijf gulden voor". "Nou vooruit dan maar zegt Samuel en hij stopt de vijf gulden in zijn zak. "Je hebt er zeker geen be zwaar tegen, dat ik dat schoteltje op de koop toe neem" oppert de notaris. "De kat zal beter wennen, wanneer hij uit z'n eigen schoteltje drinkt". "Gien denken an" zegt Sa muel. "Die skuttel brengt mie geluk. Alleen dizze week vekocht ik al twaalf katten".

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 7