REKLAME DICKVANDERHEIJDE JR
T KLEINE KRAHTSJE.
cfft
oen we
oA de
Jsm wijf'
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 15
adviesbureau voor reklame en publiciteit jozef israëlsstraat 6-10 058-124984
Dit is een foto van de Muloschool aan de Wissesdwinger en wel van
de eerste klas uit plusminus 1926. De klasseleraar is de heer Mei-
nardy, die ook Franse les gaf. Verder staande van links naar rechts:
Jelle Boorsma, Trijntje Visser, Neeltje Vellinga, een onbekende in de
kleding van een van de weeshuizen, Koosje Idema, Aukje Bakker,
een Geveke, Jan van der Velde en een ledema. Zittend, ook van
links naar rechts: Johan van Campen, Reinders met een vraagteken,
Jan Keverkamp, Jacob Knol of een Boersma, Kees Klein en Piet
Stevan. Vooraan liggend: een onbekende, Piet Tania met een vraag
teken en Wim Vlietstra. De foto werd ons toegezonden door de heer
J. G. F. van Campen te Hengelo. 'Zullen de meesten van hen
elkaar op de grote reünie van 10 oktober ontmoeten?" zo vraagt hij
zich af.
(Vervolg van pag. 4)
toen meester Yestra jarig was.
We kregen allemaal een ge
bakje uit de bekende houten
gebaksdoos, (stel je voor, een
echt gebakje!) maar voor Elkan
was er een zakje met twee
'portugeesjes', gekocht bij een
joodse bakker. Ook dat was
heel bijzonder. Wat weet je als
tienjarige van kosher voedsel?
„Misschien moeten ze dat om
I mekaar wat te laten verdie-
nen," peinsde ik, zoals een ge
reformeerde buurvrouw die al
leen brood nam van ,,'n bakker
Ifan óns kerk." Maar yan mees
ter Yestra vond ik het erg aar
dig, al leek het me sneu voor
Elkan dat hij een droog Portu-
geesje kreeg en niet zoiets
zeldzaams als een gebakje.
In de zesde klas kwam Elkan
vlak achter me te zitten. Daar
was ik trots op, al vond ik het
jammer, dat ik nu niet naar
hem kon kijken, want verder
'contact was er niet. Jongens
en meisjes praatten immers
niet met mekaar? Stel je voor,
op alle schuttingen zou staan:
Klaasje gaat met Elkan. Wat
natuurlijk geweldig zou zijn ge
weest. Ik was een hele brave
leerling en lette altijd erg goed
op. Daarvoor werd ik dan ook
beloond. Want op een middag,
toen we een heel stel moeilijke
sommen opkregen, fluisterde
Elkan: „Laat mie jouw sommen
even afkieke. Krij je oek 'n tüts-
je fan mie."
Hevig vereerd door dat verzoek
hield ik mijn lei scheef, een
waagstuk in eigen ogen, want
ik zat op de voorste bank.
Het tütsje heb ik nooit gehad,
maar jarenlang leek de held uit
mijn meisjesboeken en dagdro
men sprekend op Elkan Ita
lië.
Carry Jongbloed-Smit
PFINGER UND PINGEL
De heer Jac. Bakker haalt in
het juni-nummer van 't Kleine
Krantsje heel wat herinneringen
aan uit de meidagen en daarna
uit de Tweede Wereldoorlog
Hij noemt daarin o.m. de naam
van de man voor de voedsel
voorziening in onze stad, de
heer Pfinger. Dat riep bij mij
ook weer herinneringen op.
De accountantsdienst van de
Coöp. Zuivelbank - nu Fries
land Bank geheten - had de fi
nanciële kontrole over de
Coöp. Exportslachterij in Ak-
krum.
In de oorlog kreeg "Akkrum" te
maken met een Duitse (be-
roeps)officier, Herr Leonart, die
er voor moest zorgen, dat de
Duitse soldaten onder Rommel
in de Afrikaanse woestijn wat te
eten kregen.
Het vervelende voor mijn colle
ga en mij was dat we met de
zelfde trein naar Akkrum reden
als Leonart. Hij wachtte ons al
tijd op en we liepen dan naast
elkaar naar de F.C.E. We
schaamden ons kapot. De Ak-
krumers wisten wel wat ze aan
ons hadden, maar toch.
Op de dag van de commando-
overval op Dieppe ging ik al
leen naar Akkrum. Leonart
wachtte me weer op. Hij was
erg zenuwachtig en vertelde
dat de invasie was begonnen.
Ik had die ochtend via de En
gelse radio van de overval ge
hoord en was zo stom die Duit
ser te zeggen dat dit niet de
verwachte invasie was. Ik zei
dat die nog zou komen. Uiter
mate stom natuurlijk. Leonart
werd kwaad en we zeiden niets
meer tegen elkaar. Ik besefte
naderhand mijn stommiteit en
dacht dat mijn uitlating wel ge
volgen zou kunnen hebben en
was opgelucht toen Leonart en
kele dagen daarna werd over
geplaatst. Leonart was een
echte nazi.
Hij werd opgevolgd door Ober-
sturmführer Paul Pingel (de
heer Bakker schreef: Pfinger,
een goed mens, geen nazi,
maar ja, het was oorlog. Pingel
moest zorgen dat het Duitse le
ger van voedsel werd voorzien.
Hij werd gedetacheerd bij
Koopmans Meelfabrieken, Con-
densfabriek, Frico en F.C.E.
Pingel verbleef in het huis van
de joodse familie Cats aan de
Harlingerstraatweg. Ik woonde
in de Beethovenstraat en we
konden elkaar 's morgens te
genkomen op weg naar het
station. Als ik hen zag naderen
kroop ik in de Nachtegaalstraat
achter een'rhuurtjèèn "'liep
daarna door andere straten
naar het station.
Ofschoon Paul Pingel geen
echte nazi was kreeg ik op een
dag onenigheid met hem toen
ik 't opnam voor de onderdui
kers. Hij nam me dat erg kwa
lijk en we hebben elkaar sinds
dien niet meer aangekeken. Blij
toe!
Zoals gezegd gingen de vlees-
produkten van de exportslach
terij naar het leger van maar
schalk Rommel. Pingel had op
een gegeven moment het ver
moeden dat hij werd belazerd
door chef-slager Harkema. En
dat was ook zo. Pingel moest
steekproeven nemen. Hij had -
denk ik - niet zoveel verstand
van vleeswaren en kon niets
bewijzen, maar hij was bang,
want hij werd in Münster ge
controleerd door deskundigen.
Hij zei dan soms tegen Harke
ma: "dit kost mij nog eens de
kop". Maar Harkema trok zich
daar niets van aan en zorgde
dat zijn personeel niet te kort
kwam. En mijn collega en ik
herinneren ons nog de heerlijke
Jagerwurst, die Harkema ook
ons toebedeelde.
Leëuwardëh' Albert' Reitsma