■T KLEINE KBAHTSJE CAFEDEOSSEKOP BIER SMAAKTE NERGENS ZO LEKKER ALS HIER LEEUWARDEN VAN A TOT Z VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5 Met uw artikel over het vijfen zeventig bestaan van het café De Ossekop in een vorig Kleine Krantsje heeft u ongetwijfeld een aantal oud-Leeuwarders een groot genoegen gedaan. Ik althans ben er bijzonder door getroffen. Vele beelden uit een ver verleden kwamen mij weer voor de geest. Het zal nu zeve nenzestig jaar geleden zijn, dat ik dit etablissement voor het eerst bezocht. Ik was toen zes tien jaar en ik heb mij er later dikwijls over verwonderd, dat mijn vader, die toch niet be paald een tolerante opvoeder kon worden genoemd, mij op die jeugdige leeftijd, bij dat ca fébezoek en het drinken van bier, geen strobreed in de weg legde. Nog wel in een tijd, dat er bijzonder veel aan drankbe strijding werd gedaan en het lidmaatschap van de "Blauwe Knoop" vurig werd aanbevolen. DIEPE ELLENDE En terecht, want vele arbei dersgezinnen werden door j drankmisbruik in diepe ellende gedompeld. Waarschijnlijk ver trouwde hij er op, dat ik mij niet te buiten zou gaan en was hij de mening toegedaan, dat het beter was een "kleine zonde" over het hoofd te zien dan de oorzaak .te. zijn van een karak tervervorming, .teweeggebracht j door het verstolendoen van wat verboden was.Hoe het ook zij, ik had kameraden, die eni ge jaren ouder, waren dan ik, I o.a. de latere veeartsen Jan Heeg en Petrus Nieuwenhuis en Ir. Theo Ruyg, waarmee ik toen de R.H.B.S. op het Zaai land bezocht en die toen al graag een glaasje bier lustten. Het kon daardoor niet uitblijven, dat ik met hen naar de Osse kop ging, waar we menig half litertje bier naar binnen werk ten. Na zo vele jaren kan ik niet anders zeggen dan dat me dat geen kwaad heeft gedaan en dat ik daaraan de beste herin neringen heb overgehouden. NIET VERANDERD Blijkens uw mededelingen is er in het café, waarvan hier spra ke is, nauwelijks iets veran derd, het zij dan dat het voor ste gedeelte dat men het eerst betreedt, thans een fietsenstal ling is, terwijl het vroeger altijd bezet was door enige stamgas ten, die blijkbaar liever het gerstenat consumeerden in het halfduister. Wij begaven ons daarentegen door de yoorhang in het beter verlichte gedeelte en mengden ons onder de an dere gasten, waaronder vele vooraanstaande neringdoenden en andere stedelingen. Sommi gen zaten om een in een grote tafel veranderd biljart in het midden van de zaal, anderen aan tafeltjes tegen de zijkant ervan. Ik verwonder mij er nu nog over, hoe vriendelijk deze oudere mensen ons in hun midden tolereerden en hoe ge zellig wij met hen konden de batteren. BIJZONDERE WERKING Alcohol kan, zoals ik ook later dikwijls heb ondervonden, een bijzonder stimulerende en vriendschapwekkende werking hebben. Van de toen aanwezi- Willem Eygelaar: net als zijn vader een bovenstebeste biertapper: gen herinner ik mij het beste de heren Drieske Bouman, de vriendelijke slager uit de St. Ja- cobsstraat en zijn broer, de be kende wielrijder en de joyeuze textielman de heer Eduard Lampe. Vooral de laatste was, als Duitser van afkomst, een stevige bierdrinker. Merkwaar dig was, dat hij zonder te slik ken - althans zo scheen het - het bier naar binnen liet glijden. Hij reisde veel door de provin cie en stond bij de vrouwen, waar hij zijn waren aan de man bracht bekend als "de keap- man". Hij was altijd in het don ker gekleed met een grote zwarte flambard en droeg steeds een grote rode bloem in het knoopsgat, 's Winters kon men hem bewonderen op het ijs, waarop hij, niettegenstaan de zijn gewichtige gestalte, op kunstschaatsen, de prachtigste figuren ten toon spreidde. De geprekken bestonden na tuurlijk, evenals ook thans aan de bittertafel, uit, wat de Engel sen noemen, "small talk", over gebeurtenissen van de dag en over problemen, die met de po litiek te maken hebben. De ou deren schepten waarschijnlijk genoegen in het halfvolwassen gezwets van de jongeren, die vaak meenden de wijsheid al in pacht te hebben. Voor mij staat vast, dat deze gezellige ge sprekken in niet onaanzienlijke mate tot mijn vorming hebben bijgedragen. SNOTNEUZEN Intussen zorgde Klaas - ook wij snotneuzen noemden deze uit zonderlijk vriendelijke en hard werkende man zo - achter de toog bijgestaan door zijn don kerharig vrouwtje, dat de gla zen gevuld bleven. Op de door de gasten geroepen orders ant woordde Klaas altijd "Sjie me neer", wat zoveel beduidde als "alsjeblieft meneer". Met zijn enigszins gebogen slanke gestalte snelde hij op zijn grote (horeca) voeten met het met schuimende glazen volgeladen dienblad de gelag kamer op en neer en deelde met altijd - door het voortdu rend wassen van de glazen in de spoelbak - vochtige handen de volle, van een lobbige man chet voorziene glazen uit aan z'n dorstige klanten. Ik moet later in mijn leven nog duizenden biertjes gedronken hebben, maar die hebben niet - zo lekker gesmaakt als die, welke door Klaas met zoveel zorg geserveerd worden. Bier tappen is een kunst op zich zelf en niet alle barkeepers zijn die kunst - zoals ik herhaaldelijk heb ondervonden - machtig. JUISTE ATMOSFEER Bier smaakt op z'n best als het uit een kraan komt, die voort durend loopt met een passende temperatuur en koolzuurdruk in de juiste atmosfeer. In Engelse pubs wordt het bier lauw opge pompt en zonder schuimkraag aan de klant voorgezet. Ik kan het niet appreciëren. Dit is wel het andere uiterste van wat ik goed bier tappen noem. De echte goede biertappers zijn (Vervolg op pag. 6) Is de O van de Oldehove, van ouds het symbool van de stad Leeuwarden. Overal komt de toren op vooi, overal kun je de afbeelding er van zien. Op briefhoofden, in advertenties, op suikerzakjes, op handdoeken, op koekjetrom mels, op badpakken, op vignet ten, nou ja, ga maar door. Wij kunnen ons voorstellen, dat er nog eens iemand komt, die er aardigheid aan krijgt om al die dingen te gaan verzamelen, waar de Oldehove op staat - je zou zo een curieuze collectie bijeen kunnen krijgen. Gebouwd in 1529 en in de ja ren daarna heeft de Oldehove de gehele stad voor zich zien opdoemen: als de toren kon praten zouden we een verhaal horen, zoals we er nog nooit een hebben gehoord. Veel Leeuwarders weten te vertellen, dat de Oldehove heel vroeger een vuurtoren was, een vuurtoren aan de rand van de Middelzee, waarvan het wa ter inderdaad tot onze stad toe kwam - de Wirdumerdijk was oorspronkelijk gewoon een dijk van die Middelzee en die liep langs de noordkant, van wat nu de Nieuwestad is, met een mooie bocht omhoog in de rich ting van Stiens; dat was wat we later noemden de Stfèhserdijk. n9UU3 91D Maar wat een onuitroeibaar misverstand: toen bouwmees ter Jacob van Akën zijn arbei ders de plaats wees waar de toren moest komen, bestond die Middelzee al lang niet meer; het was toen zeker al een honderd jaar geleden, dat de zee was dichtgeslibt. In de vijftiende eeuw, veertien honderd zoveel dus, is er op de plaats van de Oldehove een grote driebeukige baseliek ge bouwd, de Sint Vituskerk. Die zou later nog vergroot worden en daarvoor werd de Oldehove als toren bestemd. Een toren met een spits en van wel een dikke negentig meter hoog. Maar toen de toren nog maar een meter of tien was opge trokken verzakte het bouwwerk al. Dat werd wel gecorrigeerd door de toren opnieuw recht omhoog te trekken, maar toen verzakte het gevaarte weer. Dat was dus een ramp en bij de dood, drie jaar later, van Ja cob van Aken wisten de men sen te vertellen, dat deze bouwmeester gestorven was door verdriet. De nieuwe bouwmeester werd Cornelis Frederiks, maar die werkte nog maar een jaar aan het ondankbare karwei. Toen stopte men met de bouw en zo bleef de Oldehove onvoltooid. Scheef en krom staat ze er nu nog net zo als toen. Maar dat de toren ooit zo n inspirerend symbool voor de stad zou wor den, heeft in de tijd van het bouwen natuurlijk niemand voorzien. -

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 5