'TKLEINE KEAHTSJE
INTERESSANTE VISIE OP STAD
VAN DOKTER KOOPERBERG
LEEUWARDEN EEN EEUW GELEDEN
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 6
„Leeuwarden is, wat men mag
noemen, een fraaie stad. Niet
door het monumentale karakter
harer huizen, niet door het
grootsche van haren aanleg
verdient zij dezen naam, maar
wel door het indrukwekkende
en eerbiedwaardige, dat haar
als hoofdstad der oude Frie-
sche landen nog altoos min of
meer kenmerkt."
PLAATSBESCHRIJVING
Dat schreef, nu precies hon
derd jaar geleden, dr. Ph.
Kooperberg in zijn 'Geneeskun
dige Plaatschrijving van Leeu
warden', een boek van 344 pa
gina's, waarin hij het niet alleen
heeft over ziekten en medische
zorg, maar over alles wat de
gezondheid kan belemmeren of
bevorderen. Zijn onderzoekin
gen strekten zich veel verder
uit dan tot zijn eigen werkter
rein: het Stadsziekenhuis,
waarvan hij geneesheer-direc
teur was. Daardoor geeft zijn
boek een zeer uitgebreid beeld
van de levensomstandigheden
van zijn tijdgenoten, rijk en
(vooral) arm. Uit dit tijdsbeeld
putten wij een aantal artikelen,
die laten zien wat er in honderd
jaar is veranderd. Bewondering
voor dit uitgebreide en interes
sante werkstuk blijkt in het bij-,
zonder uit de naam 'Kooper
berghuis', die het gebouw van
de Districts Geneeskundige en
Gezondheidsdienst aan de
Oostergoweg indertijd heeft ge
kregen.
Laten we beginnen met de
Een van die nauwe doorgan
gen in het oude Leeuwarden:
de Pijpbakkerssteeg tussen de
Tuinen en de Amelandsstraat.
woon-omstandigheden van de
toenmalige Leeuwarders. Goed
te spreken is de schrijver uiter
aard over de 'woningen der
meergegoeden', al vindt hij
sommige wat 'hokkerig'. Het
meest voorkomende type heeft
een gang in het midden. Aan
één kant daarvan vindt men
achter elkaar de salon met een
suite of woonkamer, aan de an
dere nog een kamer en de trap
naar boven. De keuken is aan
het eind van de gang of in een
souterrain (half ondergronds
vertrek). In dit deel van de wo
ning, achter de trap, bevindt
zich het privaat, naar het ton
nenstelsel ingericht, zodat men
echt 'even naar achteren' kon
gaan.
De slaapkamers zijn uiteraard
boven en de dienstboden sla
pen meestal in zolderkamertjes.
Ook binnenshuis moet het ver
schil in rang en stand uiteraard
in ere worden gehouden; vaak
is er zelfs een aparte 'meiden
plee'.
Na 1874 worden nieuwe wonin
gen voor meergegoeden ge
bouwd in het Stationskwartier,
dus de Sophialaan en omge
ving. Daar verrijzen ook enkele
villa's voor de rijken. In deze
buurt kwam de eerste woning
bouw buiten de oude stad tot
stand.
BURGERKLASSE
Een trede lager op de maat
schappelijke ladder staat de
burgerklasse, waartoe dr.
Kooperberg vooral de eigena
ren van winkels rekent. Ze
woonden achter de zaak in een
kamer waar het daglicht maar
weinig toegang had en door
een gebrek aan ventilatie de
geur van de koopwaar op een
onaangename manier kon bin
nendringen. De salon boven
aan de voorkant was een aan
genamer verblijfplaats, maar
van daaruit kon de winkel uiter
aard niet in de gaten worden
gehouden. Dat was dus de
'zondagse kamer'.
De slaapkamers waren slecht
gelegen en slecht ingericht. De
dienstboden sliepen op een
niet afgesloten deel van de zol
der, dan wel in een bedstede in
de keuken.
Dr. Kooperberg vervolgt zijn
maatschappelijke indeling met
de 'kleine burgerklasse'. De
vertegenwoordigers daarvan
hebben meestal geen winkels;
woonhuizen voor deze groep,
soms beneden- en bovenwo
ning, vormen de bebouwing
van de Bleekerstraat en Wes
terstraat (naast het Rengers-
park ten noorden van de Span
jaardslaan), de Singelstraat, de
Looierstraat (zijstraat van de
Singelstraat), Achter de Hoven
en Schoolstraat.
Veel van deze woningen wer
den door speculanten ge
bouwd. „Lichte fondamenten,
dunne muren, lichte balken, on
doelmatig timmerhout en der
gelijke meer toonen maar al te
dikwerf aan, dat bij den bouw
meer rekening is gehouden met
de voordeelen van den eige
Ook de Kalksteeg tussen de Bollemanssteeg en het Bagijneklooster was eens dichtbevolkt.
naar dan met de belangen,
vooral ook de gezondheidsbe
langen, der toekomstige bewo
ners." Dat schrijft dr. Kooper
berg niet zonder verbittering.
Toch was er al een bouwveror
dening, die vooral ten doel had
het doordringen van vocht uit
de bodem in de huizen te we
ren. Onder een houten vloer
van de begane grond moest
een gesloten laag steen wor
den aangebracht. Dat konden
bouwers gemakkelijk 'verge
ten', want wanneer het hout er
lag, dan onttrok dit verzuim
zich aan het oog.
SCHRIKBAREND
Schrikbarend slecht was vaak
de huisvesting van de minstbe
deelden, de arbeiders dus. Ook
hierbij speelden speculanten
een kwalijke rol, die onvoldoen
de tegenspel van het gemeen
tebestuur ontmoette. Dr. Koo
perberg is nogal te spreken
over deze vorm van overheids
zorg, want hij schrijft: „Trou-.
wens, het gemeentebestuur
ziet dezen toestand helder in
en gaat steeds met loffelijken
ijver voort met aankoop van al
lerlei krotten en hokken, om
deze dan te doen afbreken."
Was dit zijn eerlijke mening of
wilde hij, als directeur van het
Stadsziekenhuis, zijn broodhe
ren niet voor het hoofd stoten?
Want met of zonder het ge
meentebestuur was de huisves
ting van de armsten afschuwe
lijk slecht.
Dat gold niet alleen voor de er
barmelijke kwaliteit van de wo
ningen, maar ook voor de
woonomgeving. Voor het toe
treden van licht en lucht was
ruimte nodig, maar aan onge
bruikte grond konden de bouw-
speculanten niets verdienen.
De meeste huizen stonden aan
stegen en gloppen en dus altijd
in de schaduw van de over
kant. Riolering ontbrak, de wa
tervoorziening was gebrekkig;
het is geen wonder dat de ar
men geteisterd werden door
ziekten, die de rijken nauwelijks
anders dan van horen-zeggen
kenden.
ALLEMAAL STEGEN
In de tijd van Kooperberg telde
Leeuwarden 96 stegen en glop
pen. De gemiddelde breedte
was 2 meter en 38 centimeter;
de smalste was, met 82 centi
meter, de Bargejagerssteeg,
tussen de Nieuweburen en Bij
de Put. Daar waren vier huizen,
die met elkaar 25 bewoners
hadden. De Doorgaande Steeg,
ook tussen Nieuweburen en Bij
de Put, was 90 centimeter
breed en telde zes bewoners,
verdeeld over drie huisjes. De
Oude Stokerssteeg, bij de
Amelandsstraat, had dezelfde
breedte en herbergde in twee
woonhuizen drie gezinnen met
13 bewoners. Er was ook een
Stokerssteeg, tussen de Nieu-
westad en Ruiterskwartier: één
meter breed, twee huizen, 5
bewoners. De Schuitmakers-
steeg liep van de Amelands
straat naar de Tuinen en bood
bij een breedte van 96 centime
ter 'ruimte' aan vier huisjes met
zestien bewoners, groot en
klein.
Onvoorstelbare wantoestanden
en het beeld wordt nog afschu
welijker, wanneer we ons door
dr. Kooperberg in zo'n krot la
ten binnenleiden. Van de
slechtste soort waren de zoge
naamde 'kamers'; éénkamer
woningen, met een zoldertje
dat langs een ladder in het por
taaltje bereikbaar was. Het
woonvertrek had twee bedste-
(Vervolgoppag. 15)