'T KLEINE KRANTSJE S§|r^,zaat ie Frieslandhal IN MEMORIAM JIKKE OOST Friesland Bank Assurantiën skutsjes platbodemjachten verzekert alles! 058-132234* Mijnheer de Voorzitter1 van de Fneslandha lembeI 1986 een gloed- Daar hebbe,\z®?\odè,n neouullee.de vergaderzaal ïSÏÏÏSS200 personen En u weer her Er rs bereikbaar per openb 'a - enheid voor meer T z"n P™a H°,eCa' voorzteningen met betaalbare pnjzen Ik geef u voor de goede orde meieen nummer voor nader 131441 (toestel 9). Sf r dfvrms van de Frieslandhal weet er alles van zal tevreden zijn. De sekretans, VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina lid N.V.A. Heliconweg 42,8914 AT Leeuwarden Te 058-131441 Vidilelnr '4999815# houderlijk Hof, de beschikking had. In 1648 besloot de stedelijke regering aan zijn wens te vol doen: zij stond de Graaf het gebruik toe 'van 'de leedige plaets, gelegen in de Doele- dwinger', waarop onder leiding van de Hofarchitect een werke lijk royale tuin werd aangelegd. In later jaren werd dit park nog enkele malen uitgebreid en Prins Willem Frederik en Prin ses Albertina konden er al spoedig de rust in vinden, waarnaar zij zo hadden ver langd. Voor de Prins duurde dat genot echter niet lang. Al in 1664 bracht hij zich zelf bij het schoonmaken van een pistool een schotwond toe, die een week later leidde tot zijn dood. "Sij woud gheen vuyr geven" aldus beschreef de prins het ongeval vlak voor zijn overlij den nog, "doe sach ick ernae en in die tijt ginckse los". Prinses Albertina kon nog der tig jaar langer van de tuin ge nieten en ook haar zoon, Prins Hendrik Casimir II, de opvolger van zijn vader, stelde het bezit van de tuin zo op prijs, dat hij bereid was er veel aan ten kos te te leggen. Hij had nog veel verfraaiingen en verbeteringen in zijn hoofd, die echter door zijn vroege dood in 1696 voor lopig niet konden worden uitge voerd. Prinses Maria Louise, de wedu we van prins Johan Willem Fri- Alweer jaren geleden, toen mijn man mijn vriendin Jitske Oost voor een dagje kwam halen naar de camping in Oranje woud, had zij het steeds over 't Kleine Krantsje - ze vond het maar raar, dat wij daar nog nooit van hadden gehoord, 's Avonds, toen wij haar weer hadden thuisgebracht, gaf ze ons een stapeltje mee, om maar eens te lezen. Bij thuis komst in Oud Beyerland heb ben we ons meteen als abon- so zorgde in later jaren nog wel voor een vergroting en veran dering van de tuin, die intussen tot een waar lusthof was uitge groeid. Na de omwenteling van 1795 werd de Prinsentuin, nu onder de naam Nationale Tuin, een openbare plaats tot ontspan ning van de gehele bevolking en dat bleef ook zo na het ver trek van de Fransen in 1813. Zo is de Prinsentuin in vrijwel de gehele negentiende en ook nog in een deel van de twintig ste eeuw voor duizenden Leeu warders de enige mogelijkheid geweest om zich te kunnen ontspannen in de natuur. Eerst na het aanleggen van an dere parken en plantsoenen in de stad werd de aandacht ver deeld en verloor de Prinsentuin veel van de betekenis, die het lusthof in vroeger jaren had ge had. Dat neemt niet weg, dat de tuin nu nog altijd voor velen een zeer gewaardeerd hoekje van de stad kan worden ge noemd - zouden er veel Leeu warders zijn, die er nog nooit zijn geweest? nee opgegeven. Als dochter van wachtmeester Oost schreef Jitske nogal eens in de rubriek "Lezers klommen in de pen", onder andere over Bonne. Dit voorjaar, toen ik haar eens belde, zat zij echt in de put en klaagde ze over haar gezond heid. Niks voor Jits - ondanks zo'n dertig operaties in haar le ven hoorde je ze nooit klagen. Ze was echt eenzaam en na het overlijden van mijn man weet ik wat dat is. Ik ging haar wat vaker bellen en zo kregen we wat persoonlijker gesprek ken. Ik vertelde haar onder andere, dat we een nieuwe predikant hadden, een jood. Ik zei: "Ja, hij is niet joods grootgebracht; zijn ouders deden nergens aan. Hij is zelf hervormd geworden en voor dominee gaan stude ren". En hoe kon ik het zo vreemd zeggen, ik zei: "maar hij gaat wel ieder jaar, samen met zijn vrouw als reisleider naar het Jodenland We hebben daar toen zo om gelachen, wat een niet-Leeu- warder, die in Leeuwarden het Jodenland niet kent, natuurlijk nooit had kunnen doen. "Meid" zei ze, "wat ben ik daar van opgeknapt, wat doet het een mens goed om weer eens flink te lachen." Dat was in april van dit jaar. Op een echt warme dag in au gustus ben ik weer eens in Leeuwarden geweest en ook bij Jitske, maarop haar begra fenis. Terwijl ik nu weer thuis in Oud Beyerland zit moet ik steeds weer aan haar denken. Hoe zij in de tweede klas bij ons op school kwam en al gauw de bijnaam "Mankpoot" kreeg. Ik vond het zielig en nam het voor haar op. Ze vroeg aan de juf of ze naast mij mocht zitten en dat is zo geble ven tot en met de zevende klas. We waren gezworen vriendin nen, wat niet wou zeggen, dat we nooit ruzie hadden. Eens kregen we zo'n meningsver schil, dat we elkaar zowat de haren uit het hoofd trokken. Een meneer trok ons uit el kaar met de woorden "Foei, foei en dat nog meisjes!" Toen ik 's middags als eerste bij de Willem Lodelijkschool kwam, liep ik tóch weer door de Oosterstraat, richting Eerste Kanaalsbrug, om haar tege moet te gaan. Vlakbij school zei ze ineens: "O, ja, we had den ruzie.Daar hebben we toen erg om gelachen en we zijn altijd vriendinnen gebleven. Twee jaar geleden, toen ik met mijn zuster en zwager op de grote reünie in Leeuwarden kwam, was zij de eerste, die ons opzocht. Zij zat toen bij een Willem Kamminga, die ik niet meer herkende en hij mij ook niet en die ik evenmin op Jitske's begrafenis zag. Jitske heeft ons op die reünie iets verteld, dat ik hem wel graag door zou willen geven. Mocht hij dit lezen, dan graag contact. Er waren veel oude vrienden en kennissen op die begrafe nis. Jammer, dat het vaak zo'n gelegenheid is, waar je elkaar weer eens ontmoet. Ik zou nog wel eens een reünie willen heb ben. Alleen Jitskje Oost zullen we daar niet meer ontmoeten. Oud Beyerland Mevr. G. Zweed-van Doorn Daar kwamen de mensen op de vrije zondag bijeen om er te wandelen, om er naar concer ten te luisteren, om er van de pracht van vuurwerken te ge nieten. Nu, met oneindig meer mogelijkheden tot ontspanning, is de Prinsentuin weinig meer dan elk ander park in de stad, een heerlijke plek om er te ver pozen; alleen met een rijke ge schiedenis die een tijdvak van honderden jaren omvat. De tuin heeft haar ontstaan te danken aan Graaf Willem Fre derik van Nassau, Stadhouder van Friesland sinds 1640, die voor hem zelf en de zijnen een veel grotere tuin begeerde, dan waarover hij, achter het Stad is de P van Prinsentuin, de 'Stadstuin' van Leeuwarden, het oudste park van de stad, dat, meer dan welk ander park ook, voor de bevolking van be tekenis is geweest. Vooral in vroeger jaren, toen de mogelijk heden tot ontspanning veel en veel geringer waren dan die van nu, heeft de Prinsentuin een grote plaats in het hart van de Leeuwarders ingenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 8