BETERE HUIZEN: EIGEN BROOD EN HET WERKMANSLUST LEEUWARDEN EEN EEUW GELEDEN STADSNIEUWS VAN VROEGER pagina 6 In ons artikel over het leven in Leeuwarden een eeuw geleden ontleenden wij tal van gege vens aan de interessante 'Ge neeskundige plaatsbeschrijving van Leeuwarden' van dr. Ph. Kooperberg, de toenmalige ge neesheer-directeur van het Stadsziekenhuis. Eénkamer- krotten aan stegen en gloppen, verstoken van frisse lucht en zonlicht, boden huisvesting aan de armsten met hun vaak kin derrijke gezinnen. 'Huisjesmel kers' vergrootten hun winst door het toepassen van on deugdelijke bouwmaterialen en constructies en de bewoners moesten de gebreken, zoals lekkage en uit de bodem voort komende vochtigheid, maar aanvaarden. Zo lang deze schamele huisjes verhuurbaar bleven, hadden de eigenaren niet te klagen. Dr. Kooperberg had geen goed woord over voor deze speculanten "BEHOEFTIGEN" Maar welke keus hadden de 'behoeftigen'? Het waren de losse arbeiders, die lang niet altijd werk hadden en vooral in de winter grote armoede leden. Over initiatieven om verbetering in de huisvesting te brengen gaat dit verhaal. Maar daarbij moet wel worden bedacht, dat beter gelijk stond met duurder. Die weelde konden zich alleen mensen met een vaste betrek king en dus een vast inkomen veroorloven; dr. Kooperberg spreekt hier van de 'gezeten "werkman', waartoe briefbestel lers, agenten van politie, spoor- mensen enz. behoorden. Die konden wel zon anderhalve gulden huur per week betalen, in plaats van zeventig cent, die een krot moest opbrengen. Ve len konden niet meer betalen, zodat leegstand nauwelijks voorkwam, tot genoegen van de eigenaren. Om daarin ver andering te brengen, moest de wind uit een heel andere hoek komen te waaien. Hoe groot het probleem van de erbarmelijke huisvesting was, blijkt uit het feit dat er ruim 400 mensen aan stegen en gloppen woonden, met inbegrip van de ongeveer 160, die in het Stads Armenhuis waren opgenomen. Dat kwam neer op bijna 14 pro cent van de hele stadsbevol king (ongeveer 29.000). Twee initiatieven startten onge veer gelijktijdig. Het eerste kwam van kerkelijke zijde en wel van het oud-diakoniegezel- schap van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dit woning bouwproject kreeg de nog altijd welbekende naam 'Eigen Brood Bovenal' en vond zijn plaats oostelijk van Oldegalileën, waar deze woningen nog altijd, maar dan in duchtig gemoderniseer de vorm, te vinden zijn. Het complex omvatte 48 één- verdieping-woningen, verdeeld over drie rijen, waarvan de voorste twee ruggelings naar elkaar toe kwamen te staan, met een steeg van één meter breedte daartussen. De huizen werden wat ruimer dan de ou dere typen, vooral in de bin nenstad, maar dat verschil was niet zo groot. De woonkamer, met twee bedsteden en daar tussen een trap naar het kel dertje, mat 4.38 bij 3.74 meter, met een hoogte van 2.78 me ter. Het dak was niet bescho ten, daaronder moesten natuur lijk wel slaapplaatsen worden ingericht bij een aanzienlijk kin dertal. Ruimte en frisse lucht, dat wa ren de grote winstpunten; alle woningen waren voorzien van 'lieve tuintjes of bleekjes', zoals dr. Kooperberg vermeldt. Maar een eigen privaat had niemand; men was aangewezen op ge meenschappelijke huisjes met elk vier tonnen en bijbehorende zitplaatsen. In het spitsuur kon er dus gemakkelijk filevorming ontstaan, maar ach, zo'n uit de nood geboren ontmoetings plaats had ook wel wat gezel ligs. POVEREZAAK Voor de watervoorziening wa ren er regenwaterbakken, elk met een inhoud van acht en een halve kubieke meter. Daar moesten acht gezinnen het mee doen - een povere zaak, vooral wanneer men bedenkt dat de inhoud afhankelijk was van de regenval. Het tweede initiatief om goede arbeiderswoningen te bouwen was ook belangrijk omdat het voor het eerst een stuk zelf werkzaamheid van de toekom stige bewoners vertegenwoor digde. Niet de grond- en bouwspeculanten hadden hier Het Eigen Brood: betere woningen het heft in handen, maar de ar beiders zelf, verenigd in de Friese Werklieden Vereniging. VAKBEWEGING Dat was nog niet een vakbewe ging die een eigen macht te genover de werkgevers ontwik kelde; geen eisen, maar onderdanige verzoeken om lotsverbetering bepaalden de tactiek, die dus van weinig strijdlust getuigde. In 1871 gaf de Werkliedenvereniging de stoot tot de oprichting van de bouwvereniging 'Helpt u zei ven'; een duidelijke omschrij ving van de doelstelling. Daar uit kwam voort de bouw van een complex arbeiderswonin gen bij de Groningerstraatweg met als naam 'Werkmanslust'. Op deze plaats staan nu wo ningen voor bejaarden; de oude bebouwing heeft het nog tot ver na de tweede wereld oorlog uitgehouden, maar gold toen al lang niet meer als voor beeld van een goede huisves ting van de 'mindere man'. Dr. Kooperberg was redelijk en thousiast over deze nieuw bouw. Er kwamen, om te be ginnen, 54 woningen te staan en dit aantal was in 1876 ge stegen tot 154. Ze stonden in vier dubbele rijen, met aan de voorkant een gebouw van twee verdiepingen; beneden een coöperatieve winkel en boven een lokaal voor bijeenkomsten. Men ging dus ook de handel in levensbehoeften in eigen hand nemen. De woningen werden aanvan kelijk door loting aan de leden toegewezen. Zij betaalden ƒ1.25 huur per week en 15 cent contributie: bedragen die de armsten zich niet konden permitteren. Zo kwam een wijk voor de arbeiders-elite tot stand. Het lidmaatschap gaf de mogelijkheid na verloop van tijd eigenaar van de woning te wor den. Niet-leden betaalden 1.65 huur. De woningen hadden een grote kamer, die 3.90 bij 3.40 mat. Het merkwaardige is dat deze 'voor de sier' werd ingericht en alleen op zondagen of bij bij zondere gelegenheden werd betreden. Hoe krap men ook was behuisd, de 'mooie kamer' moest geëerbiedigd worden. WELSTAND Dat was algemeen gebruik en toch een teken van welstand, vergeleken met diegenen die een éénkamerwoning hadden. Een kleine kamer van 3.90 bij 1.76 met een bedstede moest door de week ruimte bieden aan heel het gezin en daar werden alle huishoudelijke werkzaamheden verricht, zoals koken en de was doen. Een gang met een breedte van één meter leidde naar de trap. Het dak was beschoten en daaron der konden dus slaapplaatsen worden ingericht. Elke woning had een privaat, maar elke re genwaterbak was bestemd voor tien gezinnen. De prijzende woorden over dit alles van dr. Kooperberg zijn al lang verklon ken. Wat de woontoestanden be treft, wijst dr. Kooperberg ook nog op de woonschepen. Daar bij zijn vaartuigen die nog ge bruikt werden voor vrachtver voer en vooral in de winter kwamen stil te liggen. Het be- npuy/ge^- .wpohgëdaejt^, moest - J vaak aan een groot gezin ruim te verschaffen - een ruimte die er niet was. Volstrekt aan de zelfkant van de samenleving verkeerden de bewoners van scheepjes, die niet meer in de vaart waren. Eigenlijk mochten die niet in de stadsgrachten lig gen, maar het gemeentebe stuur zag ze niet of wilde ze niet zien. De 'woonruimte' van één tot anderhalve meter in het vierkant was toegankelijk door een luik. In de bedstede kon men alleen kruipend komen. Dr. Kooperberg zegt dat de slechtste woningen op het dro ge paleisjes zijn, vergeleken met deze woonscheepjes, met hun volkomen verpauperde be volking. ,,De gelaatskleur is veelal vaalgrauw of vuilbleek; zelfs bij de vrouwen en kinde ren is dit het geval. Het verkeer in turfrook en het leven van het ware proletariaat in deze ver blijven drukt op het geheele li chaam den stempel der gezondheid. Veel en velerlei zijn de ziekten en ongesteldhe den, die men hier, vooral in den winter, aantreft." De sociaal voelende arts Koo perberg wist waar hij het over had. W. H. Kuipers Uit het raam gevallen. Hedennamiddag is een 16-jarig dienstmeisje, toen zij een gordijn voor een der ramen van het in trek bewoond door mevr. de wed. Hoekstra aan de Willems kade, zou wegnemen, van een 10 M. hoogte uit het raam geval len. Eenige werklieden van de N.V. Bouwmaterialen voorheen L. J. de Vries en Co. brachten het zeer ernstig gewonde meisje naar haar woning, waar dr. O. Schreuder de eerste hulp ver leende. Daarna is zij naar een ziekenhuis vervoerd. '.'vvv w.c.11-3.30)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1987 | | pagina 6