'T KLEINE KRANTSJE
"ZEVENTIEN JAAR IN T VREEMDELINGENLEGIOEN"
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 10
Heeft Piet Marokko ons
maar wat wijsgemaakt?
E
eens waren getrouwd. Dat was rr
in 1901 - ,,acht en zeventig t;
bin'knou". b
Opgevoed door moeke's ou- g
ders in Dokkum.
Weinig rust in't gat; vol wilde g
streken.
Op z'n zestiende al naar zee.
Drie jaar gevaren, de hele we
reld door.
Toen die gruwelijke ervaring in
Duinkerken/Algiers.
„Ik wa nog niet goed wakker, e
of er komt een onderofficier an F
en die nimt mie met naar de
dokter, een man met een flu- T
welene rooie pet met drie gou- d
den strepen er op. S'
Uutklede. e
Evenbekiekeendan: ,,Ab". s'
Wa'kgoedkeurd! vv
Ik kom voor een dikke, grauwe yy
muur van een meter of vier
hoog te staan en ik denk, ik
avontuur 't mar, er overheen!
Mar niks hoor, daar stonnen se
al mette geweren omhoog.
„Bon soldat!" zeiden ze, „cou-
rageux!" - goeie, moedige sol
daat. Toen vroeg ik mien pas 9
terug, want se hadden mie al- d
les afnomen, mien pas, mien d
geld, mien mes.
„Je pas?" zeiden ze, „die hew- F
we je hier niet noadig, je binne f
nou légionnaire! bon legionnai- bi
re!"
Nou, daar ston ik dan en om
nou een lang verhaal kot te
maken: 't was gien leven daar.
Een iezeren diesepliene, ekser-
sere, marchere, tachtig kilome- j
ter lope deur de woestijn, ter-
wiel je alles metsjouwe mutte
en dan omme anderhalf uur vijf
minuten rust en knokke
vanself, altied mar weer in't ge-
vecht, dan hier, dan daar.
At je mien littekens sien, denke
je, wat is er eiluk van hem
overbleven en een haat dat je j m
dan teugen de meensen krije, j
een haat, hetisveskrikkelijk. M
Alle nasjonaliteiten kwammen ie
er bij ons bijmekaar. Fransen, g,
Italianen, Duutsers, Grieken, m
Russen en Polen met allemaal gj
haat en nijd, Engelsen, nou
nee, niet veul Engelsen, mar H'
wel weer Belgen, ja, Belgen
waren er oek.
En in al die jaren he'k er mar
drie Hollanders troffen, een uut H
Wierum-Moddergat, een uut |e
Amsterdam en een uut Nijme
gen. Die jonge uut Wierum,of
uut Hantum, ik weet het niet
krek meer, dat was een Abe
Timmermans, de seun van een
skapekoopman. Wat er van n<
hem wudden is? Gien sterve- d
ling die't het weet. g;
Mien beste kameraad was een di
Italiaan, Galia, die ha'k in Mar
seille troffen, die hewwe se een y.
kogel dwas deur de kop heen- k'
skoaten, daar was gewoan niks
meer van over, niks."
st
Zelf kwam Piet Leij, na zoveel
jaren langzamerhand een vete- hf
raan in het Vreemdelingenlegi- Ul
oen, ook ettelijke malen in
groot leve sgevaar, maar tel- H
kens kwe er redding in de o<
nood. D
se
Vi
(Vervolg oppag. 11) be
Acht jaar geleden hebben wij een interview gehad met onze stadgenoot P. Leij,
alias Piet Marokko, die een groot aantal jaren in het Franse Vreemdelingenlegioen
heeft doorgebracht. In het, naar ons idee, "mooie" verhaal, dat wij naar aanleiding
van dit vraaggesprek in't Kleine Krantse hebben gehad, kwam Piet Marokko naar
voren als een kleurrijke figuur met heel veel spectaculaire herinneringen. Dank zij
een onzer abonnees, de heer J. Speerstra te Beverwijk, die ons zo nu en dan
verrast met een pak fotocopieën van vroegere berichten uit de krant, kwamen wij
nu in het bezit van een artikeltje, dat in januari 1936 in het Dagblad van Noord
Brabant heeft gestaan. Het ging over de heer P. Leij, die toen juist in Nederland
was teruggekeerd. Leggen wij nu dit artikel naast dat van ons, dan komen wij een
aantal frappante verschillen tegen. De vraag is nu dan ook of Piet Marokko ons
acht jaar geleden maar wat op de mouw heeft gespeld. Heeft hij ons een pracht
verhaal in het oor getetterd, dat hier en daar nogal bezijden de waarheid was?
Heeft hij zijn ervaringen allemaal wat mooier willen maken, dat ze in werkelijkheid
zijn geweest?
woant an't Moalenpad. 't Num
mer weet ik niet, want ik kom
er noait. Mar de kezienen van't
huus binne blauw, dat weet ik
wel".
De pas er weer in - naar het
Molenpad.
Keus uit twee huizen met wat
blauwigs bij de ramen - ner
gens de naam Leij op de deur.
Een winkelman op de hoek
heeft die naam Piet Leij nog
nooit gehoord. Maar Piet Ma
rokko - „man, seg dat dan!" -
ja natuurlijk, die woant daar bij
sien stiefdochter in - Zielstra
staat eroppe deur."
Tien tellen later stappen we er
Het is interessant de verschil
len in beide verhalen op te spo
ren. Laten we daarom eerst
nog even het artikel overschrij
ven, dat in 1979 in onze krant
heeft gestaan. Wij geven Piet
Marokko daarin meteen het
woord.
„Tremmer wa'k, tremmer oppe
ouwe Barneveld, een tweepie
per uut Amsterdam en we la
gen die dag in Duunkerken.
„Kom" zei ik teugen Piet, de
stoker, „ik haal even wat si-
gretten oppe wal. Wa'k mar
nooit op dat idee komen, mar
ja, weet alles mar es vooruut.
Ik gaan dus de wal op - Piet
seit nog: „nim oek wat met
voor mij" - en daar raak ik met
een stel Singalezen vezeild in
een knokpetij. Se krije mie te
pakken, se nimme mie met en
sette mie twee flessen cham
pagne voor de neus. „Bon gar-
con" segge ze, „courage" en
se bedude mie, da'k van die
champagne drinke mag. Nou,
dat doen'k, ik wud benauwd, ik
zeil weg en ik wud wakker
in Algiers. Hadden se mie ron-
seld voor't Vreemdelingen legi
oen. Fut en daalik prebeerde ik
uut te naaien, mar louw kans
vanself. Oek later he'k wel hon
derd keer prebeerd er tussen
uut te kniepen, mar vegeet het
mar. Uuteindelijk is't mie dan
toch lukt, mar toen sat ik er al
zeventien jaar. Zeventien jaar
met sukke veskrikkingen, dat je
se niet love, a'k se je vetel
HEEL WAT BELEEFD
Heel lang geleden hadden we
al van zijn bestaan gehoord,
Piet Marokko. Jazeker, die
snuiter was z'n halve leven in
Afrika geweest en had er heel
wat beleefd.
Bij't horecawezen in de buurt
van't Vliet wisten ze er wel het
een en ander van. En anders
wel in't kroegje van Lampie aan
de Oostersingel.
Maar wie was Piet Marokko
precies?
Wat was z'n werkelijke naam?
Niemand, die het wist.
Tenslotte besloten we er toch
maar eens achteraan te gaan.
Piet Marokko. Interessante
zaak.
Na heel veel pijn en moeite
kwamen we er achter, dat hij in
de gemeentelijke registers van
Leeuwarden als „Piet Leij"
staat genoteerd - de aandui
ding Piet Marokko komt daar
uiteraard niet voor.
Alzo: Piet Leij.
Een nietszeggende naam.
„Piet Leij?"
„Nooit van hoord" kwam stee
vast het antwoord na het laten
vallen van die naam.
„Piet Marokko dan"
„O, bedoele je die. Piet Marok
ko, ja, die mut erges Achter de
Hoven woane."
Op naar de Achter de Hoven.
Maar eens horen op 't Kaats-
veld. Daar is wat bedrijvigheid.
„Jazeker" weet daar direct een
vitale veteraan. „Piet Marokko
woant hier oppe Achter de Ho
ven in een van die huuskes,
die daar vlak bij de Spoorstraat
staan".
„Bist niet wies" reageert
prompt een ander. „Daar
woant ie al lang niet meer. Hij
sit nou inne vierde Vegelin-
dwarssstraat bij sien dochter
inne huus."
Mooi, wij naar de Vierde Vege-
lindwarsstraat dus en daar we
ten ze wel degelijk wie Piet Ma
rokko is.
„Mar die sien dochter woant
hier niet. Mutte je twee straten
vedder weze, de Zesde Vege-
lindwarsstraat, vlak bij de
hoek".
Twee straten verder.
"MIEN VADER?"
„Mien vader? Wat mutte je
daar met? Da's een ouwe man.
En die woant hier niet. Die
de kamer binnen.
De ouwe zeeman-vechtjas ligt
er geveld op een bank. „Och
meensen" zegt hij verrast,
„binne je daar eindelijk? Van
Tamme Poelstra ha'k al es
hoard, dat je mie achter de
vodden ansaten. Mar ik hew,
krek as nou oek weer, een
soad last van mien poat, andes
ha'k al es even bij je anlopen
op't ketoor. Mar gaan sitten,
man. Kopkethee?"
En dan vertelt Piet Leij, alias
Piet Marokko, hoe het allemaal
is gegaan in z'n wonderlijke le
ven.
Voorspoedig geboren in Kol-
lum, toen de ouwelui nog niet