KLEINE KRANTSJE OPZIENBAREND BOEK VAN FRIESE VERZETSSTRIJDSTER JENNEKE ROMKES LACHTE DE DUITSERS IN HET GEZICHT UIT NIET TE GELOVEN, ZO NU EN DAN... VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5 Er is onlangs een boek ver schenen, waarvoor vooral veel oudere Leeuwarders, die de oorlog hebben meegemaakt, zich zullen interesseren. Het heet "Cel 383, zing nog eens" en het is geschreven door Jen- neke Romkes, een Friese ver zetsstrijdster, die in onze stad heeft gewoond. Jenneke Romkes, achttien jaar oud, toen de oorlog uitbrak, be schrijft in dit boek op een vlotte wijze, hoe haar ouderlijk huis aan de Camminghastraat num mer 12 al snel na de Duitse inval in ons land een belangrijk contactadres werd voor de ille galiteit - haar vader, leraar aan de Christelijke HBS en het Ge reformeerd Gymnasium, was een illegale werker van het eer ste uur. Zelf raakte Jenneke ook vlot betrokken bij het illegale werk. Zij verspreidde bladen als Vrij Nederland en Trouw, ze verval ste persoonsbewijzen, zij zorg de voor het opvangen van veel ondergrondse werkers thuis, ze haalde tassen met bonkaarten van de stations Leeuwarden, Sneek en Heerenveen, zij schaduwde verraderlijke figuren als Sleijffer, Lammers en Ver- gonet en zij kreeg, als klap op de vuurpijl, de opdracht een onbetrouwbaar geachte onder grondse werker dood te schie ten. Voor zij deze laatste taak kon uitvoeren werd zij echter gear resteerd. Met twee revolvers en vijfhonderd bonkaarten in haar bezit, viel zij in Duitse handen. Daarna, zo vertelt zij in het boek, kwam ze eerst in het Huis van Bewaring in Arnhem en daarna in de gevangenis in Scheveningen terecht. Hier, in het befaamde "Oranjehotel", werd zij ter dood veroordeeld. Tot een executie van dit vonnis kwam het niet - via Vught werd de Friese verzetsstrijdster naar het beruchte Duitse Ravens- brück vervoerd. Gelukkig sloeg zij zich daar door het verschrikkelijke kamp leven heen - na de bevrijding kon zij terugxeren naar Leeu warden. VERBAZINGWEKKEND Dat is, heel in het kort, de in houd van dit opzienbarende boek. Opzienbarend, omdat het tal van verbazingwekkende fragmenten bevat, die de lezer het voorhoofd doen fronsen. Wat moeten we denken van dit verhaal, waarin dit jonge meisje voortdurend in een opvallende rol naar voren treedt? Op een van de eerste pagina's schrijft Jenneke: '"s Morgens om vijf uur zwierf ik al door de straten. Vaak aan de andere kant van de stad. Ik kende alle honden en katten en zij kenden mij. Zonder eten kwam ik heel vaak als laatste op school". Dat gebeurde dan op een leeftijd van..zesjaar. Van de Duitse militairen, die in de meidagen door Leeuwarden trokken, weet Jenneke Romkes te melden: "De colonne reed verder naar de Afsluitdijk. We hoorden onafgebroken schie ten. Uren erna, het was al te gen de avond, kwamen trucks terug. Zwaar beladen met de lijken van velen van die kinde ren, die we 's morgens nog zo vrolijk hadden zien fietsen. Soms stond een klep van een truck half open zodat we deze treurige geschiedenis begre pen. Bloedsporen lieten ze ach ter". Algemeen wordt aangenomen, dat er op de tiende mei bij de strijd om de Afsluitdijk hooguit twaalf Duitsers sneuvelden; er is een betrouwbaar geacht do cument, dat gewag maakt van slechts acht gevallenen. Overi gens waren de Duitsers, die via Leeuwarden de Afsluitdijk be reikten, cavaleristen en geen fietsers. "De (Nederlandse; Sch) solda ten kwamen verslagen terug" schrijft Jenneke. "Verscheidene vrienden in onze buurt hadden hun vader verloren Wel, van de twintig, meest on gehuwde, Nederlandse militai ren uit Leeuwarden en Huizum, die in de meidagen van '40 sneuvelden, woonde er niet één in de wijde omgeving van de Camminghastraat. Van een vreemd voorval uit een van de eerste bezettings- dagen meldt Jenneke Romkes ons het volgende. "De capitula tie was getekend. Ons land was bezet. David, onze buur man, nam de volgende morgen het vlees aan van een slagers jongen. Hij gaf hem een kwartje voor de dienst. "Een rijksdaal der!" schreeuwde de jongen en hield zijn hand op. Op vijf gul den was dat een idiote eis. "Dat gaat niet" zei David. "Vui le jood! Dat zul je weten!" riep de jongen. David, die in het midden van de jaren dertig als knaap vanwege zijn afkomst al twee jaren in Duitsland gevan gen had gezeten, gaf hem een schop onder zijn achterste. Va der ging naar David toe en praatte met hem. We waren al lemaal geschrokken. Stond het er in Nederland net zo voor als in Duitsland? Zat er ook zoveel gif in de zielen van het Neder landse volk? Ontzetting en ver ontwaardiging beving ons JOODSEBUURMAN De joodse buurman van de Camminghastraat nummer 8, die niet David, maar Simon heette, wist zich desgevraagd niets te herinneren van dit inci dent met die brutale slagersjon gen. Wél herinnerde hij zich nog heel goed nimmer in een Duitse gevangenis te hebben gezeten. Van een latere tijd zegt Jenne ke Romkes, dat zij betrokken was bij een aanslag op Lam mers. "Voor de aanslag was ik zijn doen en laten nagegaan door hem te schaduwen. Tij dens de aanslag had ik op wacht gestaan om te kijken of de jongens ook gevolgd wer den". Veel Leeuwarders zullen zich de aanslag herinneren, die er in de oorlog op de beruchte Sleyffer is gepleegd - van een liquidatiepoging van de even beruchte Lammers hebben we nimmer gehoord. De man, die Jenneke moest doden, wordt door haar Henk van Heusden genoemd. Dat was zijn illegale naam. In wer kelijkheid heette hij Gerrit Jan van den Berg. Die naam komt in het boek niet voor. Henk van Heusden kwam, al dus Jenneke Romkes, wel bij haar thuis in de Cammingha straat. Alles goed en wel, maar op een kwade dag wou Henk van Jennekes vader geld heb ben en toen hij dat niet kreeg drukte hij de gymnasiumleraar een pistool ("Een parabellum") tegen de slaap. Het kwam niet tot een schot, maar, consta teerde papa Romkes even la ter: "Ik vertrouw hem niet. Weet je, de vorige week heb ben ze me in Leeuwarden op straat gewaarschuwd, dat ik een Gestapo in huis had. Ik wist niet, wat ik ervan moest denken. Maar ik vertrouw Harry niet". En: "Er moeten maatregelen worden genomen. Niemand is veilig meer. Zou jij dat onder zoek willen doen, Jenneke "Ik dacht na" aldus Jenneke. "Het was duidelijk: Henk ging over lijken en moest geliqui deerd worden". Toen trok Jenneke, samen met deze verdachte Henk van Heusden, door het land. Een gevaarlijke zaak. Want wat ge beurde er toen ze eens in de trein zaten? Jenneke beschrijft het precies: "Moet je daar eens kijken", zei hij tegen me". Hij moest me kwijt. Dat voelde ik met mijn klompen aan. Ik hield me vast aan de lus, die boven naast de deur hing en hoorde Henk de knop van de deur naar bene den duwen. Bengs! Met een flinke stoot van zijn knie vloog ik de trein uit, hangende aan de lus. Omdat ik zo lenig was, kon ik me weer afzetten tegen de buitenkant van de trein en zwaaide terug, de coupé bin nen. Nog net zag ik zijn blanke hand aan de leren riem van het raam in de deur, die hij met een ruk naar zich toehaalde, vlak voor mijn neus. "Wat dom van je om met je knie tegen de kruk van de deur te gaan staan" zei Henk. Ik wist nu ge noeg". Later probeerde Henk zich op andere manieren van zijn vrou welijke metgezel te ontdoen. "Als Henk me kwijt wilde, gaf hij me een brief met een adres om onder te duiken. Ik deed net alsof ik erheen ging, maar wipte altijd nog op het laatste nippertje dezelfde trein in waarin Henk reed en stapte uit waar hij uitstapte Toch was haar gezelschap wel eens makkelijk voor Henk. "Bij elke controle, bij voorbeeld, wanneer we een station uitlie pen, schoof hij schielijk zijn parabellum in de zak van de zeiljekker, die ik inmiddels rijk was. De loop stak er een heel eind uit. Achteromkijkend zag ik dat Henk zich altijd bij een fa milie, liefst met kleine kinderen, had gevoegd. In Amersfoort op het station gaf hij me eens, ter wijl de trein binnen kwam rol len een stevig knietje van ach teren opdat ik voorover op de rails terecht zou komen. Ik liet me achterover vallen tussen de naar de trein hollende mensen. Er zijn geen ongelukken van gekomen. In de verte herkende ik hem aan de cadans van zijn schouders. Ik stapte in en voegde me bij hem alsof er niets gebeurd was LIQUIDEREN. Een grote kans Henk van Heusden te liquideren leek zich voor te doen in Zwolle, waar Jenneke zich ophield in het ge zelschap van de verzetsman Albert Fieten, die in de illegali teit Robbie werd genoemd. Die zag daar plotseling een Duitse soldaat, die hij wel ken de en stelde hem aan het on bekende vrouwtje voor: "Dit is Jennie. Dit is Heinz. Wij wan delden met zijn drieën door de straat. Het gesprek ging over allerlei dingen. "Hoe denk je er over om aisnog de benen te nemen? vroeg Robbie. "Nou, als er een goede kans is neem ik die wel waar. Ik heb geen zin in het Oostfront en de kans, dat ik daarheen gestuurd word is nu heel groot". De drie kwamen in een hotel terecht, Heinz merkte, dat Jen neke een revolver bij zich had en ging naar beneden om te telefoneren. Toen ging het mis. "We keken uit het raam en za gen de schijnwerpers al op het hotel gericht staan. Stampende laarzen in de gang. "Polizei" werd er geschreeuwd. Haastig pakte ik mijn revolver en die van Robbie, rolde ze met de munitie in een dunne handdoek en verborg ze, benevens een (Vervolg op pag. 11)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 5