Ti
'T KLEINE -
VIJFTIEN JAAR JOODS LEVEN
IN LEEUWARDEN 1930-1945
-J2I
pagina 7
De Firma J. W. Cohen aan Camstraburen
Een belangrijke "Joodse" be
drijvigheid in de dertiger jaren
in Leeuwarden is de handel In
lompen en metalen. Er zijn -
om te beginnen - twee beken
de families, die er zich mee be
zighouden, de families Cohen
en de familie Dwinger.
Wie zich in beider afkomst ver
diept, zal ontdekken dat er ge
meenschappelijke voorouders
zijn en dat hun handel er een is
met een traditie van vele de
cennia.
In het midden van de negen
tiende eeuw hebben de beide
Joodse kooplui Wolf Wolfs Co-
hen en Aron Abraham Dwinger
in de stad als lompenhande
laars al een bekende naam.
Misschien zijn het wel verbeten
concurrenten van elkaar, mis
schien ook gaan ze heel ge
moedelijk met elkaar om.
Of het een of het ander, maar
in de zeventiger jaren zal er
een familieband ontstaan, wan
neer de zoon van Wolf, Jacob
Wolfs Cohen (geboren in
1841), met de dochter van
Abraham, Mietje Dwinger
(1848), in het huwelijk treedt.
(1877) en de jongste, Benjamin
(1890) zullen een rol gaan spe
len in de firma J. W. Cohen.
Ook twee zoons van Marcus
Dwinger drukken de voetsporen
van papa. Aron Dwinger (1877)
zet met zijn vader Marcus de
ouderlijke lompenhandel voort
in een groot pand op de hoek
van de Singelstraat en de Her
man Costerstraat met het kan
toor op de hoek van de Her
man Costerstraat en de
Noordersingel, Mozes Dwinger
(1886) begint een eigen bedrijf
in een groot pakhuis aan de
Jacob Binckesstraat, vlak bij
het Noordvliet.
De firma J. W. Cohen heeft in
tussen een expansiemogelijk
heid gekregen met een com
plex aan Camstraburen.
Jacob Wolfs wordt de oprichter
van de firma J. W. Cohen in
lompen, metalen, oud ijzer,
glas en papier. Hij vestigt zich
in het hart van de oude binnen
stad aan de Breedeplaats en
hij woont later in een huis aan
de Nieuweburen.
Tegelijkertijd drijft zijn zwager
Marcus Dwinger (1857), een
broer dus van zijn vrouw Miet
je, een lompenhandel in dezelf
de buurt, respectievelijk aan de
Nieuweburen en de Breede
plaats.
Zowel de familie Cohen als de
familie Dwinger wordt herhaal
delijk door de ooievaar be
zocht: in beide gezinnen zullen
negen kinderen het levenslicht
zien.
Drie zoons van Jacob Wolfs,
de oudste, Aron (1873), Karei
Mozes Dwinger van de lompen
handel aan de Jacob Binckes
straat.
Bovendien heeft het bedrijf een
pakhuis in de Amelandsstraat,
waar uitsluitend wol op kleur
wordt gesorteerd voor export
naar Engeland.
In het midden van de dertiger,
jaren is de situatie bij de firma
J. W. Cohen aldus, dat Benja
min, Beike Cohen, er aan de
touwtjes trekt en dat hij daarbij
door twee oomzeggers wordt
geassisteerd, twee zoons van
zijn oudste broer Aron, Jacob
Cohen (1900) en Joseph Co
hen (1902). De laatste, Jo,
heeft bij de firma een eigen
taak; hij zal zich uitsluitend met
poetslappen bezighouden.
Beike Cohen woont met zijn
vrouw Aaltje Klein in een huis
aan de Spanjaardslaan. Het
echtpaar heeft vijf kinderen en
die zijn, waarempel, allemaal
van het mannelijke geslacht:
Jacob Willem (1923), Salomon
Ewald (1925), Alfred (1928),
Max (1930) en Robert (1931
Behalve de oudste, een echte
studiekop, zullen alle jongens
opgenomen worden in het be
drijf, maar dat is iets wat nog in
een verre toekomst ligt.
Beike's neef Jacob Cohen, ge
trouwd met Anna Catharina
Erwteman (1908) woont achter
eenvolgens in de Beethoven-,
in de Bildtse- en in de Trans-
vaalstraat. Jacob en Anna wor
den in 1936 verblijd met de ge
boorte van een zoontje, Arnold
Jacob. Twee jaar later komt er
nog een jongetje bij, een Jo
seph. Ook in de Transvaal-
straat woont Jacobs broer Jo.
Van de Dwingers is Aron ge
trouwd met een naamgenote,
Fronika Dwinger (1890). Arie
en Fronika hebben een doch
ter, Jeanette, die geboren is in
1920. Arie is een populaire fi
guur in de stad - in het verhaal
over de Friesche Club met haar
vele Joodse leden, hebben wij
hem ook al ontmoet.
Samen met zijn zuster Judith
(1890) blijft hij de zaak op de
hoek van de Singelstraat drij
ven tot zijn bedrijf overgeno
men wordt door de firma J. W.
Cohen.
Arie's broer Mozes Dwinger,
die zijn bedrijf dus heeft in de
Salomon van der Kaars van het Noordvliet: Frieslands oudste
lompenhandel?
Jocob Binckesstraat, zoals we
net hebben gezien, heeft zijn
woonhuis aan de Emmakade.
Hij is getrouwd met Maartje
Schenk (1892), die zich behal
ve als huisvrouw ook als pen
sionhoudster verdienstelijk
maakt. Het echtpaar heeft drie
kinderen, een dochter, Mietje
(1917) en twee zoons, Alexan
der Marcus (1919) en Marcus
ofwel Max (1922). In 1937,
wanneer zij twintig is, verhuist
Mietje naar Engeland.
Goed, Cohen en Dwinger dus.
Maar dan is er ook nog de lom
penhandel van Van der Kaars.
Salomon van der Kaars heeft
zijn zaak aan het Noordvliet.
En.zou dat bedrijf nóg ou
derzijn dan dat van Cohen?
In 1930 maakt Van der Kaars
in een advertentie in de krant
bekend, dat hij hoge prijzen be
taalt voor alle soorten lompen,
metalen en beenderen en voor
hazen-, konijnen- bunzings- en
mollenvellen. En hij voegt daar
aan toe: "Oudste adres van
Friesland".
Wanneer Salamon van der
Kaars (1878) in 1934 zijn
vrouw Reina Cohen door de
dood verliest, zijn twee van zijn
vier kinderen al getrouwd, Ju
dith (1906) met Isie Feitsma,
de overbekende schoenenhan
delaar van de Nieuwestad en
Rebekka (1907) met de koop
man in reclame- en etalagearti
kelen Herman van der Velde
van de Bleeklaan.
Dochter Martha (1910) en zoon
Abraham (1914) zijn nog thuis
bij vader Salomon, die al groot
vader is. Want Judith en Isie
hebben dan een zoontje, Eddy,
en Rebekka en Herman heb
ben een dochtertje, dat Betty
heet.