HERINNERINGEN VAN EEN VIJFENNEGENTIG JARIGE 'T KLEINE KRANTSJE Het volgende nummer van 't Kleine Krantsje verschijnt op 22 juli De Grote Kerkstraat in het laatst van de vorige eeuw. Links, niet zichtbaar op de foto, stond het woonhuis van de wijnkoper Menaida. In een deel van wat nu het Princessehof is, woonde in het midden van de vorige eeuw de wijnkoper Hendrik Hermanus Menaida (1830- 1917). Hij had twee zoons, Mr. Dr. Albert Menaida (1857-1940) en Mr. Dr. Cor nells Benjamin Menaida (1862-1950). Albert kwam bij vader in de zaak, Corne lls werd Griffier van de Pro vinciale Staten. Zij trouwden met twee zusters uit het Brabantse Oisterwijk, Albert met Wilhelmina Jacoba Hol leman (1874) en Cornelis met Alida Adriana Holleman (1864). Cornelis en Alide kregen vier dochters, Wilhel mina Jacoba, geboren in 1891, Albertina Geertruida (1893), Elisabeth (1895) en Hendrika Hermanna (1898). Albertina trouwde in 1920 met dr. Arie Zijderveld (1875), leraar Nederlands aan het Barleusgymnasium in Amsterdam. Hij overleed in 1952. Zijn nu hoogbejaar de weduwe heeft haar jeugdherinneringen op schrift gesteld. Die waren in de eerste plaats voor haar eigen familie bedoeld, maar ze zijn ook voor anderen zo interessant, dat wij ze graag in gedeelten in 't Kleine Krantsje publiceren. Nu ik zo oud geworden ben wil len sommigen van mij herinne ringen horen uit een ver verle den. Ik zal proberen aan deze wens te voldoen en ga maar met de oudste beginnen. Dat zijn de dingen die ik me herin ner uit Opa Menalda's huis: Grote Kerkstraat 13, dat nu met het Princessehof verbonden is. Opa's vader had indertijd dat huis gekocht om de mooie ge metselde kelders, zo geschikt voor zijn wijnkoperij. Je kwam er binnen door de nu afgesloten voordeur in een voorportaaltje, ging dan rechts een deur door en kwam in een brede marmeren gang. Rechts was een diep raam met brede vensterbank. Aan het eind de voorkamer, waar we na het eten naar toe gingen als er visi te was, een echte salon. Voor de vier diepe ramen hingen wit lancaster rolgordijnen met bal letjes eraan. Aan de kamerkant daarvoor lange gedrapeerde vi trage gordijnen met mooi pa troon, een nieuwtje van toen en dan nog eens een goudgeel damasten overgordijn. Ik denk er vaak aan, hoe Minie, mijn oudste zus, 's avonds met -Moeder Handel-sonates speel de en ik dan in die diepe raam- nis zat te luisteren, ondertus sen de platen bekijkend in een boek over Psyche, de wat ge likte ideale platen waar ik ver rukt van was. Oma is gestorven toen ik nog heel klein was. Ik herinner me een vage omtrek van haar in een grote stoel tegen het licht, als een silhouet. Maar Opa is een figuur van mijn Leeuwarder tijd gebleven Hij hield ervan goede sier te maken. Elke zon dag kwamen we er eten aan de enorme tafel; ons gezin met zes personen plus Oom AI's gezin, ook met zes personen en dan nog wat losse Leeuwar ders: Rins Visser, Cor Jungius, Dirkje Zeper, Fonger de Haan, Johan Tromp, Siep Zeper, Adri- aan Burger. Aan het dessert mochten we boekjes kijken; brave verhalen van een Schmidt bijvoorbeeld: een jongen die vervolgd werd èn gekruisigd zou worden: „Za lig lot de dood van mijn Jezus te mogen lijden", zo in die trant. Erg mooi. Later gaf ik mijn mythologieverhalen van de eerste klas van 't gymnasium aan Hein en Flippie door, die aan mijn lippen hingen. Daarna ging Tante Mien de kleintjes naar huis brengen en dan ging ik vaak mee. 't Was altijd fees telijk met veel lichten aan. Juf frouw Vogelenzang, opa's juf frouw van gezelschap, was een uitstekende huisvrouw, heel aardig tegen ons kinderen. In de enorme hoge keuken met twee ramen die op de steeg uitkwamen, waren Tine, met Friesche kap en de veel jonge re Trijntje die platvoeten had. 's Zondags werden ze bijgestaan door een meisje uit het blauwe weeshuis, in dracht, zilveren oorijzer, zwarte jurk met mou wen tot de elleboog, wit hals doekje dat met spelden, enige per cm., tot aan het middel was vastgezet, groot wit schort aan en door de week een blauwe ruit. Beeldschoon, heel proper, rui kend naar Sunlight of groene zeep, om te tafeldienen, 't Was een feestelijk gevoel: bij het binnenkomen hoorde je Tine de peterselie hakken, 't Koperen bandje van 't hakmes was los geraakt en rinkelde vrolijk en veelbelovend. MERKWAARDIGHEDEN Die keuken was vol merkwaar digheden. Tot bovenaantoe wa ren de hoge wanden witbete- geld. Elk jaar in de schoonmaak moesten de voe gen daarvan met krijt netjes be streken en afgepoetst worden. Daar kwamen hoge ladders aan te pas. En een stuifboel! In de muur een opschuifbaar luik naar de koker waardoor de turf van de zolder naar beneden werd gestort. Aan de muur ko peren vergiet, schuimspaan en allerlei ander keukengerei, na tuurlijk blinkend gepoetst. In de keuken stonden verder een ko peren doofpot en emmers met koperen band. Tine en Trijn Botke zijn de enige dienstbo den die ik er gekend heb, oude getrouwen. Trijn was een tuin dersdochter van het Juffers- reedje. We hadden een neef van haar als biologieleraar aan het Gym. Op Opa's verjaardag kwamen de neven Jo en Herman Ever wijn, die als verjaarscadeau een zalm meenamen. Er werd dan van het Chinees-blauwe servies gegeten. Ik zie nog de zalm met de peterseliesaus op 't blauwe bord. Jo hield altijd een hartelijke speech die be gon met 'Biste Aum'. Hij had een sterk dialect accent dat hij onbedwingbaar overnam van verschillende woonplaatsen. GEKKE VOORVALLEN Ook hun moeder, Tante Jans, een zuster van Opa, hebben we nog gekend. Ze kwam wel eens logeren; een stijve oude dame, die helemaal geen be langstelling leek te hebben voor ons kinderen. Opa kon met veel smaak gekke voorvallen vertellen. In de hoek van de huiskamer was een belkoord waaraan ge trokken moest worden om Trijn te roepen. Toen er sprake was van 't aanbrengen van een electrische schel, die je boven de tafel kon laten hangen, had Opa bezwaren: „Ik vind, als je zo'n meisje laat komen, mag je er zelf ook wel wat moeite voor doen," waarop Adriaan Burger prompt aanried: „U zou de bel zó hoog kunnen laten hangen dat je ervoor op een stoel moet klimmen." Met Kerstmis waren Tante Lies en Oom Ep er gelogeerd. Dan kwamen we wel eens op de lo geerkamer met de mahonie houten 'praalbedden', zoals we ze noemden, bedden met een hemel op gewonden stijlen, met groene gordijnen. In die tijd kwam Tante Lies dan wei met moeder zingen; zo maakte ik kennis met Brahms' liederen. Opa vond die maar niets: „Lies, zal je me beloven dat je nooit meer iets van Brahms zult zingen?" Het was veel te modem voor hem. Vaak moesten we een stukje voor hem spelen waarop we dan vast te horen kregen: "Alder- liefstlief'. VRESELIJKE HEKEL En dan werd er gewhist, waar moeder een vreselijke hekel aan had. Ze begon al te gapen als de kaarten op tafel kwa men. Trouwens, geen van de ouderen had daar plezier in. Bij ons thuis werd ook helemaal niet gekaart - 'k heb ook nooit bridge geleerd. Nu is het huis van binnen uit gebroken en is de achtergevel in een veel oudere toestand gerestaureerd. Er is niets over gebleven van de gang, de keu ken, de tuinkamer met het giet ijzeren bordes met trap naar de tuin. Die tuin is gehalveerd om plaats te maken voor de breed geworden Groeneweg, maar de grote kastanje is er nog met de dikke pluk witte bladeren hal verwege de stam. Er was een tuinhuis waarin het schimmelig rook. Daar stond de grote trekmangel. Je trok een met stenen bezwaarde wagen over het wasgoed. Er was wat geheimzinnigs, een beetje grie zeligs over. In de tuin mooie bolbegonia's, reseda's en ook zo heerlijk geurende tuya's bij de ijzeren trap en als zeep geurende reseda's en op stam gekweekte heliotropen. Vroeger liep de tuin door tot de Boter hoek en er was een sloot langs waardoor de turf werd aange voerd, maar die heb ik niet meer gekend. De hele Boter hoek is weggesaneerd. Door het Princessehof dwalend vond ik nog de plek terug waar het bed stond waarop Opa ge storven is. Toen 't huis daarna door Oom Al werd bewoond, werd de slaapkamer hygiënisch ingericht - de gordijnen weg en 't tapijt werd door zeil vervan gen: de nieuwe tijd. Gebleven is de wenteltrap om de gemetselde spil van de kel der tot de zolder en 't geschil derde plafond op de kamer van juffrouw Vogelenzang. Teke nend is, dat van de vele ka mers boven juffrouw Vogelen zang er een werd toegewezen uitziend op de steeg. Vreemd! Ik denk trouwens niet ze daar veel geweest is - ik zie haar altijd in de huiskamer. Toen Tante Lies een huis liet bou wen in Hilversum kreeg ze de raad er vooral voor te zorgen dat de keuken op straat zou uitzien, anders zou geen dienstbode er willen zijn. Dat vond ik toen een nieuw ge zichtspunt. Nooit bedacht dat uitzicht op een steeg of binnen plaats toch niet leuk is, terwijl de verhouding tot onze dienst boden altijd een vriendelijke was. Maar dat ze hun eisen stelden was nieuw. Onze keu ken zag op een binnenplaats uit, maar 's avonds zaten de 'meiden' wel in het voorkamer tje.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 9