HOE DE BOEIEKONING EEN
BEROEMDE FRIESE FAKIR WERD
SLAPPE DOUWE HAD EEN DROOM
pagina 5
niet mogelijk. Fakirisme is een
gave".
Op de vraag van de verslagge
ver hoe hij dan wel gekomen
was achter het geheim van de
Oosterse asceten, leek Douwe
Bijlsma te aarzelen. "Daar
vraagt u me wat", zei hij, "als ik
dat vertel, zegt u: die vent is
crazy. De foto's hier in de plak
boeken tonen toch aan, dót ik
het kan. Ik vertel u absoluut
niets dat ik niet kan bewijzen".
Maar de journalist bleef aan
houden en tenslotte onthulde
De Boeiekoning het grote ge
heim.
"Ik heb het liever nooit verteld",
zei hij schuchter, "maar aan u
wil ik het dan wel zeggen: door
een droom. Ik was toen zeven
tien jaar, dat is nu dus zo'n vijf
tig jaar geleden. Ik sliep bij mijn
ouders thuis en in een droom
werd ik gewaar dat ik de gave
van een fakir had. Ik kan m'n
gevoel op een bepaalde plaats
van m'n lichaam uitschakelen.
Ik moet me eerst wel zeven tel
len concentreren. Daarna voel
ik op die bepaalde plaatsen
geen pijn. Vraagt u me wat dat
is, dan kan ik u dat niet zeg
gen. Ik weet het niet. Er is
geen mens die weer wat faki
risme is. Zelfs een professor
weet het niet".
En toen verklapte Douwe An-
dries Bijlsma nog, dat 'in Hol
land' twee dokters eens had
den gevraagd of ze hem
mochten onderzoeken. Maar ze
hadden niets aan hem kunnen
vinden. "Toch een normaal
mens", zeiden ze.
Maar sinds dat interview in De
Spiegel begrepen we dus hoe
Douwe Andries Bijlsma de
meest ijselijke stunts kon uitha
len met zijn lichaam, zonder te
krimpen van de pijn. Hij con
centreerde zich op bepaalde
punten, hij telde tot zeven en
hup, hij dreef de gemeenste
spijkers in z'n rug en hij bewan
delde de scherpste sabels, als
of het allemaal niets was
Fenno L. Schoustra
y 'toerei:
is er in Leeuwarden een plaatse
lijk telefoonnet geweest en wel
op de zolder van de Hoofd
wacht, het latere politiebureau,
aan het Hofplein. Het werd ge
ëxploiteerd door de Amsterdam
se firma Ribbing en Bork en het
begon in 1895. Officieel heette
het het "Bell-telephoonkantoor",
waarvoor enkele telefonistes
werkten om de aanvankelijk der
tig abonnees met elkaar te kun
nen verbinden. Dat kleine aantal
groeide natuurlijk snel. In 1899
waren er 160 telefoonabonnees
en een jaar later al 206. Dit parti
culiere telefoonkantoor verhuis
de toen naar een pand aan de
Eewal op de hoek van de Huy-
gensstraat om vervolgens te
worden overgenomen door het
Rijk, dat het met de Post- en
Telegraafdienst samenvoegde.
Dominee Martin Luther King, de vermaarde Amerikaanse negerleider, had een
droom. "I had a dream". Maar Douwe Andries Bijlsma, de befaamde Boeiekoning,
heeft ook een droom gehad. Wist u dat? Een kwart eeuw geleden heeft deze
gevierde Leeuwarder straatartiest in een interview met een landelijk weekblad
onthuld hoe hij eigenlijk kwam tot de kunst van het 'fakirisme', waarin hij zo'n
uitblinker was. "Door een droom", antwoordde hij op de desbetreffende vraag.
"Door een droom in mijn jeugd, toen ik zeventien was. Toen werd ik gewaar, dat ik
de gave van een fakir had". En hij voegde daar meteen aan toe, dat hij dit geheim
eigenlijk liever niet, dan wel had verteld
Douwe Andries Bijlsma, alias
Slappe Douwe, maar ook wel
De Boeiekoning, De Friese Fa
kir, Kapitein Nero en zelfs De
Doodsverachter genoemd, leef
de van 1896 tot 1967.
Hij was een overbekende figuur
in het oude Leeuwarden door
zijn optredens op straat. Overal
waar hij verwachtte een flink
publiek te kunnen trekken,
spreidde hij een oud kleed op
de stenen uit om z'n kunsten te
vertonen.
Hij legde zijn benen zelfs tot
hoge leeftijd moeiteloos in de
nek, hij beklom onbekommerd
met blote voeten een ladder,
waarvan de sporten uit vlijm
scherpe degens bestonden en
hij strekte zich graag met ont
blote rug op een spijkerbed uit,
waarbij hij dan zijn geëerd pu
bliek ook nog verzocht met een
voorhamer een dikke steen op
zijn borst kapot te slaan.
Ook wrong hij zich op miracu
leuze wijze door de nauwste
hoepels heen en liet hij zich
graag in de boeien
slaan, waarna
het hem al
tijd luk
te
dadige
jeugd.
zich binnen de kortste ke
ren te bevrijden. Verder
zag hij er geen been in
brandende fakkels als lol
lies in z'n mond te steken.
Kortom: de acrobaat en fa
kir Douwe Bijlsma stond
gewoon voor niets. Hij
bracht, als artiest van de
straat, altijd een nummer
dat er wezen mocht.
Die kunst moest natuur
lijk wel worden betaald
en wanneer er in de
ogen van de kun
stenaar letterlijk
te weinig centen
op het kleed
kwamen, kon
het gebeuren
dat hij zich
bitter be
klaagde met
de
mededeling,
dat men niet moest den
ken te doen te hebben
met een bedelaar. Daar
bij bleef Douwe Bijlsma
het kleinkunstenaarsvak
trouw tot z'n laatste
ademtocht, hoewel hij
zich genoodzaakt zag
ook een tijdlang als park
wachter de kost te ver-
«dienen: na de Tweede
[Wereldoorlog konden de
Leeuwarders de Boeie
koning in de Prinsentuin
in een soort politieuni-
form in actie zien bij
het, op de fiets,
achter
volgen
van bal-
Maar tenslotte keerde hij weer
helemaal tot zijn hartstocht te
rug en uiteindelijk kon hij zich
niet zonder trots de oudste
acrobaat van Nederland noe
men. En ook de laatste fakir in
ons land.
Niet lang voor zijn overlijden,
een dood in het harnas mogen
we wel zeggen, maakte hij ons
nog deelgenoot van een stout
moedig plan om zich onder wa
ter in een soort aquarium te la
ten knevelen, een levens
gevaarlijke stunt, waar hij
gewoon vol van was.
In het begin van 1963 werd De
Boeiekoning dus geïnterviewd
door een landelijke weekblad
en wel het tijdschrift De Spie
gel, dat nu niet meer be
staat. Douwe Bijlsma
was toen al bijna
zevenenzestig
jaar, maar hij de
monstreerde de
verbaasde ver
slaggever nog
alle kunsten,
waarmee hij
zich in
Leeuwarden
en wijde
omgeving
al zo lang
vermaard
had ge
maakt.
"Elke
avond leg
ik me in de
knoop",
zei hij
toen. "Ik
voel me
nog als
een jonge
kerel.
Maar daar
voor moet
ik wel trai
nen, trai
nen en
nog eens
trainen.
Elke avond doe ik
een kwartiertje le
nigheidsoefenin
gen. Als slangen
mens moet je dat
bijhouden. Daar
kun je voor oefe
nen. Voor de fakir
nummers is dat