EEN BERG VAN HERINNERINGEN 'T KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN (Vervolg van pag. 5) Een paar jaar geleden was ik met een oude Friese vriend van tegen de 90 in Grouw, waar hij bij een slager aldaar een grote biefstuk ging kopen, omdat deze, naar zijn zeggen, de malste biefstuk in het hele land verkocht. Deze slager had de gewoonte om een voor de dood bestemde koe eerst enige dagen in een stal tot volkomen rust te brengen. Hij verwende zo'n beest zo veel mogelijk en liet in zijn nabijheid zelfs een zacht muziekje spelen. Hij meende n.l. dat het voorvoelde, dat er iets vreselijks met hem stond te gebeuren en dat de daardoor veroorzaakte angst aanleiding was van een grote afscheiding van adrenaline, die de goede smaak van het vlees nadelig beïnvloedde. Vele vreemdelingen, vooral water sporters, die met hun scheepje naar Grouw kwamen, waren met deze omstandigheid be kend en de slager voer er wel bij. Zelf heb ik de proef op de som genomen en in een res taurant in Grouw van deze bief stuk geproefd en ik moet toe geven, dat ik nooit een malser en smakelijker stuk vlees heb gegeten. Het slagersvak is een vak, waarvoor men in de wieg moet zijn gelegd om het met liefde en bekwaamheid te kunnen uit oefenen en tot deze categorie behoorde mijn zwager, zoals al eerder gezegd, niet. Toch werkte hij altijd als een paard soms tot laat in de avond. Hij was dan bezig met het maken van fijne vleeswaren, het roken en koken ervan en wat er nog meer bij komt kijken. 's Zaterdags werd er tot 10 uur 's avonds in de winkel en de werkplaats daarachter gewerkt. Om 8 uur werd weliswaar de winkel voor de klanten geslo ten, maar dan werd er schoon schip gemaakt. Er werd ge zwabberd, geboend en ge poetst om 's maandags weer met een propere zaak voor de dag te kunnen komen. Men zou zeggen, dat zo'n man dan doodmoe moest zijn, maar daarna deed hij nog graag een spelletje schaak met mij, die in middels 16 jaar was geworden. Tot mijn eindexamen van de R.H.B.S. in 1921 - ik was toen nog net geen 17 jaar - heb ik ettelijke malen, nadat ik eerst de bioscoop - meestal de Leeuwarder op het eind van de Nieuwestad, omdat daar cow boyfilms werden vertoond en er ook artiesten op het toneel op traden - had bezocht, met hem een spelletje schaak gespeeld. Hij deed. dat niet onverdienste lijk, maar deed meestal ontzet tend lang over een zet, zodat ik vaak diep in de nacht thuis kwam en mijn zuster vaak woe dend uit bed kwam om te vra gen, wanneer er nu eindelijk gestopt werd met die nachtbra- kerij. Hij bleef dan onverstoor baar en smookte rustig verder zijn pijpje, terwijl wij moeite hadden om te voorkomen, dat zij de stukken van het bord veegde. 's Zondags gingen we vaak zei len met de grote tjotter, die Jaap bezat en waarin de hele familie, een man of zes, ge makkelijk plaats kon vinden. Toen ik nog klein was kroop ik dicht tegen mijn moeder aan, want ik was als de dood als het schip, bij het laveren in een stij ve bries, nogal scheef ging en het water bij de lage kant bijna over boord stroomde. Vooral mijn broer Bauke, 9 jaar ouder dan ik, genoot van deze zeilerij, maar ik zou de mensen, die voorspeld zouden hebben, dat ik later zeeman zou worden, voor gek hebben verklaard. Ik verafschuwde het water, dat mijn leven scheen te bedrei gen. Die afschuw heeft niet lang geduurd, want ik werd la ter een verwoed zeiler. Ik kreeg grote bewondering voor dr. van der Meer, die met z'n 7 meter 10 ettelijke wedstrijden won, zoals voor de gebroeders Ge- veke, die met een soortgelijk jacht zo prachtig dicht aan de wind konden zeilen. Toen ik het me later kon veroorloven heb ik ook zo'n schip gekocht. Voor Jaap, die de hele week al zo hard gewerkt had, eindigde zo'n zondag, die meestal voor het grootste gedeelte werd doorgebracht in de onvergetelij ke prachtige Oude Venen, vaak weer met zware arbeid. Op de terugtocht, die meestal veel te laat in de namiddag werd on dernomen, viel dikwijls de wind weg en dan moest de niet be paald lichte tjotter met de kloet worden voortbewogen. Kilome ters moest er soms geboomd worden voor we arriveerden op onze aanlegplaats in de Pot- marge achter de gardenierstuin van Jongma. Het was dan he lemaal donker en wij werden daar opgewacht door mijn woe dende vader, die meestal niet van de partij was en die zich dodelijk ongerust maakte over ons lange wegblijven. Jaap, die in zijn keuze niet vrij werd gelaten, had natuurlijk een heel ander vak moeten kie zen. Zijn interesses lagen op heel ander, meer ethisch, ter rein. Hij had een prachtige te nor en kon niet onverdienstelijk tekenen, schilderen en boetse ren. Zijn spare time bracht hij dan ook door met deze liefheb berijen. Hij was lid van een Leeuwarder zangkoor. Ik herin ner mij, dat hij eens met zijn zangtalent de Cinema Palace uit een dilemma redde. In die tijd werden er in de bioscopen stille zwart-wit films vertoond. EXPLICATEUR De beelden, die op het witte doek werden vertoond, werden afgewisseld door tussenschrif ten, die die beelden verduide lijkten. Soms was er ook een explicateur aanwezig, die, op weinig expressieve toon, uitleg gaf. De film werd ook altijd be geleid door een piano, die in een ruimte onder het doek stond opgesteld. Op een gege ven moment werd in de Cine ma Palace de film Paljazo ver toond en daarbij was een tenor ingehuurd, die, ongezien, in de ruimte onder het doek, het be kende lied van Paljazo zou zin gen. Nadat de film enige keren met deze zanger had gedraaid werd hij ziek en toen heeft Jaap hem vervangen. Niemand heeft ooit iets van deze plaats vervanging gekenmerkt. Hij boetseerde het hoofd van mijn vader op artistieke manier in klei. Het kopje bestaat nog steeds. HUMOR Hij had, evenals z'n broers een bijzonder gevoel voor humor. Vaak heb ik gelachen om de kwinkslagen, die hij met zijn zwager Rommerts, getrouwd met zijn zuster Rimie en direc teur van een Leeuwarder druk kerij, ten beste gaf. En om moppen, die hij taptemet jood se vakgenoten, die veel bij hem over de vloer kwamen. De joodse gijn is beroemd, vooral als die doorspekt wordt met jid- dische uitdrukkingen. Veel daarvan, zoals mazzel tof (veel geluk), sjikse (christenmeid), Niese (joodse vrouw), beheime (drek), jatmoos (geld), tiejeis (brandkast), lawaje (begrafe nis), sjikker of sikker (dronken), sjabbesgoie (christenvrouw, die bij Israëlieten op sabbath het werk doet), sjakes (stil), sjalom (vrede), om er maar enkele te noemen, waren mij toen al ver trouwd. Later, toen ik bij de Amsterdamse politie in de jo denhoek dienst deed, is dat vo cabularium nog aangevuld. Slagers, hoe eerbaar overigens hun beroep, staan nu niet be paald bekend, evenmin als zeelui, om hun salonfahige taal, maar niemand zou in mijn zwa ger, als hij hem niet kende, een slager hebben herkend. Hij was, zonder enige twijfel, een beschaafd man. Vloeken of grove uitdrukkingen heb ik hem nooit horen bezigen, zij het bij hoge uitzondering als hij zich kwaad maakte. Hij was zeer sober en sterke drank gebruikte hij zelden. Dat ik al vroeg de biertent van de onvergetelijke Klaas Eijgelaar bezocht was hem een doorn in het oog en hij stak dat niet onder stoelen of banken. Hij had, naar mijn mening maar één gebrek. Hij was té zuinig. Te zuinig voor zichzelf, want voor anderen kon hij, zoals ik al eerder heb aan geduid, best wat missen. Zui nigheid is natuurlijk een deugd, maar deze moet niet omslaan in wat de Engelsen zo typisch aanduiden met "pound foolish and penny wise". Met zijn han den was hij een zeer vaardig man en hij kon uiteenlopende technische reparaties zelf ver richten. Voor de huishouding kon dat er wel mee door, maar voor zijn zaak en zeker voor de étalage, hét reclamemiddel bij uitstek, had hij beter een vak man kunnen nemen. Deze blik vanger moest er natuurlijk spick-and-span uitzien en niet onsierd worden door aanbreng- selen, die door het kritisch oog als geknutsel konden worden aangemerkt. De slagerij had, waarschijnlijk, als een der eersten in den lan de, een van glazen wanden voorziene koelkamer, waardoor men de bouten vlees kon zien hangen, een schitterend ge zicht. Deze inrichting werd ge koeld door een machine, waar in een zwavelzuurstofverbin- ding werd verwerkt, waardoor de koeling tot stand werd ge bracht. Deze machine, een van de eerste pogingen om tot een goed koelsysteem te geraken, was behept met kinderziekten, die een, technisch goed onder legde en vakbekwame arts be hoefden. M'n zuinige zwager had daar natuurlijk een ter zake kundige technicus bij moeten roepen, maar, met zijn mis plaatste zuinigheid, zat hij er voortdurend zelf aan te prut sen, met het gevolg, dat er zwaveldampen ontsnapten, die alles, wat van metaal was, aan tastten en een onaangename, de keel prikkelende, geur ver spreidden. Hij besteedde aan deze knutselarijen veel te veel tijd, die hij beter voor zijn eigen werk had kunnen gebruiken. Nee, een zakenman was hij niet en mijn lieve zuster, met wie hij zestig jaar een uitste kend huwelijk heeft gehad, was allerminst een zakenvrouw. De boekhouding, een van de meest substantiële onderdelen van elke zaak, die zij werd ge acht bij te houden, bleek op een gegeven ogenblik niet te ontwarren, wat tot grote con sternatie aanleiding gaf. INTEGER MENS Maar wat hij wel was, en dat is voor mij van veel grotere im portantie, dat was een groot hartig, integer mens met een innerlijke beschaving, zoals ik er in mijn leven maar weinige ben tegengekomen. Door mijn later bestaan ben ik met, wat men pleegt te noemen, de meest vooraanstaande, ja, zelfs de groten der aarde, in aanra king gekomen, ik heb zaken met hen gedaan, met hen ge reisd, met hen aan bars geze ten in alle delen van de aarde, met hen feest gevierd, als na veel gemarchandeer een be langrijke zaak tot stand was ge bracht, met hen beschonken geweest als een zaak niet wou lukken, ik heb ze gekend in hun euphorieën en in hun de pressies. Met al hun uiterlijke glorie waren er maar weinigen, die, qua mens en qua karak ter, konden tippen aan de een voudige slager, die mijn zwager was. Ik heb wel meer mensen met eenzelfde gaaf karakter ontmoet en ik heb er een inten se binding mee gehad, maar het waren meestal mensen van de zogenaamde 2e en 3e en nog lagere échalon, waarmede ik contact heb gehouden. Een secretaresse, een Zwitser se, die in vijf talen perfect kon corresponderen en die mijn vol ledige vertrouwen had, heeft elk jaar tot aan haar 90ste, toen ze overleed, met Kerstmis acte de présence gegeven. Een chauffeur, die in de auto vele besprekingen heeft mee gemaakt, had, tot zijn overlij den, contact met mij. Een ge pensioneerde wachtmeester, die ik bij de rijkspolitie heb le ren kennen en die, als oud-re monte man mij goed heeft le ren paardrijden, belt me elk jaar om me met mijn verjaar dag te feliciteren en dan is er nog een sleepbootkapitein van Smit-Internationale, die ik als een van mijn beste vrienden beschouw. Met hem was ik, nu 10 jaar geleden, in de Noorde lijke ijszee met een enorm dok op weg naar Moermansk toen wij, tengevolge van een ver keerde inschatting van verschil lende weerbureaus, in een or kaan met de onvoorstelbare windkracht 14 op de schaal van Beaufort, verzeilden. Daardoor kwamen we in grote moeilijkhe den en als deze integere, be kwame en doortastende man, in die omstandigheden, zijn evenwichtigheid niet had be houden zou een kostbaar dok van honderden miljoenen gul den naar de haaien zijn ge weest en waren er 2 mensen, waaronder ik, verdronken. Met deze man, die zonder enige os tentatie is, drink ik af en toe nog wel eens een (stevig) bor reltje. Als men oud wordt en een ze kere ervaring heeft opgedaan, komt men tot de conclusie, dat het niet de ambitieuze lieden, die het zogenaamd ver ge bracht hebben, zijn, die zijn ge luk hebben bepaald, maar de eenvoudigen van geest, op wie men rotsvast kon vertrouwen. De eersten zijn weliswaar on miskenbaar om de algemene welstand te vergroten, maar hun dadendrang is meestal ge richt op eigen gewin. De ande re, die die ambitie niet hebben en met een eenvoudig bestaan genoegen 'nemen, zorgen er voor, dat de wereld niet al te zeer verhardt. Zij maken duide lijk, dat er nog andere dingen zijn dan geld, die bepalend zijn voor het menselijk geluk. Ik heb slagers gekend, die, met één winkel begonnen, een empori um wisten op te bouwen, zoals ook sommige, welbekende krui deniers dat in hun branche hebben gedaan. Zwager Jaap had dat ook kun nen doen, maar hem ontbrak de ambitie en waarschijnlijk ook het zakelijk inzicht. Hij is er niet minder gelukkig om geweest, want hij heeft tot aan zijn dood, zij het geen rijk, maar dan toch een behoorlijk bestaan gehad. Nadat hij zich uit zaken had te ruggetrokken werd de slagerij aan andere neringdoenden ver huurd en uit de huur, die hem toekwam en uit enige andere inkomsten, o.a. uit de bioscoop, kon hij rustig leven tot hij, op bijna 90-jarige leerfijd het tijde lijke met het eeuwige moest verwisselen. Ik prijs mij geluk kig, dat ik deze gave, integere man op mijn levenspad ben te gengekomen en dat ik, tot zijn dood, een vriendschappelijke omgang met hem heb mogen onderhouden. Moge dit opstel, als een post mortem, er toe bij dragen om de herinnering aan hem levendig te houden. •SLAAPSTEDEN Slaapsteden waren overnach tingsplaatsen voor straatven ters, kermisreizigers, ontslagen |bewoners der bedelaarskolo- jnies, bedelaars, kortom voor (mensen uit de onderste lagen der maatschappij, aldus dr. Kooperberg een eeuw geleden. Ze waren nagenoeg alle in nauwe stegen en straten gele- j gen, lieten weinig daglicht toe en muntten niet uit door zinde lijkheid. Men had er hier ter stede twaalf, die we vermelden met het aantal slaapplaatsen drie in de Reigerstraat (10,16 en 12 plaatsen), Blokhuissteeg (16), Aytasteeg (10), Wisse rraat (10), drie in de Ameland straat (8, 2, 16), Hoeksterpad (3), twee in de Boterhoek (40 en 48).

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1989 | | pagina 9