'VADERS' EN 'MOEDERS'
HADDEN EEN ZEER ZWARE TAAK
'T KLEINE KRANTSJE
IN HET OUDE DIACONIEHUIS
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 43
In het boek "Van Diaconiehuis tot Eigentijdse bejaardenvoorziening", geschreven
door de historicus A. van der Werf en verschenen ter gelegenheid van de verhui
zing van de Hofwijck van de Grote Kerkstraat naar de Dirk Zeperweg, schrijft de
auteur natuurlijk ook over de "Vaders" en "Moeders" die in het oude Diaconiehuis
de scepter zwaaiden. Dat waren altijd echtparen en het zijn er van 1759 tot 1955
in totaal slechts veertien geweest. Niet veel dus voor een tijdvak van bijna twee
honderd jaar, in welke periode één echtpaar er slechts vier jaar functioneerde,
maar andere paren er langer bleven dan twintig jaar.
Wie leest wat de auteur van
het net genoemde boek over
hen te vertellen weet moet wel
tot de conclusie komen, dat zij
een zeer zware taak hebben
gehad. Zij moesten hun autori
teit weten te handhaven tegen
over de niet altijd even gemak
kelijke bewonersgroep, die
doorgaans uit een honderd zie
len bestond en aan de andere
kant dienden zij het de vaak
streng toekijkende regenten en
regentessen naar de zin te ma
ken.
Aanvaringen, nu eens aan bak
boord, dan weer aan stuur
boord, waren dan ook niet altijd
te vermijden en de gevolgen
van die botsinkjes zijn keurig in
de boeken van het Diakonie-
huis genotuleerd.
Toen Vader Tuinman, die in
1859 met zijn werk begon, op
eigen initiatief een kleurrijk
bloemperk aanlegde en daarna
de regenten een toelage van
ƒ21,90 voor gemaakte kosten
vroeg, werd hij met drie rijks
daalders afgescheept plus de
mededeling, dat zijn bloemen
"private liefhebberij" waren:
niemand had voor het planten
opdracht gegeven en, eigen ini
tiatief werd niet op prijs gesteld.
EIGENMACHTIG
Het ontslaan van een dienstbo
de, zonder overleg met de re
genten, leverde het echtpaar
Tuinman wegens "eigenmach
tig optreden" een ernstige be
risping op. Ook werd Vader
verweten, dat hij duidelijk
plichtsverzuim pleegde door
onvoldoende controle op vuur
en licht, door het te laat sluiten
van de deur, door het soms
niet aanwezig zijn bij de cate
chisatie en wat al niet meer.
Ook Moeder Tuinman kon de
volle laag krijgen en haar werd
gezegd, dat het met de rein
heid, speciaal voor wat de kle
ding betrof, niet in orde was.
Maar dat nam ze niet en ze
deed even een boekje open
over de slechte staat van de
kleding, waarin zij de bedeel
den moest laten lopen.
Toen Vader Tuinman daarna
nog eens vergeefs een vergoe
ding voor al z'n mooie planten
vroeg, was de boot aan en ver
trok dit paar.
Het echtpaar Koomen, Vader
en Moeder van 1890 tot 1901,
deed het uitstekend, maar toch
kwamen er ook over hen ernsti
ge klachten binnen. Want wat'
werd er gefluisterd? Dat Vader
Een leuk hoekje van het oude Leeuwarden, zoals dat nu niet meer kan worden gefotogra
feerd. Want het aardige torentje, dat puntig oprijst achter het hoekhuis van het Jacobijner-
kerkhof en de Put, is al lang geleden verdwenen. Het was het torentje van de oude
Dominicus- of Paterskerk, die in de Speelmansstraat heeft gestaan. Voor ons zien we dus
de Monnikemuurstraat met rechts, nog net zichtbaar, een hoek van de Jacobijner- of Grote
Kerk. De foto is al lang geleden gemaakt; we moeten dan ook vrezen, dat de keurig
geklede heer, met bolhoed en witte sjaal, die op de fotograaf toeloopt, nu niet meer
bestaat. Datzelfde geldt trouwens voor de andere meneer op de plaat, die zich, met een
tas of kistje onder de arm, richting Jacobijnerkerkhof voortbeweegt. Heel rustig en kalm
natuurlijk, want dat is de typische uitstraling van zoveel foto's uit het verre verleden:
iedeceenheeftde tijd, niemand heeft haast
Vader Schutte wou graag wat kippen houden. Te gek om los te
lopen, natuurlijk. En moeder Schutte trad ontactisch en zelfs te
hardop
op zondag met Moeder tegen
de voorschriften in uit wande
len ging en daarbij notabene
zelfs "plaatsen van uitspan
ning" bezocht.
Bij hun opvolgers, Vader en
Moeder Walstra (aangesteld in
1901), begon het onmiddellijk
klachten te regenen: de soep
was slecht, de rapen waren
niet gaar, het personeel was
ongehoorzaam en Vader was
niet streng genoeg. Hij ging te
familiair met de bedeelden om,
hij zag er niet tegen op met
hen te gaan kaarten en hij be
speelde soms een harmonica.
Kortom: hij maakte er een ben
de van. Dus gaven de regenten
de Walstra's de kans tot 12 au
gustus 1902 om orde op zaken
te stellen, anders volgde er on
verbiddelijk ontslag.
Die waarschuwing moet gehol
pen hebben, maar in 1905 was
er weer een conflict: op Sinter
klaasavond verordonneerde
Vader eigenmachtig, dat de be
woners 's avonds om zes uur
al binnen moesten zijn, waar
door hij velen dupeerde, die de
avond bij de kinderen hadden
willen doorbrengen.
Op een zondag in 1910 besloot
Vader Walstra zomaar uit vis
sen te gaan, terwijl zijn vrouw
en de verpleegster er ook niet
waren - daardoor moesten de
bewoners zonder geleide naar
de Westerkerk. Weer een punt,
waarover uitvoerig moest wor
den gedelibereerd: mocht Va
der op zondag wel uit vissen
gaan?
EEN HOND...
Toen, potdorie, schafte Vader
Walstra zich een hond aan en
dat was zeker iets, waarin de
regenten niet hadden voorzien.
Het beest viel meteen nog een
van de broeders lastig ook en
toen was men het er gauw over
eens: hij mocht de hond hou
den, maar die moest dan wel
worden vastgelegd.
Al met al duurde het toch nog
tot 1925, dat het echtpaar Wal
stra vertrok - het had zich on
danks alles dus bijna een
kwarteeuw weten te handha
ven. Met zeshonderd gulden
pensioen ging het echtpaar de
deur uit, maar toen het in een
advertentie in de krant las, dat
zijn opvolgers achthonderd gul
den pensioen in het vooruitzicht
werd gesteld, vroeg Vader Wal
stra voor zich zelf een hoger
pensioen. Hij kreeg het niet.
Had Vader Walstra in het huis
een hond gehad, Vader Schut
te, wiens dienstverband in 1925
begon, zou dolgraag wat kip
pen willen houden. Ook daar
moest door de regenten lang
en breed over worden gepraat.
Kippen in het Diaconiehuis? De
een was voor, de ander tegen.
Tot iemand in de vergadering
laconiek meedeelde, dat Vader
Schutte het hok voor de kippen
al klaar had staan. Dat deed de
deur dicht: het verzoek werd af
gewezen.
In 1932, na zeven jaar, vertrok
ken de Schutte's na herhaalde
klachten, dat Moeder Schutte
ontactisch en zelfs te hard zou
hebben opgetreden.
Na hen kwamen er nog twee
echtparen als Vader en Moeder
in het huis, eerst het echtpaar
Van der Schaaf (1932-1949) en
tenslotte het echtpaar Doorne-
veld (1949-1955). Toen werd er
voor het eerst een directeur be
noemd en kwam er aan het bij
na tweehonderdjarige tijdvak
van Vaders en Moeders in het
Diaconiehuis een eind.